Home » Artikel
Hans Boutelier over diversiteit

Geven, ontvangen, teruggeven

Diversiteit is een omstreden politiek begrip geworden met zowel felle voor- als tegenstanders. Hans Boutellier neemt het onder de loep en pleit voor de herwaardering van maatschappelijke wederkerigheid. 'Maar die zit soms zó diep weggestoken dat we haar niet meer herkennen.'

Sommige woorden komen in een bepaalde periode zo vaak langs dat ze elke betekenis verliezen of zelfs in hun tegendeel gaan verkeren. 'Allochtonen' is er zo een. Door Hilda Verwey-Jonker in de jaren zeventig voorgesteld als neutraal alternatief voor gastarbeiders, was het veertig jaar later een bewijs van onverschilligheid of zelfs bevooroordeeld zijn. Hetzelfde geldt voor integratie van minderheden. Het werd van een nietszeggende uitdrukking tot een belediging, want het veronderstelt een meerderheid en bovenal de aanpassing daaraan. In plaats daarvan spreekt met tegenwoordig liever over diversiteit en soms ook wel van superdiversiteit, om aan te geven dat de samenleving niet meer te vangen is in overzichtelijke categorieën.
 Diversiteit is vooral een begrip dat wijst op verschillen, met de impliciete boodschap dat deze vooral gerespecteerd moeten worden. Diversiteit leidt tot het idee van een inclusieve samenleving waarin iedereen recht heeft op zijn plaatsje onder de zon. Het is een mooi perspectief dat vooral lokaal al tot diverse goedbedoelde beleidsprogramma’s heeft geleid. Het is echter ook de taal die voedsel geeft aan de opkomst van een nieuwrechtse beweging die er vooral een ondergang van het Avondland in ziet, een te grabbel gooien van westerse waarden en de idealen van de Verlichting. Wat voor politiek deze tegenbeweging voorstaat laat zich slechts raden. Vooralsnog leidt zij vooral tot gemor, hatelijke teksten en ongerichte protesten, zoals die van Pegida.

Basisgedachte

Het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) heeft tot doel om, over dergelijke ideële strijd heen, te komen tot de ondersteuning van een rationele politiek op basis van kennis en informatie over migratiebewegingen en de gevolgen daarvan. In deze pragmatische benadering speelt – meer of minder expliciet – het begrip wederkerigheid een grote rol. Dit principe is aan het begin van de twintigste eeuw door cultureel antropologen beschreven als het cement van een samenleving. Het gaat verder dan gedeelde waarden en gemeenschappelijke belangen. De basisgedachte is dat samenleven vooral ook een deal is – het gaat om geven, ontvangen, teruggeven, en zo verder. Maar dat principe zit diep weggestopt – we zouden de wederkerigheid in het samenleven meer zichtbaar kunnen maken.
 Het mag duidelijk zijn dat diversiteit een kwestie is die niet even te regelen is, ook niet in termen van inclusief beleid. Het is een proces, zonder afronding, doorbroken door incidenten en meet steeds weer nieuwe kwesties die om een oplossing vragen. Integratie, diversiteit, inclusiviteit – welke term we ook gebruiken: de enige constante erin is de dynamiek. Maar het is bij voorkeur wel meer dan incidentenpolitiek. Onafgebroken verandering is immers niet zonder meer een geruststellende politieke boodschap. Menselijk samenleven is in belangrijke mate juist gericht op het creëren van cohesie, stabiliteit en evenwicht. Misschien is dat wel het probleem: veel mensen hebben weinig grip op de wereld waarin ze leven – of dat gevoel hebben ze.

Meerstemmigheid

De helft van de mensen in Nederland meent dat de kloof tussen migranten en autochtonen groter wordt. Toch komt uit ons onderzoek een ander beeld naar voren, een beeld van meerstemmigheid. Als we met mensen in gesprek gaan over de inclusieve samenleving, dan gebruiken ze soms wel dertig verschillende argumenten in hun verhalen. Bij elkaar werden 137 ingrediënten gevonden die door respondenten in verschillende samenstellingen worden samengevoegd. Het vinden van een overkoepelende 'waarheid' zal dan ook niet zo gauw lukken. Tegenover iedere waarheidsaanspraak staat die van een ander. Maar er is wel een dusdanige variatie, dat het gesprek bijna altijd mogelijk lijkt.
 Dit uitgangspunt ligt in feite ook ten grondslag aan de instituties van de liberale democratische rechtsstaat – een unieke verworvenheid, historisch en cultureel. Iedereen mag zijn eigen God kiezen, of denken er zelf een te zijn. Maar het gesprek daarover moet uiteindelijk mogelijk blijven. Zelfs als er in een rechtsstaat slechts één geloof zou zijn, dan is het in ieder geval een geloof dat alle andere geloven mogelijk maakt. Toch lijkt dit fundamentele gedachtegoed enigszins te zijn verwaarloosd. Of het is te veel aan juristen overgelaten. Maar de rechtsstaat is geen technische wetskennis, het is gestolde ervaringskennis over het omgaan met conflicten en tegenstellingen, die onderhouden, en steeds weer opnieuw geformuleerd en doorleefd moeten worden.

Émile Durkheim

De rechtsorde is de uitdrukking van een bepaalde sociale orde. Émile Durkheim (1858-1917) ontwikkelde in zijn leven twee grote antwoorden op de vraag naar sociale orde. Het eerste antwoord is 'het collectieve bewustzijn'. Dat is het geheel van gedeelde opvattingen, sentimenten en sociale verhoudingen, zonder dat er veel over getwist hoeft te worden. Gemeenschappelijke waarden – zeg ik maar even voor het gemak. Met de modernisering werd zo’n collectief bewustzijn steeds ingewikkelder. De samenleving viel uiteen in verschillende vormen van arbeid, functieniveaus, beroepen en opleidingen. Durkheims tweede antwoord was daarom: het besef van onze onderlinge afhankelijkheid. We kunnen niet zonder elkaar. Dat weten we en dat leidt tot solidariteit. Het is welbegrepen eigenbelang dat ons bij elkaar houdt.
 Gedeelde waarden en welbegrepen eigenbelang – het zijn beide nog steeds belangrijke principes waarmee de samenleving bij elkaar wordt gehouden. Maar dit is nog niet het hele verhaal. Marcel Mauss, een neef van Durkheim, kwam in 1924 nog met een ander inzicht. Hij bestudeerde andere culturen, en zag nog een ander sociaal mechanisme: de uitwisseling van geschenken. Hij beschreef dit ritueel als fundamenteel voor de sociale vrede tussen de betrokken stammen. Niet zozeer het collectieve bewustzijn of de onderlinge afhankelijkheid, maar wederkerigheid bepaalt de sociale verhoudingen: de plicht om te geven, de plicht om te aanvaarden en de plicht om terug of door te geven, en zo verder.
 Ook aan moderne sociale verhoudingen ligt het 'principe van geven en nemen' ten grondslag. In Nederland heeft de sociologe Aafke Komter het idee van wederkerigheid uitgebreid onderzocht en beschreven. Zij ziet een subtiele mengeling van altruïsme en egoïsme: 'Men is vrijgevig uit eigen belang.' Zo zou je de hulp van vrijwilligers aan vluchtelingen kunnen zien als altruïsme, maar het is wel degelijk ook een investering waarmee mensen een goede verhouding met nieuwkomers willen realiseren. Onherroepelijk spelen machtsverhoudingen daarin een rol. Er is echter ook wederkerigheid op basis van gelijkwaardigheid, in geval van afspraken over wat je elkaar te bieden hebt. Wederkerigheid is dan een transactie, eventueel zelfs met een contract.

'Solidariteit is diefstal'

Er kan zich een lange tijd bevinden tussen geven en teruggeven. De relatie daartussen kan ook heel abstract zijn – neem de belastingen of de zorgverzekering. Wederkerigheid ziet er in elke historische periode weer anders uit. Maar op basis van wederkerigheid zijn uiteindelijk complexe samenlevingen mogelijk. Wederkerigheid is dan 'een duurzame, intersubjectieve verhouding waarin over en weer onbepaalde prestaties worden verricht in het vertrouwen dat die op termijn worden verevend' (citaat is afkomtig uit Solidariteit en recht. Een interdisciplinair onderzoek naar het wederkerigheidsbeginsel van D. Pessers, 1999). Je zou van diepe wederkerigheid kunnen spreken: de basis onder solidariteit die niet zonder meer uitgaat van gedeelde waarden of gemeenschappelijke belangen. Deze ziet verhoudingen tussen mensen eerst en vooral als een kwestie van geven, ontvangen en teruggeven.
 In een wederkerig proces schuilt volgens Pessers de gelijktijdige erkenning en opheffing van tegenstellingen. Men verplicht zich aan elkaar, en men weet dat! En men zal zich ernaar moeten gedragen. Zoals Marcel Mauss heeft gezegd: 'Eerst moet de speer worden neergelegd.' Ik denk dat we kunnen constateren dat 'speren' een grote rol spelen in de wijze waarop het diversiteitdebat in de publieke opinie wordt uitgevochten. De wederkerigheid staat onder druk, of ze is wel heel diep weggezakt. Misschien zijn de sociale afstanden te groot, is de noodzaak vergeten of wordt de deal als onevenwichtig ervaren. 'Solidariteit is diefstal', stond eens boven een reportage over achterstandswijken – deze mensen ervaren geen wederkerigheid, maar vooral verlies.
 Toch schuilt naar mijn mening in de notie van wederkerigheid de mogelijkheid van een politiek-normatief programma, dat bestaat uit het zichtbaar maken van de wederkerigheid in onze sociale verbanden, of uit het herstellen van het evenwicht daarin. Wanneer we spreken over sociale orde en verbinding zijn er drie kandidaten: collectieve waarden, gedeelde belangen en wederkerigheid. Waarschijnlijk zijn ze alle drie relevant. Maar vooral wederkerigheid laat ons iets zien van de potentie van menselijke verhoudingen. En dat begrip doet ons beseffen dat onze verzorgingsstaat dusdanig is verbureaucratiseerd en geprofessionaliseerd, dat de basis ervan onherkenbaar is geworden.

Politiek-normatief

Hoe zou een politiek-normatief programma op grond van wederkerigheid eruit kunnen zien? Wanneer we kijken naar de rechtsstaat en de rechtsorde, dan zien we haar terug in de gelijkheid voor de wet. We worden geacht ons te houden aan de wet, die is gebaseerd op democratische besluitvorming. Daar staat tegenover dat die wet ons beschermt: we zijn (in principe) immers gelijk voor de wet, en hebben dus gelijke rechten en plichten.
 Als we kijken naar de economie dan is er de verwachting dat alle mensen bijdragen aan de continuïteit van Nederland. Van eenieder wordt verwacht te werken naar vermogen en belasting te betalen. Daar staat veel tegenover: onderwijs, ontplooiing, bestaanszekerheid, de fysieke en culturele infrastructuur, en ga zo maar door. De economie is goed beschouwd een deal tussen de markt, de overheid en de samenleving, die bol staat van de wederkerigheid, meer en minder abstract.
 En dan zijn er nog de cultuur, de identiteit, de religie, de waarden en normen, de omgangsvormen. Daarin is Nederland heel vrij, overigens nog niet eens zo lang. Het homohuwelijk is bijvoorbeeld van 2001, maar Nederland liep daarin internationaal wél weer voorop. Ook hier is een wederkerige verhouding van betekenis. Ik ben vrij om te doen en laten wat ik wil als ik jouw levenshouding ook respecteer, en omgekeerd.
 In de samenleving schuilt een diepe wederkerigheid. Maar die zit soms zó diep weggestoken dat we haar niet meer herkennen. Het komt erop aan de wederkerigheid weer meer zichtbaar te maken. Dan gaat het gesprek vooral over dat diepe principe van samenleven: de plicht te geven, de plicht te aanvaarden en de plicht om terug te geven. Wederkerigheid is vooralsnog geen versleten begrip.

Hans Boutellier is wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut. Vanuit deze functie is hij eerste woordvoerder van het Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS). Sinds april 2016 is hij in deeltijd hoogleraar Veiligheid & Veerkracht aan de Faculteit Sociale wetenschappen van de Vrije Universiteit.

Literatuur
Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven. H. Boutellier (2015) Amsterdam: Boom filosofie.
Geven, ontvangen en teruggeven. Een pleidooi voor diversiteit in wederkerigheid. Jaarbericht aan de Minister. H. Boutellier (2017) Utrecht: KIS.
Solidariteit en de gift; sociale banden en sociale uitsluiting. A. Komter (2003) Amsterdam: AUP.
Bezorgdheid en veerkracht. Nederlanders over etnisch-culturele diversiteit in de samenleving. R. van Wonderen en M. van Kapel (2017) Utrecht: KIS.

 

Details

Structuur: