afscheid van siswo
Esther van der Meer
De Stichting Interuniversitair Instituut voor Sociaal- Wetenschappelijk Onderzoek (SISWO) werd op 30 november 1960 opgericht en had ISONEVO (Instituut voor
Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk) als voorloper. SISWO was een interuniversitair instituut en dat was destijds iets nieuws in wetenschappelijk Nederland.
Het werd gevormd door de gezamenlijke universitaire sociologische instituten en die voor sociale geografie en planologie. SISWO had als taak een ondersteunende en
stimulerende rol te spelen bij het onderzoek van de deelnemende instituten. Mede dankzij de vergaderfaciliteiten in het prachtige pand aan de Plantage Muidergracht heeft
SISWO een eigen gezicht gekregen als huis voor de sociale wetenschappen. Het instituut heeft drie directeuren gekend: prof. drs. P.J.W. Kouwe (1960), dr. Johan Sterk
(1970) en prof. dr. Erik de Gier (1999). Hoogleraren als Jaap Dronkers (EUI) en Jacques van Hoof (RU) brachten een deel van hun carrière bij SISWO door.SISWO organiseerde nationale en internationale bijeenkomsten en congressen. De Sociaal-wetenschappelijke
Studiedagen die elke twee jaar werden georganiseerd, waren een begrip: veel onderzoekers gaven daar hun eerste presentaties. Op de eerste aflevering van de Studiedagen kwamen 800 deelnemers af. De beste papers werden gebundeld in het Sociologisch Jaarboek onder redactie van Kees Corver. In 1999 verwelkomde Amsterdam
honderden sociologen uit alle delen van Europa op de conferentie van de European Sociological Association (ESA). Diverse thematisch brede onderzoeksprojecten zijn door
het instituut opgezet. Een belangrijke en omvangrijke activiteit die in de beginperiode van het instituut vorm kreeg was het Censusmonografieënproject. De resultaten van de (laatste) Volkstelling in 1970 werden uitgebreid geanalyseerd, wat uitmondde in een reeks van achttien ‘Monografieën volkstelling 1971’. Naast (ondersteunende)
onderzoekstaken was SISWO ook uitgever. Berichten over Onderzoek, Research Notes from the Netherlands en Facta (samen met de NVMC) hadden de hoogste oplages. Ook de eigen onderzoekspublicaties en soms die voor derden kwamen uit de hoed van SISWO. Wetenschappelijke tijdschriften als bijvoorbeeld Kwalon, Tijdschrift voor Criminologie en Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken vonden
bij SISWO een uitgever of redactiesecretariaat. Van het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift en de Sociologische Gids huisden de redacties onder leiding van respectievelijk
Bernard Kruithof en Henk Kleijer in het pand. Naast schriftelijke publicaties werden websites verzorgd als SZnet, het portaal voor de sociale zekerheid. Ook beroepsverenigingen en koepelverenigingen van de antropologen, (Europese) sociologen, bestuurskundigen en politicologen vonden onderdak bij SISWO. De SISWO-Vraagbaak deed in 1995 zijn intrede - een elektronisch netwerk van geactualiseerde informatie over subsidiemogelijkheden, wetenschappelijke activiteiten, oraties en dissertaties, wetenschappelijke verenigingen en werkverbanden.
Roerige tijden
In 2003 kondigde het College van Bestuur van de UvA de -uiteindelijk fatale- vermindering van de subsidie aan in het kader van de eigen reorganisatie. Het was echter
niet de eerste keer dat SISWO in haar voortbestaan werd bedreigd. Het instituut werd sinds de oprichting (mede) gefinancierd door het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Zowel eind jaren zeventig als in de jaren
tachtig en begin jaren negentig, was er telkens opnieuw onzekerheid over hoe het verder moest met de toekomst en functie van SISWO. In de jaren van directeur Sterk
is er gedacht aan integratie van SISWO binnen een vernieuwd ZWO (NWO), aan een sterkere koppeling met de KNAW en zelfs aan opheffing. In 1989 stootte het minis-terie het directe beheer van alle Nederlandse interuniversitaire instituten af. De Universiteit van Amsterdam nam het beheer van SISWO over nadat de minister het SISWObudget
-geoormerkt voor vijf jaar- had overgedragen aan de UvA. Ook na die tijd bleef de universiteit fors bijdragen aan het instituut, hoewel SISWO ook steeds meer fondsen
wist te werven in de tweede en derde geldstroom. In 1999 werd een transformatie van dienstencentrum naar onderzoeksinstituut ingezet. De vernieuwde missie
hield in dat SISWO intermediair werd tussen wetenschap en beleid enerzijds en wetenschap en publiek anderzijds. Het resultaat was een aantal vernieuwende producten, zoals de Amsterdamse Sociaal-Culturele Verkenningen – een reeks publicaties over stedelijke trends die relevant zijn voor de toekomst van Amsterdam. Het doel was om resultaten van sociaal-wetenschappelijk onderzoek
op een aantrekkelijke en toegankelijke manier voor het voetlicht van beleid en praktijk te brengen. In 2003 werd de opzet echter nog steeds te breed bevonden. Na de
aangekondigde bezuiniging van het College van Bestuur werd de focus in 2004 verlegd naar de SISWO-kerntaken en werden alle activiteiten voor derden afgestoten. Traditionele SISWO-projecten verdwenen, de naam SISWO/
Instituut voor Maatschappijwetenschappen veranderde in SISWO/Social Policy Research en er werd ingezet op meer derde geldstroomactiviteiten. SISWO is zich sindsdien
gaan richten op twee onderzoekthema’s: ‘De verdeelde stad’ en ‘De actieve welvaartsstaat’. Deze koerswijziging had gevolgen voor de bemensing van het instituut: meer wetenschap en minder ondersteuning. De ondersteunende
staf werd zodoende met ontslag bedreigd. De reorganisatie heeft helaas niet mogen baten. Het bestuur van SISWO kwam in juni 2005 tot de conclusie
dat doorgaan op eigen kracht onmogelijk was. De wetenschappelijke en ondersteunende staf is grotendeels herplaatst bij UvA, heeft gebruik gemaakt van de fpuregeling
of heeft buiten de UvA een betrekking gevonden. SISWO stond voor projecten waarin sociale wetenschappers elkaar buiten het kader van hun vakgroep konden
ontmoeten en samenwerken. Het instituut streefde naar een betere maatschappelijke benutting van academische kennis en een goede vertaling van maatschappelijke
ontwikkelingen in beleids- en onderzoeksvragen. Daarmee had SISWO een brugfunctie tussen maatschappij en wetenschap. Na een periode van gewenning, werd deze
functie door beide zijden gewaardeerd. Toch mocht dit –in een periode van financieel zwaar weer– de UvA niet overtuigen van het zelfstandig bestaansrecht van het instituut.
In het opheffingsbesluit is vastgelegd dat de activiteiten van SISWO door de UvA worden overgenomen. Of dat ook gaat gebeuren zal de toekomst moeten uitwijzen.
Esther van der Meer is oud-medewerker van SISWO
en de NVMC en werkt nu bij DHO - het landelijk netwerk
voor de integratie van duurzame ontwikkeling in
het hoger onderwijs.