‘Een echte stad herken je als je de trein uitstapt'
Vier wetenschappers leggen we een stelling over de stad voor die zij vanuit hun expertise aanscherpen of verwerpen. Socioloog Jan Vranken, architectuurhistoricus Michelle Provoost, socioloog en architect Sabine Meier en techniekonderzoeker Anique Hommels schijnen hun licht over de stad. ‘Een stad hoeft niet alleen voor nette buurten te gaan.’
Door Désirée van der Jagt
Stelling: Een succesvol stedelijk beleid draait om werk
Socioloog Jan Vranken bijt het spits af. Hij is hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Antwerpen. Met hoogleraar Grootstedelijke vraagstukken Jack Burgers van de Erasmus Universiteit Rotterdam schreef hij de praktische handleiding ‘Hoe maak je een succesvol stedelijk ontwikkelingsprogramma’. Deze aanbevelingen zijn gebaseerd op ervaringen in negentien steden in negen Europese landen.
Jan Vranken: ‘Zoek bewoners op in hun eigen leefomgeving’
‘Een succesvol stedelijk beleid vergt meer dan alleen werk te maken van werk. Het draait om een volledig geïntegreerd plan waarin de prioriteiten duidelijk moeten zijn. Een van die prioriteiten zijn de mensen die in die stad wonen. Vanaf het begin moeten zij bij de plannen worden betrokken. Je moet ze laten meedenken over de plannen en tegelijkertijd ook de ruimte geven om hun gal te spuwen.’
Meer dan buurtbarbecues
‘Bewonersparticipatie is dikwijls het vijfde wiel aan de wagen van stedelijke initiatieven. Het wordt als noodzakelijk kwaad gezien. Dit terwijl het plan vaak staat of valt bij de steun van de bewoners. Participatie gaat in mijn optiek veel verder dan louter communicatie en informatieve feestelijkheden. De vorm en inhoud van de participatie moeten recht doen aan de verschillende bevolkingsgroepen in het gebied. Nu speelt daarbij vaak een Mattheüseffect: wie al heeft, krijgt nog meer. De organisatie, de agenda en de taal die wordt gebruikt, is meestal op de middenklassen afgestemd. Om niet alleen de middenklassen maar alle groepen te bereiken, moeten de plannenmakers de bewoners in hun eigen leefomgeving gaan opzoeken. Als ook het scheppen van werkgelegenheid een wezenlijk onderdeel is van de plannen dan moet elk beleid, programma of project zijn gebaseerd op het besef dat werkloosheid slechts één dimensie van sociale uitsluiting vormt. Voor het creëren en sterker maken van informele of lokale netwerken moet daarom een gunstige context worden ontwikkeld met concrete projecten. Dat gebeurt niet alleen en vooral door het organiseren van buurtbarbecues, maar juist door het scheppen van een omgeving die tot netwerkvorming en cohesie uitnodigt. Daartoe moet de publieke ruimte positief worden ingericht en moet aandacht worden geschonken aan het uitbouwen van publieke voorzieningen en ondersteuning.’
Een beetje gevaarlijk
‘En een stad hoeft niet alleen voor nette buurten te gaan. Als je het station van een grote stad uitloopt, wil je die grote stad zien en ervaren. Een echte stad herken je dus al op het moment dat je de trein uitstapt. Het is er wezenlijk anders dan een dorp. Een stad is misschien een verzameling dorpen, maar het is geen dorp. Natuurlijk moet er wat aan criminaliteit, vervuiling en hinderlijk gedrag worden gedaan, maar een stad moet ook een beetje gevaarlijk en spannend blijven. Een algemeen standaardlijstje voor succesvol stedelijk beleid is overigens niet te maken. In onze handleiding hebben we negentien steden in negen Europese landen bekeken, op basis van statistisch materiaal, aangevuld met interviews met veldwerkers en met sleutelpersonen uit het beleid. In Wallonië en Schotland zijn de steden bijvoorbeeld opgebouwd rond industriële gebieden. Dat vergt een andere aanpak voor stedelijk beleid dan bijvoorbeeld in Nederland. Dan verschilt ook de zeggenschap nog van land tot land. Vlaanderen heeft bijvoorbeeld autonomie en kan een geheel eigen beleid voeren. Dat heeft dus consequenties voor het stedelijk beleid. Natuurlijk zit er wel enige gelijkwaardigheid in het opzetten van een succesvol stedelijk beleid, zoals de rol van de bewonersparticipatie en de manier waarop het scheppen van werkgelegenheid in het plan wordt betrokken, maar uiteindelijk moet toch per stad of buurt worden gekeken wat nodig is om beleid succesvol te laten zijn.’
Stelling: De stedelijke middenklasse zoekt veligheid
Sabine Meier is socioloog bij de Universiteit van Amsterdam. Meier, van oorsprong architect, onderzoekt de relatie tussen smaak en woonkeuze. Voor haar promotieonderzoek heeft ze onder meer de bewoners van Le Medi geïnterviewd. Le Medi is een gethematiseerd wooncomplex met 93 eengezinswoningen in de Rotterdamse achterstandswijk Bospolder-Tussendijken, geïnspireerd op architectuur uit landen rondom de Middellandse Zee. Het complex is eind 2008 opgeleverd.
Sabine Meier: ‘Mediterraan wonen in een prachtwijk’
‘In de stadssociologie worden woonkeuzen verklaard, en vooral voorspeld, door harde factoren zoals huishoudsamenstelling, levensfase, inkomen en opleidingsniveau. Maar steeds meer staan de zogenaamde zachte factoren in de belangstelling. Dat zijn variabelen als smaak, gevoelens, dromen en wensen. Ook in een stad als Rotterdam draait het bij de woonkeuze niet alleen om harde factoren. Mensen met een middeninkomen hebben de vrijheid om te kiezen. Al zijn er ook grote groepen mensen die weinig te kiezen hebben en bij hun woonkeuze minder rekening kunnen houden met zachte factoren.’
Anti Vinex-wijk
‘De bewoners van Le Medi, allen afkomstig uit de lagere en hogere middenklasse, hebben de keuze naast de harde factoren bepaald aan de hand van zachte factoren. Je hebt de groep die zichzelf definieert als een voortrekker. Dit zijn mensen die op zoek zijn naar multiculturaliteit en stedelijkheid. Zij durven het aan om in een achterstandswijk te gaan pionieren. Ook een groep jonge allochtonen heeft bewust voor Le Medi gekozen. Maar zij hebben vaak een veel praktischer overweging om een woning in Bospolder- Tussendijken te kopen. Ze hebben een sociale binding met de wijk, omdat ze er zijn opgegroeid of omdat er familie in de buurt woont. Voor alle mensen die in Le Medi zijn gaan wonen, geldt dat ze stedelijk zijn georiënteerd en erg anti Vinex-wijken zijn. Het zijn allemaal mensen die best wel wat kunnen hebben. Onderling bespeur je dan ook een solidariteitsgevoel en een soort idealisme. Ze willen er wat van maken en hebben de hoop en het vertrouwen dat de wijk echt in de lift zit. Toch was er vooraf veel twijfel. Vooral de autochtone bevolking aarzelde over de veiligheid in de buurt. De manier van branding van Le Medi heeft veel mensen over de streep getrokken. De branding heeft op een subtiele wijze ingespeeld op de symboliek en het soort gevoel dat bij het mediterrane wonen hoort. Op deze manier is de middenklasse als het ware overgehaald om daar te gaan wonen. Dat is overigens niet typerend voor Rotterdam. Kijk naar de wijk Nieuwland in Schiedam of naar Transvaal in Den Haag. Op steeds meer plekken zie je gethematiseerde wooncomplexen verrijzen waarbij de zachte factoren worden ingezet om mensen over te halen daar te gaan wonen
Het wooncomplex wordt onderdeel van een verhaal, maar de vraag blijft of dat uiteindelijk ook het verhaal van de mensen zelf wordt. Nu zit er door de marketing veel sturing achter. De branding vult de eigen gedachten aan en vult deze weer met positieve emoties. Er zijn inmiddels gethematiseerde wijken waar de mensen nog steeds bezig zijn met het thema dat de plannenmakers oorspronkelijk in gedachten hadden. Kijk bijvoorbeeld naar Brandevoort in Helmond, daar bestaat nog steeds de trots uit de beginperiode. Bij Le Medi is nog niet te zeggen of dat staat te gebeuren. De toekomst moet nog uitwijzen of het mediterrane wonen in de achterstandswijk aantrekkingskracht blijft houden. Zachte factoren zijn namelijk heel vluchtig en kunnen dus snel veranderen.’
Stelling: Steden zijn onmaakbaar
Anique Hommels is techniekonderzoeker aan de Universiteit Maastricht. Ze heeft de veranderbaarheid van de infrastructuur van de stad onderzocht. Momenteel werkt ze als Universitair Docent aan de Faculteit der Cultuur en Maatschappijwetenschappen. Hommels analyseert de moeizaamheid achter stedelijke veranderingsprocessen in Nederland.
Anique Hommels: ‘Nederlanders bevechten ieder stukje grond’
‘In zijn algemeenheid is niet te zeggen dat steden onmaakbaar zijn. Om te beginnen zijn steden niet te vergelijken. Ook in steden, zelfs binnen wijken, zijn de verschillen groot. Het probleem ligt vooral in de wijze waarop plannen worden ingestoken. Vaak zijn verschillende partijen -van plannenmakers tot aan de bewonersniet gemakkelijk op één lijn te krijgen. De betrokken partijen blijken vaak andere ideeën en verschillende belangen te hebben, waardoor plannen niet kunnen worden uitgevoerd. Daar wringt meteen al de schoen.’
Patstelling Hoog Catharijne
‘Om deze onmaakbaarheid op te lossen is het noodzakelijk je te kunnen verplaatsen in de visies van de uiteenlopende partijen. Een debat over een gebied heeft vaak een langlopende geschiedenis waar men alleen kan uitkomen als daar een onafhankelijke partij bijkomt die ook nog eens voldoende gezag heeft. In het planproces voor het stationgebied in Utrecht en Hoog Catharijne in de jaren negentig stonden de verschillende betrokken actoren bijvoorbeeld lijnrecht tegenover elkaar. Daar ontstond een patstelling. Er was geen verandering mogelijk en daardoor werd dat project daadwerkelijk onmaakbaar. Uiteindelijk is er een externe deskundige in de persoon van Riek Bakker aangetrokken om de visies te verenigen. Dat zorgde voor een tijdelijk toegenomen maakbaarheid van het gebied – iets dat overigens om andere redenen uiteindelijk geen stand heeft gehouden.
Hoewel het idee van maakbaarheid van steden al oud is, blijkt het nog steeds volop aanwezig te zijn in de praktijk van de stedenbouw – zij het in een andere vorm dan vroeger. In de jaren zestig werd voor één groot gebied én Masterplan gemaakt. Dat zie je nu nog in Vinex-wijken. Op veel andere plekken staat een kleinschaliger aanpak centraal. Er is wel een totaalplan, maar dat wordt in kleine stukjes per wijk of buurt opgedeeld en uitgewerkt. De stakeholders blijven hetzelfde, maar in de uitwerking is het gemakkelijker te sturen. Het idee dat stedenbouwkundige ingrepen automatisch tot een betere samenleving leiden (ook wel “fysiek determinisme” genoemd), wordt door velen wel als achterhaald beschouwd. Deze radicale vorm van maakbaarheidsoptimisme tref je tegenwoordig veel minder aan.’
Beperkte ruimte
‘Toch zijn ideeën over hoe wijken moeten worden ingericht hardnekkig. Bepaalde historisch gegroeide tradities in de stedenbouw en architectuur (zoals het modernisme) worden door velen omarmd. Bijvoorbeeld het idee dat wonen, werken, recreatie en infrastructuur van elkaar moeten worden gescheiden. In de discussies over de vernieuwing van de Bijlmermeer in de jaren negentig zie je dat ingrepen die juist tegen deze idealen ingingen, zwaar bevochten zijn door zowel bewoners als plannenmakers. Je ziet dat idealisme steeds weer terugkeren. Het is moeilijk daarmee te breken. In Nederland moet bovendien ieder stukje grond worden bevochten. Als je iets maakt, moet er altijd iets anders voor wijken. Verandering is volgens mij niet altijd noodzakelijk. Ik vind dat je bij het opzetten van plannen eerst goed moet kijken naar zaken als tijd, plaats, betrokken actoren en hun ideeën, naar de veranderlijkheid van een gebied en naar de oorzaken van eventuele onmaakbaarheid. Dat maakt de kans van slagen een stuk groter. In Nederland blijft het door de beperkte ruimte toch altijd lastig om steden naar de hand te zetten.’
Stelling: Bewoners moeten het overnemen van de planners
Architectuurhistoricus Michelle Provoost is directeur van het International New Town Institute in Almere. Daarnaast is ze partner van Crimson Architectural Historians. Met Crimson werkte ze aan het project Welcome in my backyard (Wimby) in het Rotterdamse Hoogvliet, de eerste Nederlandse new town gemodelleerd naar het voorbeeld van Engelse new towns. Haar huidige standplaats Almere is Nederlands bekendste new town.
Michelle Provoost: ‘Een stad moet geen oneliner zijn’
‘Een nieuwe stad (of een new town) wordt pas een echte stad als die niet meer samenvalt met de oorspronkelijke plannen. Steden zijn ooit bedacht, in een bepaalde situatie, maar die situatie verandert en de stad ontwikkelt zich. Als dat niet gebeurt dan worden die steden zogeheten ‘oneliners’, een stad met slechts één verhaal.’
Opstapeling van verhalen
‘En een echte stad is veel meer. Daar is variatie te vinden, diversiteit, dubbelzinnigheid en tegenstrijdigheid. In een stad vind je veel meer dan je nodig hebt en juist dat is onderdeel van een stad. Als de tijd het overneemt en de nieuwe stad dus meerdere lagen en verhalen gaat ontwikkelen, wordt het een echte stad. Bewoners zijn een van de partijen die je nodig hebt om van een nieuwe stad een echte stad te maken, maar er zijn meer partijen nodig om dat te bereiken. Denk aan verenigingen of actiegroepen. Ieder kan zijn eigen bijdrage leveren aan het opstapelen van de verhalen en de lagen van de stad.
New towns dateren van na de Tweede Wereldoorlog. In de periode van wederopbouw zijn veel nieuwe steden gebouwd. Het ging vooral om sociale woningbouw met veel van dezelfde woningtypes. In de loop der jaren zijn de oorspronkelijke bewoners na sociale stijging weggetrokken. De nieuwe steden verloren hun aantrekkingskracht voor verschillende groepen. Deze nieuwe steden werden daardoor bevolkt door immigrantengroepen die geen andere keus hadden. We zijn niet in staat geweest om die verandering binnen de new towns op te vangen. Elke stad kent wel van dat soort wijken. Veel van dat soort wijken zijn inmiddels door herstructurering opgeknapt. Hoogvliet, onder de rook van Rotterdam, is daar een voorbeeld van. De wijken krijgen meer variatie in woningbouw en er kan daardoor een grotere diversiteit in de bevolking komen. Alleen zijn de nieuwe woningen meestal vooral geschikt voor mensen met een hoger inkomen.
Of de lokale bevolking in de nieuwe steden daadwerkelijk het lot in eigen handen wil nemen, weten we nog niet. Daar hebben we nog geen overzicht van. Wel is duidelijk dat bewoners in dit soort steden weinig zeggenschap opeisen over hun eigen omgeving, behalve dan hun eigen huis en tuin. De mogelijkheden zijn vaak wel aanwezig, maar die speelruimte wordt niet benut. Voor bewoners zou dat wel veel voordelen kunnen opleveren. Bij het ontstaan van een echte stad draait het echter om meer dan alleen de zeggenschap van de bewoners. Een echte stad moet zich kunnen openstellen voor onverwachte veranderingen en daar flexibel mee kunnen omgaan.’
Dit artikel is eerder verschenen in Sociologie Magazine nummer 3 van 2009. U kunt het nummer hier bestellen of een abonnement nemen.