Home » Artikel

De jeugd van toen

Jan van Hessen en de ontstaansgeschiedenis van
de Nederlandse jeugdsociologie

Dit jaar bereikte Jan van Hessen de 90-jarige leeftijd – een gelegenheid om stil te staan bij deze Utrechtse hoogleraar die lange tijd het gezicht van de Nederlandse jeugdsociologie bepaalde. Een portret over morele paniek en oorlogvoering.

Jan van Hessen - veel studenten die in de jaren zestig en zeventig hun bul in de sociologie haalden, zullen zijn naam kennen, al is het enkel van zijn bekende publicatie Wegwijzer in de Sociologie. Afgestudeerd in 1941, behoort Van Hessen ontegenzeggelijk tot de generatie van moderne sociologen die in en rond de wederopbouw de Nederlandse sociologie vormgaven. Tegen het eind van zijn studie sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam, brak de Tweede  Wereldoorlog uit. Van Hessen speelde een centrale rol in het verzet in Almelo. Na de bevrijding werd hij de jongste wethouder in deze gemeente, belast met volkshuisvesting en financiën. In die hoedanigheid raakte hij ook betrokken bij jeugdzaken en dat betekende het begin van een levenslange gerichtheid op de jeugdsociologie.

Morele paniek

In de naoorlogse jaren leefde er een brede, maatschappelijke verontrusting over wat toen de massajeugd werd genoemd. Een groot deel van de jeugd was volgens
spraakmakende pedagogen en jeugdleiders in de oorlogsjaren ontspoord geraakt en moest weer in het gareel worden gebracht. Er heerste kortom een morele paniek. Deze werd gevoed door de angst voor het hedonisme van de opkomende consumptiemaatschappij, die werd geprojecteerd op vooral lager opgeleide jongeren. Het zou hen ontbreken aan verantwoordelijkheidsgevoel en zelfsturing. De probleemdefi nitie van een stuurloze massajeugd leefde duidelijk sterker in protestants-christelijke kringen dan onder het katholieke volksdeel waar Van Hessen zelf toe behoorde. In die dagen nam de sociologie nadrukkelijk afstand van dit soort angstbeelden. De Leidse sociologen Krantz en Vercruijsse verklaarden het gedrag van de nozems als de behoefte van jongeren om onder elkaar te zijn. Niet de jongeren vormden het probleem, zo constateerden zij, maar de volwassenen die hen die ruimte niet gunden. Van Hessen trok een zelfde conclusie al eerder, niet alleen omtrent de nozems maar over de jeugd in haar geheel.

Nieuw fenomeen

In het begin van de jaren vijftig wordt Van Hessen, via tussenstappen bij Bureau Berenschot en een aanstelling als wetenschappelijk medewerker bij godsdienst- en cultuursocioloog Jan Pieter Kruyt, instituutsbeheerder bij het Sociologisch Instituut van de Universiteit Utrecht. Het is het begin van zijn wetenschappelijke loopbaan als onderzoeker en schrijver. In 1950 verschijnt zijn eerste onderzoek, dat in 1954 wordt uitgegeven als Jeugdbeweging in Vijfvoud. Het gaat om een onderzoek naar de georganiseerde jeugdbeweging die toen al sterk op haar retour was. In zijn conclusies verklaart Van Hessen die teruggang uit het feit dat de jeugdbeweging in het verlengde lag van het gezinsleven en juist daarom confl icteerde met de behoefte van de jeugd om zelfstandig vorm te geven aan haar vrije tijd. Diezelfde conclusie vinden we terug in de studie Samen Jong Zijn, waarop Van Hessen in 1964 promoveert. In dit Jan van Hessen en de ontstaansgeschiedenis van de Nederlandse jeugdsociologie De jeugd van toen Dit jaar bereikte Jan van Hessen de 90-jarige leeftijd – een gelegenheid om stil te staan bij deze Utrechtse hoogleraar die lange tijd het gezicht van de Nederlandse jeugdsociologie bepaalde. Een portret over morele paniek en oorlogvoering. lijvige boek doet Van Hessen verslag van zijn onderzoek naar de jeugdperiode rond de wisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw. Op basis van oral history komt Van Hessen tot de toen niet vanzelfsprekende conclusie dat het moderne jeugdbestaan het resultaat is van een nieuw sociologisch fenomeen, het zogenaamde jeugdbestel. Structurele maatschappelijke veranderingen riepen onder jongeren een nieuwe behoefte op om onderling hun eigen interesses vorm te geven buiten de traditionele kaders van het gezin, de buurt en de kerk. ‘De jeugd’ was volgens Van Hessen in dat opzicht een nieuw historisch fenomeen en eerst en vooral een constructie van de jeugd zelf.

Jeugdlectuur

Een ander sterk punt van Samen Jong Zijn is het contrast dat Van Hessen bloot legt in zijn retrospectieve interviews met ouderen die een dergelijk jeugdbestaan nooit hadden ervaren. Van Hessen onderkende dat het jeugdbestel onderworpen was aan een zekere conjunctuur, die, eenmaal gevormd, weliswaar een sterk interne, culturele dynamiek kende. Hij benoemde deze als de jeugdideologie. In latere studies wijst hij op culturele stromingen als het religieus sentimentalisme en de romantiek, die de jeugd een voorhoedepositie toekennen in het proces van maatschappelijke verandering. In zijn proefschrift verwijst hij naar de jeugdlectuur, die als een trait-d’union fungeert tussen deze stromingen en de culturele praktijken van jongeren zelf. Die stelling roept als vanzelf de vraag op of en in hoeverre jeugdboeken, films en televisieseries anticiperen op veranderingen onder de jeugd. Dat een dergelijk onderzoeksprogramma nooit van de grond is gekomen valt paradoxaal genoeg deels te verklaren door de plotselinge eruptie van de jeugdcultuur in de jaren zestig. Met en door de studentenbeweging nam de sociologie een andere wending, weg van de horizontale specialisaties. Tot schoolvorming rond van Hessen’s werk is het daarom nooit gekomen.

Illegaliteit

In 1966 werd Van Hessen lector aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Hij richtte zich daar op onderzoek naar wat hij zelf omschrijft als subconventionele oorlogsvoering: het brede grijze terrein van illegaliteit, verzet en guerrilla. Zijn ervaringen in de oorlogsjaren spelen daarbij ongetwijfeld een belangrijke rol. Hij publiceerde ook over partnerkeuze. Verder waren er de SISWO-werkgroepen waar Van Hessen met zijn rijzige, aimabele gestalte en zijn rustige, bedaarde stem de verbinding legde met een nieuwe generatie jeugdsociologen. Dankzij zijn sterke gestel en omwille van zijn onverminderde interesse in zijn vak, kon Van Hessen zijn pensioen uitstellen tot zijn zeventigste verjaardag, lang genoeg om zijn aanstelling als lector te zien veranderen in een hoogleraarschap. Ook na zijn emeritaat bleef hij bij zijn vakgebied betrokken. Hij maakte zich onder andere sterk voor de oprichting van een museum voor verzet en sociale verdediging. Maar ook de man die zijn werkzame leven invulde met jeugd en verzet, ontkomt niet aan het voortschrijden der tijd: Jan van Hessen werd onlangs 90 jaar. 

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Henk Kleijer
Ger Tillekens
Dick van Zuilen