Home » Artikel

Achter de voordeur in Amsterdam Slotervaart

Op steeds meer plekken in Nederland komen hulpverleners bij mensen thuis. Maar hoe signaleer je van buitenaf wat voor hulp er bij wie nodig is? Verschillende gemeenten hebben tegenwoordig speciale teams die inventariseren welke problemen ‘achter de voordeur’ spelen. Socioloog Iris van Huis liep voor een onderzoek naar sociale projecten mee met de ‘bewonersadviseurs’ van Amsterdam Slotervaart.

Door Iris van Huis

Het Sociaal Investeringsprogramma (SIP) is een ‘achter de voordeur’-project dat als doel heeft om hulpverlenende instanties en mensen met problemen beter met elkaar in contact te laten komen. De ‘bewonersadviseurs’ bellen bij alle huishoudens in een straat aan –de aanleiding is vaak een renovatie of gesignaleerde verloedering van een straat– en houden een gesprek over een zevental onderwerpen, ‘levensgebieden’ genaamd, waaronder werk, inkomen, woning en opvoeding. Voor een breder onderzoek naar sociale projecten in een vernieuwingsbuurt in Amsterdam Slotervaart, volgde ik de medewerkers van het Sociaal Investeringsprogramma (SIP) in hun dagelijkse werk.

4 december 2008: dag één
Op het SIP kantoortje in Slotervaart ontmoet ik bewonersadviseur Fatima el Houfi. Zij geeft mij een dikke dossiermap om door te nemen en handelt ondertussen nog een aantal telefoontjes af met afwisselend cliënten en instanties. In de dossiers staan opvallend veel opmerkingen over relatief kleine problemen: zoals mankementen aan de nieuw opgeleverde woningen en de behoefte om te sporten. Fatima legt uit dat dit luchtige onderwerpen zijn om over te beginnen. Pas daarna komen zwaardere problemen ter sprake, als die er zijn. Ik lees: ‘schulden, huurachterstand, een echtgenoot die ‘vast’ zit...’ Het is niet altijd duidelijk hoe de geboden hulp en doorverwijzingen hebben uitgepakt. Daarom ga ik met Fatima nog een keer bij deze mensen langs. Ik maak een selectie van gezinnen met kleine problemen en gezinnen waar wat meer mee aan de hand is. Met Fatima bepreek ik hoe wij ons aan de bewoners presenteren: ik laat haar zoveel mogelijk haar werk doen zoals gebruikelijk en na afloop stel ik enkele vragen.

11 december 2008: mee op huisbezoek
We lopen van het kantoortje naar het onderzoeksgebied, een verzameling vernieuwde flats aan de ringweg van Amsterdam. Ons eerste huisbezoek is bij een Tunesische vrouw, die contact kreeg met het SIP toen zij net door haar man was verlaten. Fatima belt aan en spreekt door de intercom: ‘Salaam aleikum, goedemiddag, wij zijn van het SIP, van het stadsdeel. Een paar maanden geleden hebben we een paar keer met u gesproken, weet u dat nog?’ Even later zitten we binnen aan de keukentafel. Fatima maakt complimenten over het huis en over het vrijwel accentloze Nederlands van de vrouw. In haar dossier heb ik gelezen dat de vrouw bij het eerste bezoek nog geen Nederlands sprak. Ze vertelt wat het SIP voor haar regelde: een uitkering, erkenning van haar Tunesische diploma, een taalcursus. Van haar ex-man mocht ze nooit met anderen praten, moest ze een hoofddoek met gezichtssluier dragen. Na onenigheid omdat hij haar en de kinderen naar Tunesië wilde sturen, liet hij het gezin achter zonder inkomen. Ondertussen bleef hij haar wel hinderlijk in de gaten houden. Samen met de bewonersadviseur van het SIP heeft de vrouw aangifte gedaan van stalking. Inmiddels heeft ze Nederlands staatsexamen gedaan en leert ze voor lerares Engels op het HBO. Maar ze had vooral veel aan de morele steun van de SIP- medewerkers: ‘Ik wist echt helemaal niks. Iemand moet je de weg wijzen, iemand moet je supporten’. Deze casus is een succesverhaal: ik hoor Fatima er in de weken daarna geregeld naar verwijzen wanneer ze aan anderen uitlegt wat het SIP heeft bereikt. Dit soort voorbeelden zijn erg belangrijk om gemotiveerd te blijven, want het lukt niet altijd om mensen verder te helpen.

22 december 2008: afspraken maken
Fatima heeft een afspraak met een Surinaamse vrouw die door haar zoon wordt bedreigd en afgeperst. Ik mag erbij komen zitten. De vrouw laat een stapel brieven zien: van bankrekeningen, creditcards en leningen. Het lukt haar zoon ze af te sluiten terwijl hij bij andere banken rood staat. Hij kocht een brommer op afbetaling en verkocht die meteen door. Moeder betaalt uiteindelijk alles, al heeft ze zelf een bijstandsuitkering. Omdat haar zoon achttien is, niet meer bij haar staat ingeschreven en de rekeningen betaald zijn, kan Fatima nog weinig doen. In het verleden is de vrouw al in contact gebracht met het steunpunt huiselijk geweld en een instantie voor psychische hulp. Soms rest de bewonersadviseurs echter niets anders dan de cliënt overhalen om zelf actie te ondernemen. Fatima beargumenteert: ‘Wat zou u ervan vinden als u helemaal geen geld meer geeft? U laat hem niet meer binnen en als hij lawaai gaat maken voor de deur dan belt u de politie.’ Dat heeft de vrouw al eens eerder gedaan, maar het heeft niet veel geholpen, omdat ze geen aangifte wil doen. ‘Toen had hij alles kort en klein geslagen…Ik vind het moeilijk. Ik ben bang dat als hij niet meer bij mij terecht kan, hij zich buiten de deur ook gaat misdragen’.

7 januari 2009: huiselijk geweld
Fatima vertelt dat het lijkt of de problemen waarvoor gezinnen beroep doen op het SIP, steeds ernstiger worden. Het SIP wordt steeds bekender, mensen komen eerder met grote problemen langs. Ook schakelen instanties vaker het SIP in, omdat de bewonersadviseurs, door hun achtergrond (een migratieachtergrond, het spreken van Arabisch of Turks en vrouw) en manier van werken, laagdrempelig zijn voor veel bewoners. Vandaag ga ik mee op huisbezoek bij een gezin waarvan de dochter aangifte heeft gedaan van huiselijk geweld. Vader is tegen de dochter opgetreden, omdat de ouders bezorgd zijn en hun dochter willen beschermen. Zij is zestien en komt iedere avond pas om elf à twaalf uur thuis. Bij een oudere zus van het meisje, die ooit hetzelfde gedrag vertoonde, was destijds waarschijnlijk een ‘loverboy’ in het spel: een jongen die zijn vriendin tot prostitutie dwingt. De zus wil bij het huisbezoek niet met Fatima praten, ook niet als Fatima haar zelfs bij de slaapkamerdeur probeert over te halen. Ze belooft uiteindelijk wel langs te komen op het kantoor. Fatima vraagt de jongere dochter wat ze doet als ze ’s avonds van huis is. Ze vertelt dat er thuis niets te doen is en dat ze bij vriendinnen is. Fatima vraagt het meisje naar haar toekomstplannen en of ze misschien met een coach of een vrijwilliger in contact wil komen. Dat wil ze niet. ‘Nee, ik wil geen voogd, dat hebben vrienden ook, dat wil ik echt niet’. Fatima probeert uit te leggen dat een coach of vrijwilliger iets anders is en maakt een afspraak om er de volgende dag verder over te praten. Ten slotte vertelt ze de moeder, met instemmen van de dochter, dat ze ervan uitgaat dat het geweld van vader eenmalig was. Eenmaal weer op straat zit Fatima de situatie dwars. Ze is bang dat er meer achter zit dan verveling thuis en vindt het belangrijk dat er snel gehandeld wordt voor het geval haar vermoeden juist is.

4 februari 2009: tussenstand
Geen van beide zusjes zijn nog naar het SIP-kantoor gekomen. Daarom is Fatima nog een keer bij het gezin langs gegaan, nu met een jongerencoach die de zaak overneemt. Fatima blijft dit gezin volgen. De Tunesische vrouw is nog een keer bij het SIP langs geweest om een sportfonds voor haar jongste kind aan te vragen. Alle drie de kinderen zitten dan op een sportvereniging. Bij de Surinaamse vrouw ga ik nog een keer op theevisite. In haar situatie is niets veranderd. Al met al is het een weerbarstige werkelijkheid waar de bewonersadviseurs mee te maken hebben. ‘Achter de voordeur’-projecten worstelen met verschillende dilemma’s. Waar houdt de hulp op en moeten mensen zelf actie ondernemen? Hoe lang blijf je aandringen? Wanneer schakel je de politie in, of meld je onderhuur? Hoe lang volg je een gezin na overdracht aan een andere instantie? De bewonersadviseurs worden daarin mede geleid door ideeën van politici over hoe het zou moeten in de hulpverlening. Het ‘mislukte integratie’ discours, waarbij ‘niet pamperen, maar aanpakken’ onderdeel uitmaakt van het repertoire, combineren zij met de dagelijkse zorg om de gezinnen.

Noot
Iris van Huis voerde het onderzoek uit in samenwerking met Stefan Metaal en Jan Willem Duyvendak van de Universiteit van Amsterdam.

Iris van Huis is socioloog en redacteur van Sociologie Magazine
 

Dit artikel is eerder verschenen in Sociologie Magazine nummer 3 van 2009. U kunt het nummer hier bestellen of een abonnement nemen.