Home » Artikel

De dialectiek van de verduistering

De dialectiek van de verduistering

Van je familie moet je het hebben. Deze column is slechts het meest recente cadeautje van broer Dick. Wat me van hem misschien het meeste is bijgebleven, is zijn analyse in een artikel uit het Sociologisch Tijdschrift van 1983. Emile Durkheims poging om het object van ‘de sociale werkelijkheid’ af te bakenen, beschouwde hij als een politiek project. Durkheim was volgens hem meer gedreven door de behoefte aan een betere toekomst voor de sociologie, dan de accurate weergave van een bestaande werkelijkheid. Bij Durkheim -en hij was niet de enige- leek ‘de samenleving’ eerder een verduistering van een seculier-klerikaal project, dan het legitieme object van een nieuwe verlichting. Had Margaret Thatcher dan toch gelijk, toen ze zei dat ‘de samenleving’ een mystificatie was van individuen en hun familierelaties?

Mijn project begon in elk geval met familie: ik volgde broer Dick naar de sociologie-opleiding van de UvA in 1977. Maar die eerste jaren studie waren weinig verheffend. Ik bakte er weinig van en was bij mijn kandidaats een betere exponent van de zesjescultuur dan menig huidige scholier. Dat lag ook aan de sociologie. De figuratiesociologie zakte af naar een verkapt civilisatie-evolutionisme, de arbeid- en organisatiesociologen stonden nog steeds stil bij Marx, en de reflexieve sociologie, hoe spannend ook, liep leeg richting Groningen en Maastricht. Ook hield zij zich, uit de aard harer zaak, meer bezig met zichzelf dan met de -rap globaliserende- wereld eromheen. Bij de antropologische buren leek een heroriëntatie op die grotere wereld juist in volle gang, en na mijn overstap bleek ik niet alleen de zesjes te kunnen ontstijgen, maar ook mijn studie sociologie met goed gevolg af te kunnen sluiten. Achteraf denk ik dat de capaciteit van antropologen (en sommige andere meer kwalitatief georiënteerde sociale wetenschappers) om theorie direct aan concrete sociale relaties te koppelen daarbij de doorslag gaf. Antropologie, zei Johannes Fabian ooit, is de meest filosofische van de sociale wetenschappen – en dat komt deels omdat de antropologie ook in staat is om ‘de samenleving’ zelf im Frage te stellen. Misschien omdat de antropologie begon bij mensen die alleen geacht werden ‘familie’ te hebben?

‘Civilisatie’, ‘rationele keuze’, ‘de markt’ – het werden voor mij symbolen van de neiging om het niet over mensen te hebben, maar over het sociologische verlangen naar een bepaalde vorm van society. Nog steeds bezondigt een merendeel van de sociale wetenschap en de publieke opinie zich aan deze betweterij: zij prefereert modellen van natie, staat en markt boven de concrete manieren waarop mensen sociale relaties (én abstracties) produceren. De trieste reductie van cultuur op etniciteit in het huidige multiculturalisme- en integratiedebat is één voorbeeld, als resultaat van het onkritisch toepassen van een nationalistisch model. De destructie van kleinschalige disciplines door het toepassen van marktmodellen op de universiteit is een ander voorbeeld. Baudrillard had in die zin gelijk: de simulacra van onze modellen vervangen in toenemende mate de sociale praktijk, ons originele object.

 Waarom doe ik hier dan nog aan mee? Door de dialectiek van deze verduistering: de neiging van de sociale wetenschap om zich te verblinden voor concrete sociale relaties maakt dat het steeds spannender wordt om verlichting te zoeken in de benaderingen die een model liever als uitkomst dan als uitgangspunt nemen. Daarvoor is ‘familie’ een mooi symbool. Een antropoloog als William Rivers vond immers de genealogische methode juist uit, omdat hij niet precies wist hoe familierelaties bij de Toda in elkaar zaten.  

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Peter Pels