Engbersen over het eindrapport van de Verkenningscommissie Sociologie
Sociologen die samenwerken: een nieuw elan binnen Nederland
De Nederlandse sociologie zal hard moeten werken voor haar toekomst, is de conclusie van de KNAW Verkenningscommissie Sociologie. De commissie heeft inmiddels ondervonden dat de bereidheid daartoe onder sociologen groot is en er zijn bovendien nieuwe initiatieven tot samenwerking ontstaan. Vanwege de vroegere belangenstrijd is dat goed nieuws.
De Nederlandse sociologie organiseert zich. Dat lijkt hard nodig: deze in Nederland nu zo’n honderd jaar oude wetenschap is, na een periode van grote zichtbaarheid en populariteit met maakbaarheidspretenties en emancipatoire ideologieën, geworden tot slechts een bescheiden discipline. Sociologie is nu één van de vele sociale wetenschappen, waarvan psychologie en economie zowel in onderzoeksbudget als studentenaantallen domineren. Toen eind vorige eeuw, zowel in Nederland als daarbuiten, het aantal sociologiestudenten flink daalde, vroegen beoefenaars zich zorgelijk af of er nog wel een toekomst was voor sociologie. Het antwoord wordt gevormd door het rapport van de Verkenningscommissie Sociologie, die in 2003 werd ingesteld door de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW). In het rapport analyseert de Verkenningscommissie de huidige situatie, doet een voorstel voor de gewenste positie in de toekomst en geeft een aanzet tot een plan van actie.
Gemeenschappelijke vijand
Het is een bekend ironisch gegeven dat specialisten vooral goed zijn in de toepassing van hun expertise op anderen. En zoals pedagogen door het stereotype gekenmerkt worden dat ze hun kinderen niet kunnen opvoeden, zo is het voor sociologen, die zich richten op onderwerpen als coördinatie, organisatie en cohesie, nooit vanzelfsprekend en gebruikelijk geweest om samen te werken. Maar een gemeenschappelijke vijand in de vorm van een somber toekomstperspectief, motiveerde en stimuleerde sociologen in Nederland tot gezamenlijke actie.
Godfried Engbersen, voorzitter van de commissie en tevens hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam: ‘Zelf dacht ik eerst dat het rapport vooral een symbolische waarde zou hebben. Dat het vooral van belang zou zijn voor het zelfvertrouwen van de sociologie, omdat de sociologie in Nederland zich in de afgelopen decennia duidelijk heeft verbeterd. Maar er worden ook allerlei ideeën geïmplementeerd. We zijn met NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) in gesprek over de onderzoeksprogrammering. Verder krijgt de data-infrastructuur een nieuwe impuls met de plannen voor een algemene steekproefondervraging van de Nederlandse bevolking, vergelijkbaar met de Amerikaanse General Social Survey. Ook komt er het DANS-instituut (Data Archiving & Networking Services), dat kwalitatieve dataverzamelingen zal opzetten en beheren. De Nederlandse Sociologische Vereniging is actiever geworden en heeft zich ingezet om Facta te behouden. We hebben inmiddels de steun van de KNAW voor interuniversitaire onderzoeksscholen, zoals ASSR en ICS, ook al gaat dat in tegen de huidige trend van lokale graduate schools. Het Amsterdams Sociologisch Tijdschrift en de Sociologische Gids hebben hun krachten gebundeld in het nieuwe tijdschrift Sociologie. En ten slotte is er een overleg “Zelforganisatie Sociologie” opgestart waar alle opleidingen bij betrokken zijn. Het veld is weer in beweging.’
Rode hoofden
‘De vroegere scholenstrijd, die eerst vruchtbaar was, maar later destructief, is nu verdwenen, en dat heeft de zelforganisatie vergemakkelijkt. Er is zowel een rapport als een dik boek verschenen. Dat boek, Balans en toekomst van de sociologie, is een mooie wetenschappelijke spin-off. Het is een bundeling van bijdragen van sprekers op de conferentie “De toekomst van de sociologie” en de workshop “Jong talent” (zie Facta, april en juni 2004). Het bijzondere is dat in dat ene boek bijdragen uit de gehele Nederlandse sociologie zijn gebundeld’, vervolgt Engbersen. ‘Het succes van de Verkenningscommissie is gebaseerd op de brede samenstelling, met vertegenwoordigers vanuit alle universiteiten, waardoor we een grote legitimiteit hadden richting het veld. Verder is het ook slim geweest dat we een paar goede workshops hebben georganiseerd. Tijdens de workshop met jong talent bleek dat de jonge garde sociologen helemaal niet meer bezig is met de belangenstrijd. Ze willen goed onderzoek kunnen verrichten. Bij de oudere generatie is die interne strijd niet helemaal weg, maar wel sterk verminderd. Hoewel het is voorgekomen dat we tijdens discussies met rode hoofden tegenover elkaar zaten, zagen alle partijen het belang in van een gezamenlijk rapport en het weer op de kaart zetten van het vakgebied. Er is overigens ook veel gelachen tijdens de discussies.’
Sociologie die er toe doet
‘De titel van het rapport, Samenleven en samenwerken. Een toekomst voor de Nederlandse sociologie, is enigszins ironisch gekozen, vanwege het verleden. Het is ook een titel waarmee we ons richten op geldschieters zoals NWO, omdat we inzetten op een nieuw onderzoeksprogramma met de titel Samenleven en samenwerken onder condities van globalisering en individualisering. Daarin gaan sociologen onderzoeken wat de gevolgen van globalisering en individualisering zijn voor sociale relaties en instituties, zoals de arbeidsmarkt, de verzorgingsstaat, gezin en religie. Deze vragen vormen immers de kern van sociologisch onderzoek, want wat de speurtocht naar elementaire deeltjes en de structuur van het heelal is voor natuurwetenschappers, is de bestudering van processen van globalisering en individualisering voor sociologen. In maart is een grote conferentie gepland en dan gaan we de contouren van dit plan verder uitwerken.’
Engbersen vervolgt over de onderzoeksagenda: ‘Die is tweeledig. Naast een nieuw, ambitieus programma, willen we ook een extra impuls geven aan de vier thema’s van een “sociologie die er toe doet”, namelijk schaalvergroting, sociale cohesie, oude en nieuwe ongelijkheden, en cultuur en identiteit. Daarbij willen we het disciplineoverleg sociologie nieuw leven inblazen; door overeenstemming over verschillende onderzoeksvoorstellen, wordt de kans op acceptatie door NWO vergroot. Bij sociologie was dat vroeger nogal ingewikkeld vanwege de pluralistische aanpak.’
Verheugend
Hoe gaat het met de sociologieopleidingen? ‘De afgelopen jaren zijn de studentenaantallen gelukkig weer gestegen. Ik koppel dat graag aan het idee dat maatschappelijke vraagstukken weer interessant zijn voor studenten. Ik zie ook dat er in toenemende mate HBO-studenten instromen, wat ik verheugend vind. Dat geldt in het bijzonder voor de Rotterdamse sociologie-opleiding. Aan de andere kant is de HBO-student ook een type student dat meer aandacht behoeft’.
Engbersen vervolgt dat de Verkenningscommissie heeft geconcludeerd dat de Nederlandse sociologieopleidingen sterk verbeterd zijn. ‘Het zijn behoorlijk ambachtelijke opleidingen, waar die in het verleden meer ideologisch georiënteerd waren. Studenten krijgen theorie, methodologie en statistiek. Ze leren analyseren, schrijven, rekenen, discussiëren en presenteren. Dat leidt er toe dat ze vrij makkelijk aan een baan komen, want ze hebben leren nadenken en kunnen zelfstandig werken. Helaas zijn er nog onvoldoende data over de arbeidsmarkt om deze aanname beter te kunnen onderbouwen. Daarnaast is er meer systematisch inzicht in de arbeidspraktijk nodig, vandaar onze aanbeveling voor actieve alumniverenigingen als platform voor uitwisseling.’
‘Omdat sociologen in een veelheid van beroepen terechtkomen, is het belangrijk dat de opleidingen daarop aansluiten. Daarom wordt geadviseerd om de huidige masteropleidingen te diversificeren, aangezien de opleidingen zich nu óf op sociologisch onderzoek óf op beleidsfuncties richten.’
Spanningsvelden zijn inherent
Het rapport van de Verkenningscommissie Sociologie verschijnt ruim een jaar later dan gepland. ‘Deels heeft dat een praktische reden, omdat er veel mensen met een drukke agenda in de commissie zitting hadden. Een andere factor is dat het enige tijd kostte om met elkaar tot overeenstemming te komen over een aantal principiële zaken. Er is fel gedebatteerd over de onderzoeksagenda, en ook over de wetenschapstaal -Engels of Nederlands- en over de maatschappelijke rol van sociologie. Tijdens de bijeenkomsten is een aantal spanningsvelden die inherent zijn aan het plurale karakter van de sociologie teruggekeerd. Maar dat is niet erg’, licht de voorzitter toe. ‘De pluraliteit van sociologie zie ik niet als een probleem maar als iets dat eigen is aan het vakgebied. Ik beschouw het als een vorm van intellectueel kapitaal waardoor de sociologie zich kan manifesteren op verschillende velden.’
Zieners
Hoe ziet Engbersen de maatschappelijke rol van sociologie en de relatie met de media? ‘Ik vind dat wetenschappers zich bewust moeten zijn van de betekenis van de media. Zo zou ik graag zien dat sociologie behalve op opiniepagina’s van kranten, ook veel meer vertegenwoordigd is in de wetenschapsbijlages’, aldus Engbersen. ‘Een zelfbewuste sociologie moet niet bang zijn om zich naar buiten toe te presenteren. Dat is soms moeilijk omdat andere disciplines momenteel aantrekkelijker worden gevonden door de wetenschapsjournalistiek, zoals bijvoorbeeld astronomie, genetica en de cognitiewetenschappen. Daarnaast worden er ook onmogelijke eisen gesteld aan de sociologie. Omdat iedereen verstand heeft van het onderzoeksobject “samenleving”, vinden veel mensen dat sociologen alleen maar begrijpelijke taal mogen gebruiken. Een dergelijke eis wordt eigenlijk nooit gesteld aan andere disciplines. Daarvan vindt men het juist vanzelfsprekend dat ze een eigenzinnige wetenschapstaal hebben. Niettemin zijn er Nederlandse sociologen die goed kunnen schrijven zoals, zoals De Swaan, Van Doorn, Schuyt en Schnabel. Zij zijn heel conceptueel, “zieners van hun eigen tijd” en weten dat vaak prachtig te beschrijven.’
‘Maar niet elke socioloog hoeft een dergelijke rol te vervullen. Sommigen gruwen ervan. Het is juist de spanning tussen verschillende polen die ons vakgebied vitaliteit geeft. Tussen een wetenschapsintern gerichte sociologie en een beleidsgerichte sociologie, tussen een sociologie die internationaal wil zijn en een sociologie die zich wil bezighouden met de eigen samenleving. Maar dit is niet uniek voor Nederland. Het is kenmerkend voor het vakgebied van de sociologie. De Verkenningscommissie laat met het rapport zien dat er hernieuwd zelfvertrouwen en elan is en dat we moeten werken aan een betere organisatie, met onze alumni en met het veld. Daarnaast hebben we van anderen steun nodig. Zoals van NWO, dat meer aandacht moet schenken aan klassieke, kleine disciplines, zoals ook politicologie en antropologie. Mits die zich aantoonbaar blijven verbeteren, want het moet natuurlijk geen monumentenzorg zijn.’
Literatuur
NAW Verkenningscommissie Sociologie, Samenleven en samenwerken, een toekomst voor de Nederlandse sociologie. Eindrapport Verkenningscommisie Sociologie. Amsterdam: Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (zal binnenkort verschijnen, zie ook www.knaw.nl)
Godfried Engbersen en Jos de Haan (red.) (2006), Balans en toekomst van de sociologie. Amsterdam: Amsterdam University Press, Pallas Publications
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine:
Facta nummer 1 van 2006
Wilt u dit nummer nabestellen?
Of direct een abonnement nemen?
Of dit nummer in de winkel kopen?