Home » Artikel

‘Als bestuurder heb je een veel mooier beroep dan op de universiteit’

Sinds 2006 heeft de Bijlmer een socioloog als wethouder. De uit Kameroen afkomstige Jude Kehla-Wirnkar laat zich uit over de relatie tussen sociologie en zijn werk als wethouder in Amsterdam Zuidoost, over armoede en over de vele sociale projecten waar hij verantwoordelijk voor is. ‘Ik merk hier dat ik veel meer dan ik dacht een socioloog ben.’

Door Iris van Huis

Hoe ervaarde u de overstap van de universiteit naar de politiek? ‘Als bestuurder heb je een veel mooier beroep dan op de universiteit, omdat je je met veel concretere dingen bezighoudt. Je moet hier natuurlijk ook veel denken, mede doordat dit een ingewikkelder stadsdeel is dan de meeste. Er zijn hier veel mensen die meer aandacht nodig hebben. Maar ik kan hier iets betekenen met mijn kennis.’

Is sociologie een goede achtergrond voor uw werk als wethouder?

‘Als socioloog bestudeer je de mens en de maatschappij. In de politiek heb je natuurlijk mensen nodig die kunnen analyseren waar wij staan in de maatschappij. Mensen die mondig zijn en beweringen kunnen doen over wat er gaande is. Wat dat betreft was het voor de PvdA nuttig om mij erbij te hebben. De vraagstukken waar ik mij druk om maak als socioloog, zoals armoede en sociale cohesie, zijn bovendien kernbegrippen in de sociale democratie. Ik heb veel geschreven over illegale immigratie en hoe mensen overleven aan de onderkant van de samenleving. Dat heeft ervoor gezorgd dat ik de portefeuille met deze onderwerpen kreeg toegewezen.’

Waar bent u opgeleid tot socioloog?

‘In Ierland, aan het Trinity college en aan de University of Bath, in Engeland. Een daar werkzame Nederlandse socioloog heeft mij naar Tilburg gehaald, waar ik ben afgestudeerd op het onderwerp vergrijzing. Na mijn afstuderen werkte ik zes jaar als onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Daarna ben ik als hoofd van de politieke debatten in De Balie gaan werken (cultureel en politiek debatcentrum in Amsterdam, IvH). Dat betekende eigenlijk een voortzetting van mijn werk aan de universiteit. Je kiest een relevant onderwerp, definieert het probleem en zoekt verschillende partijen die daarover van mening verschillen. Je bekijkt waar de knelpunten zitten en wat de feiten zijn. Net als bij sociaal-wetenschappelijk onderzoek.’

Hoe is dat bij uw huidige baan als wethouder?

‘Ik merk hier dat ik veel meer dan ik dacht een socioloog ben. Om te beginnen heb ik een gedegen probleemdefinitie van mijn medewerkers geëist. Dat is de bread and butter van mijn wetenschappelijke opleiding. Als wij iets willen doen aan armoede, dan moeten wij ook weten, wat is armoede? Wat vinden wij van armoede, binnen de context van de gemeenschap waarin wij leven? Wie is er arm? Hoeveel zijn het er? In welke wijken? Op basis daarvan maken we een plan van aanpak. Omdat ik socioloog ben, begin ik abstract tot ik helemaal weet waar het over gaat. Sommige van mijn collega’s zouden dat anders doen.’

Remmen uitgebreide probleemdefinities en metingen het nemen van beslissingen niet af?

‘Nee, het betekent alleen maar dat het even meer tijd, energie en geruzie kost, maar wanneer we klaar zijn, staat dat document als een huis. Dat kan dan door iedereen gebruikt worden, niet alleen in Zuidoost maar ook daarbuiten. Neem nou de Huis aan Huis Aanpak, een methode om bij mensen achter de deur te komen. We hebben de vinger gelegd op waar het probleem ligt: wat houdt mensen nu eigenlijk tegen? We hebben geanalyseerd welke instanties verantwoordelijk zijn voor het oplossen van welke problemen en brengen nu de mensen in contact met de juiste instanties. Het is ons zelfs gelukt om private marktpartijen te interesseren voor ons armoedebeleid. Woningcorporaties en zorgverzekeringsmaatschappijen stoppen er geld in.’

Is er armoede in Zuidoost?

‘Je ziet het niet echt goed. Door de manier waarop we onze architectuur hebben georganiseerd, is het risico van het anonimiseren van ellende erg groot. Veel gezinnen hebben de autonomie verloren over hun eigen huishouding. Ik heb te maken met gezinnen die enveloppen niet meer durven te openen omdat ze bang zijn om hoge rekeningen te zien. Als je daar komt zie je zó’n stapel. Als de uitkering de vierentwintigste wordt betaald, merken ze de achttiende vaak dat er niets meer is. Vandaar dat we ook een voedselbank hebben.’

Vergelijkt u het wel eens met armoede in Kameroen?

‘Ik probeer het niet te doen, omdat ik weet dat de realiteit daar heel anders is. Als je geen dak boven je hoofd hebt kun je overleven in Afrika, maar hier ga je dood in de winter. We leven hier natuurlijk in een verzorgingsstaat waar de risico’s worden gedekt als het inkomen wegvalt. Hier heb je een bijstand van 685 euro. Sommige huishoudens komen daarmee niet uit en dan moet je kijken naar die realiteit.’

Hoe weet je of de vele sociale projecten in Zuidoost goed werken?

‘Monitoren. Bij de Huis aan Huis Aanpak is dat heel goed te doen. Er is een meting vooraf en achteraf. De resultaten presenteer ik aan de raad. Zo proberen we dat ook bij andere projecten te doen, maar soms is het moeilijker. Neem nou het diversiteitsbeleid. We geven geld uit aan diversiteit. Dat betekent dat je organisaties financiert die hun bestaansrecht ontlenen aan het feit dat ze mensen van diverse pluimage bij elkaar brengen. Zo’n organisatie organiseert een bijeenkomst en schrijft een rapportage waarin staat dat er honderd mensen zijn geweest ‘en iedereen had het naar hun zin’. Maar wat heeft zo’n bijeenkomst nou gedaan voor diversiteit in onze samenleving? Daar kun je alleen maar naar gissen.’

Wat vindt u van de diversiteitsprojecten?

‘Ik ben natuurlijk niet de enige die daarover gaat. Het college beslist over de subsidies en dat gaat ter controle naar de raad. Maar het levert iets op. De vraag is natuurlijk wat en hoeveel. Kunnen we ons geld misschien beter uitgeven? Het meteen allemaal maar opheffen omdat het niet aantoonbaar een werking heeft, doet geen recht aan het systeem zoals het nu functioneert. Er zullen natuurlijk altijd gaten in zitten, maar op deze manier geef je het maatschappelijk middenveld de ruimte om zelf dingen te doen. Dat faciliteer je.’

Socioloog Jude Kehla-Wirnkar is wethouder armoedebestrijding in de Bijlmer
Iris van Huis is socioloog en redacteur van Facta

Dit artikel is eerder verschenen in Facta nummer 2 van 2008. Sinds 2009 heet Facta Sociologie Magazine. Wilt u meer artikelen lezen? Bestel dan oude nummers na of neem een abonnement.