De acceptatie van de homo en de hoer
Hoe geaccepteerd zijn homoseksualiteit en prostitutie in onze hedendaagse samenleving? Is er sinds de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig eigenlijk wel iets veranderd? Laurens Buijs schreef een artikel voor Sociologie Magazine over de seksuele revolutie, morele intolerantie en identiteiten.
Door Laurens Buijs
“Ik heb nooit kunnen achterhalen wie die term revolutie heeft uitgevonden. En nee, ik zou het woord revolutie in dit verband ook zeker niet onderschrijven. Ik geloof niet dat er zoveel veranderd is, en zo snel veranderd is, dat er van een revolutie zou kunnen sprake zijn. Er zijn veel dingen waarvan ik de indruk heb dat er alleen maar wat makkelijker over wordt gepraat, en dat het in het gedrag van mensen niet zo verschrikkelijk veel uitmaakt.” Dit zei Mary Zeldenrust-Noordanus, terugblikkend op haar periode als voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming.
Het is opmerkelijk dat de belangrijkste voorvechter van de seksuele revolutie in Nederland de term revolutie verwerpt. Wij zien deze revolutie nu vaak als het moment waarop een radicale breuk met het verleden werd geforceerd; ouderwetse religieuze taboes werden overboord gegooid om onszelf seksueel te bevrijden.
Maar heeft de revolutie Nederland nu werkelijk zo seksueel vrijzinnig gemaakt? Dat is nog maar de vraag. Ik heb de laatste jaren onderzoek gedaan naar de manier waarop wij in onze samenleving betekenis geven aan homoseksualiteit en prostitutie. Zo deed ik in 2008 onderzoek naar de motieven van daders van antihomogeweld, en doe ik sindsdien ook regelmatig etnografisch onderzoek naar Project 1012, het beleidsplan waarmee de stad Amsterdam het wereldberoemde Wallengebied herstructureert. In deze verschillende onderzoeken ben ik een opvallende parallel tegengekomen, die mij heeft overtuigd van het gelijk van Zeldenrust. Over zowel homoseksualiteit als prostitutie zijn Nederlanders opmerkelijk dubbelzinnig.
Sociologie en seksualiteit
Nederlanders zijn dubbelzinnig in hun opvattingen over homoseksualiteit: er is grote steun voor het feit dat homo’s uit de kast kunnen komen en kunnen trouwen – niet alleen onder de bredere bevolking, maar opvallend genoeg ook onder daders van geweld. Tegelijkertijd verwachten met name mannen dat homo’s niet te vrouwelijk, niet te seksueel, niet te zichtbaar zijn, en precies deze aspecten blijken belangrijke triggers van antihomogeweld. Op het gebied van prostitutie blijkt de dubbelzinnigheid uit beleid: Nederland was een van de eerste landen die prostitutie legaliseerde, maar lokale beleidsmakers gaan nog altijd repressief met het onderwerp om. Zij ontwikkelen beleid vanuit de aanname dat (de meeste) sekswerkers gedwongen worden, zonder met sekswerkers te spreken en hen bij het beleid te betrekken.
Is dit wellicht wat Zeldenrust bedoelde met dat er 'makkelijker over gesproken wordt', maar dat de praktijk intussen 'niet zo veel, zo snel verandert'? Mijn stelling is dat deze discrepantie tussen woord en daad voortkomt uit het feit dat het denken over vrijheid en vooruitgang van de seksuele revolutie geen breuk is met het verleden, maar juist een continuering van een eeuwenoud debat dat teruggaat tot de Verlichting. Vooruitgang wordt sindsdien vaak gedefinieerd als het vervangen van subjectieve emoties door rationele kennis. Pas als de rationaliteit de menselijke subjectiviteit overwint, zou de mens vrij en dus modern zijn. Dit resoneert met de definitie van de seksuele revolutie als breuk: er werd afgerekend met een verleden van religieuze taboes waardoor seksuele bevrijding zou volgen.
Seksuele vrijheid als keuzevrijheid
Homoseksualiteit en prostitutie zijn dus binnen een specifieke ideologie geaccepteerd geraakt. De belangrijkste waarde van deze ideologie is keuzevrijheid: met de coming-out zou de homo zijn aangeboren seksualiteit boven traditie verkiezen, en alleen goed geëmancipeerde vrouwen zouden in staat zijn om sekswerk vrijwillig te verrichten. Dit lijkt een vooruitgang, maar in feite worden de homo en de hoer zo gereduceerd tot een vaag emancipatie-ideaal zonder dat allerlei concrete uitingsvormen van beide seksualiteiten daadwerkelijk genormaliseerd worden.
Vele recente onderzoeken laten bijvoorbeeld zien dat het afzetten tegen nichterigheid ook onder Nederlandse jongens van nu een efficiënte manier is om mannelijke status te verkrijgen. Tegelijkertijd blijft het afzetten tegen 'sletterig gedrag' onder meisjes een populaire manier om vrouwelijke status te verwerven. Het liberale emancipatiedenken vormt dus geen bedreiging voor traditionele rolpatronen, en kan daarom moeilijk een breuk met het verleden genoemd worden.
Het probleem met de definitie van seksuele vrijheid als keuzevrijheid is dat deze drijft op een dichotome manier van denken: gedwongen of vrijwillig. Deze dichotomie is met een oordeel doordrenkt, en zo wordt seksualiteit gereduceerd tot een morele kwestie: 'goed' (de geëmancipeerde homo en hoer), versus 'slecht' (de nichterige homo en de gedwongen hoer). Alternatieve manieren om seksualiteit te beleven, tussen de polen in en buiten de polen om, blijven intussen onbesproken. Het gevolg is wat ik 'morele tolerantie' noem: bepaalde nauwe uitingsvormen van seksualiteit worden omarmd, terwijl vele andere worden verworpen of ontkend.
Identiteiten volgens de sociologie en de antropologie
Ongetwijfeld heeft homoseksualiteit een biologische achtergrond en kan een coming-out dus ook gezien worden als een bevrijdende keuze waarmee 'je wordt wie je bent'. En natuurlijk zijn er sekswerkers die gedwongen worden. Maar het gaat te ver om te zeggen dat homoseksualiteit alleen gaat om wie je 'bent', terwijl prostitutie alleen gaat om wat je 'doet'. Allerlei invloedrijke stromingen in de sociologie en antropologie beargumenteren dat het 'zijn' van mensen niet vaststaat, omdat identiteiten altijd in handelingen tot stand komen. Met andere woorden: in sociale zin 'word je homo' door 'homo te doen', en 'word je hoer' door 'hoerig te doen'.
Omdat homoseksualiteit en prostitutie op vele manieren te 'doen' zijn (er bestaan verschillende 'seksuele scripts' naast elkaar, zoals dat in genderstudies wordt genoemd), bestaat er ook een breed scala aan subculturen en grijze gebieden. Denk aan mannen die zich hetero noemen maar zich onder bepaalde omstandigheden laten verleiden tot homoseksueel gedrag, zoals in de gevangenis, het leger, of kleedkamers. Denk ook aan vrouwen die sekswerker zijn geworden omdat dat de snelste weg was naar geld om hun families mee te kunnen onderhouden, en die op de Amsterdamse Wallen handig geld verdienen aan de vele mannelijke klanten op zoek naar intimiteit.
Zo blijken er opvallende dwarsverbanden te bestaan tussen twee symbolische figuren die meestal in isolement worden bestudeerd. Zowel de homo als de hoer worden gereduceerd tot liberale idealen over keuzevrijheid. Intussen blijven allerlei uitingsvormen van beide seksualiteiten op gespannen voet staan met het ideaal van de 'echte man' en de 'geëmancipeerde vrouw'. Het is tijd om ons denken over seksuele vrijheid eindelijk te ontdoen van moraliteit, en de enorme diversiteit in seksueel gedrag van mensen een plek te geven in ons midden. Dan zou zelfs volgens Zeldenrust van een echte revolutie sprake zijn.
Laurens Buijs is als promovendus werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam.