Het goede open interview
Iedereen weet wat een goed interview is. Op basis van jarenlange blootstelling aan interviews op televisie weten we namelijk precies wie er goede interviewers zijn en wie er absoluut nooit meer een Zomergasteninterview mag houden*. Deze bijdrage is dus eigenlijk overbodig.
Door Gerben Moerman
Interviews met vragen waarbij de antwoordmogelijkheden niet vooraf zijn vastgelegd, zogenaamde open interviews, zijn nog steeds populair in de sociologie. Zowel kwalitatief als meer kwantitatief georiënteerde sociologen maken in enige fase van de dataverzameling gebruik van deze methode. Sommigen gebruiken het slechts om de operationalisering van enquêtes ‘informeren’, bijvoorbeeld om te controleren of mensen uit de onderzoekspopulatie wel hetzelfde verstaan onder noties als allochtonen, de buurt, of vrienden. Voor andere onderzoekers daarentegen vormen open interviews de primaire, of zelfs de enige, bron van informatie in het onderzoek. Hierin verschilt een wetenschappelijk interview van een televisie-interview: het doel is niet om ‘infotainment’ te verzorgen of onthullend te zijn, maar om informatie ter beantwoording van de onderzoeksvraag te genereren. Mooie uitspraken en anekdotes zijn mooi meegenomen voor aansprekende citaten, maar zijn niet het hoofddoel.
Naast de brede groep gebruikers is ook de toepassing van het open interview breed. De vormen waarin een open interview gehouden worden, verschillen enorm. Van gestructureerde focused interviews, tot zeer ongestructureerde interviews; van korte interviews van slechts een half uur, tot oral history-interviews van vele uren. De vele vormen zijn een consequentie van de verschillende inhoudelijke doelstellingen die er aan open interviews worden gegeven. Een interview met als doel om zoveel mogelijk biografische informatie te verkrijgen, leidt tot een heel andere interviewvorm, dan een interview in een vooronderzoek waarin de onderzoeker alleen te weten wil komen waarom een respondent bij een bepaalde vraag ‘mee eens’ heeft aangekruist. Er zijn dus vele toepassingen en vormen van het interview.
Tóch weet ieder voor zich heel goed wie wel of juist niét het Zomergasteninterview moet houden. We zijn het daarin vaak absoluut niet met elkaar eens, wat te lezen valt in reacties op internet. In de ene reactie is iemand voor een terugkeer van Adriaan van Dis, de ander zweert bij Joris Luyendijk en weer een ander vindt Margriet van der Linden een verademing. Met andere woorden: individueel weten we heel goed wat een goede interviewer of een goed interview is, maar samen zijn we het er niet over eens. Blijkbaar gebruiken we hele verschillende criteria om het Zomergasteninterview te beoordelen. In de wetenschap ligt dat eigenlijk niet zo heel anders.
Het blijkt lastig om met al de verschillende vormen van open interviews en vele inhoudelijke doelstellingen het eens te worden over wat een goed interview is. Er zijn auteurs die komen met lijstjes van kwalificaties waaraan een goede interviewer moet voldoen. Zo noemt Kvale (2007) er bijvoorbeeld tien. Een goede interviewer is volgens hem: goed geïnformeerd, duidelijk, zachtaardig, sensitief, open, kritisch en kan goed sturen, structureren, herinneren en interpreteren. Heel wat mensen zullen dit lijstje onvolledig of zelfs eenzijdig vinden. Toch is een dergelijk lijstje heel handig om te gebruiken bij het selecteren van interviewers of wanneer je zelf gaat interviewen, om te bepalen aan welke aspecten je nog moet werken. Het probleem is echter dat deze kenmerken nooit gebruikt kunnen worden om een interview te beoordelen. Ten eerste kan de briljante interviewer een slechte dag hebben en ten tweede is er in een interview altijd sprake van een ander individu, namelijk de geïnterviewde. Bij de ene geïnterviewde kan een zachtaardige handelswijze goed werken, terwijl bij de ander een bottere aanpak een beter interview oplevert. Een dergelijk lijstje kwalificaties is dus handig voor selectie en training, maar een stuk minder handig om te gebruiken ter beoordeling van de kwaliteit van een interview.
Ter beoordeling van de interviewer is het dus veel beter te kijken naar het interviewergedrag in de context van het gedrag van de geïnterviewde en vooral naar duidelijke interviewerfouten, zoals het overslaan van hele topics of vragen of het stellen van foutieve vragen of niet doorvragen. Of het suggereren en daarmee inhoudelijk sturen van antwoorden. Welke andere indicatoren kunnen dan dienen om de kwaliteit van een research interview te bepalen? Wanneer interviewers bij de koffie over een goed interview praten, wordt vrijwel altijd gezegd hoe goed de sfeer of het ‘ rapport’ was en hoe lang een interview wel niet duurde. Rapport, de zogenaamde vertrouwensband tussen de interviewer en de geïnterviewde, is echter uitermate lastig vast te stellen. In mijn promotieonderzoek (Promotie 16 april 2010) naar doorvraagtactieken in open interviews, liet ik - tegen beter weten in - de interviewers na afloop op een 5 puntsschaal van ‘zeer slecht tot zeer goed’ aangeven of de vertrouwensband goed was. Het resultaat van deze zelfevaluatie was dat in 86 % van de 211 ingevulde antwoorden de interviewer vond dat er een goede tot zeer goede vertrouwensband was.
Nu waren de door mij getrainde interviewers ongetwijfeld uitermate goed, maar het lijkt me niet juist om een zelfinschatting als indicator van een geslaagd interview te nemen. En het is ook maar de vraag of het doel van een wetenschappelijk open interview is om vrienden met de geïnterviewde te worden. In serieuze publicaties wordt de lengte van het interview nooit als indicator genoemd, aangezien de lengte van een interview absoluut niet betekent of de uitgebreide antwoorden relevant zijn voor de onderzoeksvraag. Het doel is dus evenmin om interviewers en geïnterviewden van de straat te houden. Zoals gezegd, is het doel van een wetenschappelijk open interview om informatie te verkrijgen waarmee een antwoord op de onderzoeksvraag kan worden gegeven.
Validiteit, in de zin van accuraatheid van het antwoord, is daarom een heel zinnig criterium. Om te kijken of een interview goed is, hoeft slechts bepaald te worden of de waarheid gesproken wordt (of het antwoord accuraat is). Het enige probleem is echter dat in de meeste gevallen onderzoekers juist open interviews houden om aan bepaalde specifieke informatie te komen, validatie is dan nogal lastig. Als je al weet hoe mensen ‘Amsterdammers’ categoriseren en classificeren, waarom zou je dan nog die open interviews doen? Wat zijn dan wel goede indicatoren? De belangrijkste indicator is natuurlijk of er een antwoord is gekomen op de onderzoeksvraag en de inhoudelijke doelstelling dus is bereikt. Is dit niet het geval, dan is er duidelijk ergens iets misgegaan. Daarbovenop kan de onderzoeksvraag in het ene interview beter beantwoord zijn, dan in het andere. Een beter interview is dan een interview, waarin er meer, meer specifieke, meer brede, meer persoonlijke en duidelijkere relevante informatie naar voren komt. Hoe meer informatie is verkregen in antwoord op de onderzoeksvraag, hoe beter het interview is. Hoe breder en specifieker de informatie, hoe minder groot de kans is dat er aspecten missen. Hoe persoonlijker de informatie is, is niet altijd relevant, maar kan wel gezien worden als hoe meer ‘open’ de geïnterviewde is geweest. Hoe minder onduidelijkheden, hoe beter de informatie geïnterpreteerd kan worden.
Hoewel het een flinke klus is, is het goed mogelijk om de informatie - verkregen uit een open interview – op deze aspecten te coderen en uiteindelijk tot een stevigere bepaling te komen van de kwaliteit van een interview. Het beste open interview is dan simpelweg het interview dat de meeste, de meest specifieke, de meest brede, de meest persoonlijke en de meest duidelijke relevante informatie oplevert, zonder dat er tijdens het interview al te veel foutief interviewergedrag is vertoond. Misschien moeten we daarom de komende zomer dan maar eerst coderen, voordat we bij de koffie zeggen dat het Zomergasteninterview weer niet goed was!
* Zomergasten is een langlopend populair interviewprogramma op de Nederlandse televisie, waarin gasten drie uur lang worden geïnterviewd.
Literatuur over dit onderwerp
Kvale, S. (2007). Doing Interviews. London: Sage Publications.
Moerman, G. A. (Geplande Promotie 16 april 2010). Probing Behaviour in Open Interviews: A Field Experiment on the Effects of Probing Tactics on Quality and Content of the Received Information. VU, Amsterdam.
Gerben Moerman is docent aan de Universiteit van Amsterdam en promovendus aan de Vrije Universiteit in Amsterdam