Home » Artikel

Van vage beroepen tot vruchtbaarheid

Grote driegeneratiegezinnen en massaal (moeten) huwen op jonge leeftijd; hertrouwen met het lijk nog warm in huis en emotionele onderkoeldheid bij de begrafenis van kinderen… Als we denken aan ‘vroeger’, hebben we vaak clichématige beelden. Recent gezinssociologisch onderzoek aan de K.U.Leuven achterhaalt deze clichés met nieuwe historisch-demografische data.

Door Koen Matthijs

Vlaams historisch-demografisch onderzoek ontmantelt clichés over vroeger

Gedreven door neurotische twijfelzucht startten enkele leden van de onderzoeksgroep Gezin en Bevolking van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek aan de K.U.Leuven in 1995 met het verzamelen van historisch-demografische data. Tot dan had die groep vooral hedendaags gezinssociologisch onderzoek gedaan. Maar de confrontatie met clichés over ‘vroeger’ deed de historische interesse toenemen. Naarmate de ontsluiting en de verwondering toenamen, werden de doelstellingen ambitieuzer. Dat vertaalde zich in een bredere dataverzameling uit meerdere registers, allemaal onderling gekoppeld. Vijftien jaar onderzoek leverde vervolgens een rijke oogst aan bevindingen op. De onderzoeksgroep verdiepte zich onder meer in de evolutie van huwelijk en hertrouw, gezinsgrootte en langlevendheid. Er volgde onderzoek naar historische beroepen en sociale mobiliteit. Als klap op de vuurpijl sleepte de onderzoeksgroep de benodigde middelen binnen voor de opzet van een Historische Steekproef Vlaanderen en de oprichting van de Wetenschappelijke Onderzoeksgemeenschap Historische Demografie. Dit artikel biedt een overzicht van opvallende inzichten die en passant onthuld werden.

Huwelijkssluiting

De eerste historisch-demografische onderzoeksprojecten van de Leuvense onderzoeksgroep waren klassiek – ze handelden over de frequentie, de karakteristieken en de evolutie van huwelijk en hertrouw in de 19de eeuw. De data kwamen uit de 19de-eeuwse huwelijksakten. Wij kozen voor die akten omdat die veel informatie bevatten, niet alleen over de huwelijkssluiting zelf, maar ook over de huwenden, hun ouders en de getuigen. Dat levert informatie op over een ruim sociaal netwerk. Dat netwerk werd in verband gebracht met allerlei langetermijnprocessen zoals de modernisering, de civilisatie, de emotionalisering van gezinsrelaties, de uitbouw van de meritocratie, en wijzigende intra- en intergenerationele verhoudingen. Kortom: een sociologisch wingewest. Daarop aansluitend werd een onderzoekslijn uitgezet die ook vandaag nog wordt ontwikkeld: de kenmerken en de evolutie van leeftijdshomogamie bij huwelijk. Partnerkeuze op microniveau leert veel over macrosociale breuklijnen, zoals de mate van open- en geslotenheid van de samenleving. In de eerste projecten ging ook veel aandacht naar de studie van de demografische transitie, de overgang van hoge naar lage geboorte- en sterftecijfers. Daarvoor werden gegevens verzameld over de levensloop van drie 19de-eeuwse generaties (geboren in 1830, 1850 en 1864) in Leuven. Die generaties werden gedurende hun hele vruchtbare levensfase gevolgd op huishoudelijk, relationeel en reproductief vlak. Met die data kan de langetermijnevolutie van de huwelijksvruchtbaarheid gereconstrueerd worden. Hier bleek dat de clichés niet kloppen: Leuvense echtparen hielden ook vóór de transitie controle over hun vruchtbaarheid, niet door afstel maar door uitstel.

Lang leven

Ietwat minder klassiek was de bijdrage aan de studie van postreproductieve langlevendheid. Het schijnt vreemd te zijn dat de menselijke soort gemiddeld nog lang blijft leven nadat de reproductieve levensfase is afgesloten; evolutionair gesproken hoor je dan snel dood te gaan, tenzij er iets anders (evolutionairs) in het geding is. Die vaststelling leidde tot geanimeerde discussies tussen éénogige genetici en omgevingsfundamentalisten. Een onderzoek met een dataset (18de-19de eeuw) van een Vlaams dorp (Moerzeke) bevestigde dat biologische mechanismen een rol spelen in het intergenerationeel doorgeven van lang leven, maar er bleek ook dat dit biologisch potentieel alleen wordt gerealiseerd onder bepaalde sociale omstandigheden. Iedereen tevreden dus. In een ander onderzoek werd nagegaan of er een effect is van het aantal zonen op de levensverwachting van moeders. Volgens een bepaalde hypothese tasten mannelijke embryo’s het immuunsysteem van de moeder aan – dat zou te maken hebben met verhoogde testosteron – waardoor die moeders gemiddeld sneller doodgaan dan moeders met minder zoons of met alleen dochters. De eigen analyse leerde dat die verklaring niet houdbaar is. Er bleek dat zonen die minstens vijf jaar oud werden dit effect veroorzaakten, niet zij die stierven voor hun vijfde. Dat spreekt de testosterongedachte tegen. Een alternatieve verklaring is voedselcompetitie. Die wordt gedomineerd door mannen: hoe meer zonen er in het huishouden zijn, hoe minder er overblijft voor de vrouwen, ook voor de moeder.

Vage beroepstitels

Historische beroepenclassificatie is moeilijk, zo ondervond de onderzoeksgroep bij het verzorgen van de Belgische bijdrage aan hisco (Historical International Standard Classification of Occupations). Dat heeft te maken met terminologische verwarring (de betekenis van een beroep verschilt naar tijd, plaats en taal), en met het feit dat de criteria om beroepen te klasseren, veranderen. En als de classificatie eenmaal klaar is, beginnen de problemen pas: het uitwerken van een klassenschema, een rangorde, een hiërarchie. Sociale mobiliteit is in de (historische) sociologie een van de belangrijkste onderzoeksthema’s. Het startpunt om dat te bestuderen is sociale positie, en die wordt vaak gemeten via het beroep; in historisch onderzoek is dat gemakkelijker dan inkomen, onderwijs of ‘prestige’. Beroepen worden vermeld in historische bronnen, ze zijn dus easy to catch, maar ze zijn ook hard to eat. Beroepstitels zijn vaag (hoe rijk of hoe machtig is een ‘handelaar’?) en ze zijn gekleurd (wat is een ‘huisvrouw’?). Hun betekenis verandert door de tijd heen en verschilt van regio tot regio. Recent hebben nieuwe methodologische ontwikkelingen het debat over de waarde en het gebruik van beroepstitels gedynamiseerd. Er zijn immers meer en grotere bestanden, en zo wint men aan breedte wat men aan diepte verliest.

Mammoetopdracht

Na inventariserende verkenning volgde begeesterende obsessie. Met de steun van het Fonds voor Wetenschappelijke Onderzoek Vlaanderen en het Onderzoeksfonds van de K.U.Leuven werd een langetermijndoel gesteld: de opzet van een Historische Steekproef Vlaanderen. Demoflandria was geboren. Die mammoetopdracht moet ergens beginnen, en de keuze viel op de stad Antwerpen. Er is niet alleen relatief weinig historisch-demografische informatie over die stad, ze was in de 19de eeuw ook een sociaal en cultureel laboratorium door de massale expansie van de havenactiviteiten. Er werd geopteerd voor een alfabetische steekproef, met de eerste letters van de familienaam als selectiecriterium. Na onderzoek viel de keuze op de letters cor * (dus Corijn, Coreman, Cornelis, enzovoort). Vervolgens werd de beschikbare informatie uit alle historische bronnen van alle Antwerpse cor –personen verzameld en opgenomen in een databank. Toen dat proces was voltooid, werden de gegevens gekoppeld: alle informatie-elementjes van hetzelfde individu (en vervolgens van hetzelfde huishouden) werden samengevoegd tot levenslopen en tot gezinscarrières. De onderzoeksperiode startte in 1846 en werd afgesloten in 1920. Het gaat dus om drie generaties. Maar no control, no conclusion, en dus werd de dataverzameling spoedig uitgebreid van Antwerpen- stad naar het hele arrondissement Antwerpen. Er is dus een vergelijking mogelijk tussen autochtonen en allochtonen, eerste en tweede generatie migranten, stedelingen en plattelanders. En dat telkens intra- en intergenerationeel. Op de Nederlandse Demografiedag (zie kader) worden de eerste cor -onderzoeksresultaten gepresenteerd. Opnieuw zullen demografische data ons doen twijfelen aan wat we denken te weten over ‘vroeger’.

Literatuur

Matthijs, Koen (2001), De mateloze negentiende eeuw. Bevolking, huwelijk, gezin en sociale verandering. Leuven: Universitaire Pers Leuven

Van Bavel, Jan (2002), Van natuurlijke naar gecontroleerde vruchtbaarheid. Geboortebeperking in Leuven (1846-1910). Leuven: Universitaire Pers Leuven

Van de Putte, Bart (2005), Partnerkeuze in de negentiende eeuw. Klasse, geografische herkomst, romantiek en de vorming van sociale groepen op de huwelijksmarkt. Leuven: Universitaire Pers Leuven

Van Bavel, Jan & Jan Kok (eds.), (najaar 2009), De levenskracht der bevolking. Sociale en demografische kwesties in de Lage Landen tijdens het Interbellum. Leuven: Universitaire Pers Leuven

Van de Putte, Bart & Erik Buyst (najaar 2009), ‘Mesasuring Social Stratification in Historical Research. An Overview of Old Problems and New Methods.’ Themanummer van het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis.

 

Koen Matthijs is gewoon hoogleraar aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek van de K.U.Leuven. Zijn specialisaties zijn historische demografie en hedendaagse gezins- en bevolkingssociologie.
 

Dit artikel is eerder verschenen in Sociologie Magazine nummer 3 van 2009. U kunt het nummer hier bestellen of een abonnement nemen.