Het IJsbergsyndroom
Vorig jaar overleed Bart Tromp, socioloog en allesweter. Tromp schreef net zo makkelijk over internationale politiek of de geschiedenis van de sociaal-democratie, als over opera of Karl Marx. Dat moet je vandaag als academicus niet meer proberen. Specialiseren is de regel. Tot je steeds meer weet over een steeds smaller onderwerp. Het ideaal is, vrezen we, alles over niets te weten.
Anyway. Ooit lanceerde Tromp het concept van het ijsbergsyndroom. Daarmee doelde hij op de neiging in de media en in de sociale wetenschappen om ervan uit te gaan dat als veel mensen over een bepaald onderwerp veel lawaai maken, dat wel moet wijzen op een of ander onderliggend probleem. Net zoals je van de ijsberg maar eentiende ziet en de gevaarlijkste negentiende onder water verborgen zit, wijzen bijvoorbeeld stenengooiende betogers vanzelfsprekend op een dieperliggende en fundamentele kwestie. Anders zouden ze niet demonstreren, toch?
Het mooie aan verklaringen in termen van achterliggende oorzaken is dat ze automatisch ook gewicht en diepgang verlenen aan de verklaarder. Wie spreekt over wat er blijkbaar achter de concrete gebeurtenissen schuilt, heeft onmiddellijk een voorsprong op ons, gewone stervelingen, die dat niet zien. En wie gaat graag door het leven als zijnde blind? En dus trekken we allemaal ons gezicht in een ernstige plooi en praten we elkaar na over dieperliggende en fundamentele problemen.
Maar soms is het zoveel eenvoudiger. In Nederland braken ze zich vorig jaar november wekenlang het hoofd over scholierenbetogingen. Omdat die betogingen meestal eindigden in relletjes en opstootjes, werd er uiteindelijk een blik specialisten opengetrokken. Die kwamen met een somber hoofd op tv vertellen over de onvermijdelijke achterliggende oorzaken en dieperliggende problemen.
In geen tijd ontdekten ook de Vlaamse media de Nederlandse betogende jongeren. En dus kon je ook in Vlaanderen niet om de analyse van de bezorgde specialisten heen. Betoogd werd er weliswaar nog niet, maar, verzekerden ze ons, dat van die achterliggende oorzaken en problemen, daar konden we ons alvast maar van bewust zijn.
En wat vonden de jongeren in kwestie zelf? De Volkskrant zocht het, wat Nederland betreft, uit. Enige participerende observatie en een paar gesprekken met jeugdige betogers leverden een nogal ontluisterende analyse op: ’Staken is geweldig tijdverdrijf, voor wie jong is en niet al te graag op school zit. Je kunt gillend van de lach voor de politie uitrennen, je kunt rotjes gooien. Je kunt fietsen omtrappen, flirten met stoere jongens en lelijke dingen roepen tegen de politie‘ (de Volkskrant, 27 november 2007).
Er werd blijkbaar vooral voor de lol betoogd en gedemonstreerd. En dat sprak, toen ze dat door hadden, ook de Vlaamse jongeren aan. Die besloten prompt ook te staken. Eén klein probleem: ze wisten niet waarvoor of waartegen. En dus deden ze dat maar uit solidariteit met de Nederlandse scholieren. Wel hartverwarmend natuurlijk, maar wellicht hadden ze beter hun oor te luisteren gelegd bij de specialisten: die hadden alvast de achterliggende oorzaken en problemen klaar. Het IJsbergsyndroom: dat had Bart Tromp toch weer goed gezien.
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine:
Facta nummer 1 van 2008
Wilt u dit nummer nabestellen?
Of direct een abonnement nemen?
Of dit nummer in de winkel kopen?