Home » Artikel

Interview: Het Nederland van filmmaker Eddy Terstall

Erg lang duurde de studie Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam voor cineast Eddy Terstall niet. Na precies een jaar en drie maanden hield hij de collegebankjes voor gezien, om zich weer volledig te kunnen storten op het maken van films. Niettemin blikt hij tevreden terug: “Ik was een soort verstekeling.”

Door Jacob Moerman

Dit artikel is verschenen in Sociologie Magazine, nummer 3 uit 2013.
Meer lezen? Op de hoogte blijven van de laatste sociologische ontwikkelingen? Neem direct een abonnement.

Eddy Terstall (geboren in Amsterdam, 1964) debuteerde in 1992 met de film Transit en voegde daarna de ene na de andere film aan zijn oeuvre toe.  Opvallend is dat hij, in tegenstelling tot veel andere Nederlandse regisseurs, de scenario's voor zijn films zelf schrijft. In de loop der jaren ontwikkelde hij zich tot een cineast met politieke en maatschappelijke onderwerpen en thema’s. Met Simon (2004) maakte hij een film over euthanasie, Sextet (2007) gaat over de seksuele verhoudingen in Nederland en Vox Populi (2008) over het politieke machtsspel in Den Haag.
 Als middelbare scholier bezocht Terstall het Amsterdams Lyceum. “Ik was heel slecht in alles wat met rekenen te maken had”, geeft hij aan. “Een echte alfa, dus. Wis- en natuurkunde waren aan mij niet besteed.” Ook met de Nederlandse spelling had hij deels moeite, vanwege een lichte vorm van dyslexie. “In buitenlandse talen was ik juist weer heel goed. Thuis spraken we alle talen door elkaar.” In zijn familie was het evenwel niet gebruikelijk om te gaan studeren. “Mijn moeder was wel slim, maar moest van haar vader naar de huishoudschool. Hij was een communist die de Waarheid las. En mijn biologische vader was een kruidenier.”
 Op zijn achtste gingen zijn ouders scheiden. “Mijn moeder leerde daarna een Duitse hippie kennen, aan het begin van de jaren zeventig. Dat was een wilde tijd, vaak bleven mensen bij elkaar logeren. Het gebeurde regelmatig dat ik als jongen over de bebaarde types heen moest stappen, nadat ik mijn bed uit was gekomen. En iedereen was uitermate links. Ik kreeg op jonge leeftijd het politieke bewustzijn duidelijk mee.”
 Leuker was dat hij als kind veel op reis ging. “Samen met mijn moeder en stiefvader reisde ik naar India, Sri Lanka, Thailand. Dat was zeker voor die tijd zeer avontuurlijk. Ik denk dat ik daardoor al jong besefte dat Nederland niet de enige interessante plek in de wereld is. Mijn stiefvader bracht me ook in aanraking met de Duitse cultuur. Films van Rainer Werner Fassbinder en Werner Herzog zag ik al op jonge leeftijd. Ook las ik de boeken van Hermann Hesse en Günter Grass. Je zou kunnen zeggen dat ik daardoor een soort Nederlands-Duitse opvoeding heb gehad.”
 Op zijn achttiende ging Terstall werken bij een reclamebureau. “Die wereld beviel me niet zo. Maar het maken van een reclamefilmpje, dat sprak me aan. Ik mocht een keer van nabij meemaken hoe zo’n filmpje werd gemaakt. Toen zag ik de filmset, met alle bedrijvigheid, lampen en camera’s. Ik kon daarna stage lopen bij een filmproductie. En vervolgens werd ik freelancer, als belichter. Ik hield vooral mijn ogen goed open tijdens het werk, want het was mijn doel om cameraman te worden.”
 Het was de lichtman Stan Schram die Terstall een loopbaan als regisseur voorspelde. “Hij vond dat ik veel te nieuwsgierig was om alleen als belichter of cameraman met film bezig te zijn. Stan Schram was ook degene die mij aanraadde om mijn algemene kennis te vergroten en een studie te gaan doen. Hij zei dat ik de hoorcolleges Politicologie moest volgen. Volgens hem was dat een soort maatschappijleer waar je gemakkelijk bij aan kon schuiven. Dat advies volgde ik daarna dus op. Ik was een soort verstekeling.”
 Terstall schreef zich als 25-jarige in voor de studie en kocht alle boeken die nodig waren. “Ik was altijd keurig op tijd voor de colleges en bereidde me steeds goed voor. Een vriendin studeerde in datzelfde jaar, filosofie. We trokken als een duo op. Ik heb na het einde van dat eerste jaar alleen geen van de tentamens gehaald, om de eenvoudige reden dat ik geen tentamens maakte. Het was mij louter en alleen te doen om de colleges te volgen en voor te bereiden. Met het doel om mijn kennis te verbreden.”

En hoe beviel dat?

“Aanvankelijk vond ik dat de colleges te vaak waren toegespitst op een bepaalde casestudie. Over bijvoorbeeld de feodale indeling in de zestiende eeuw. Interessanter vond ik de colleges over de geschiedenis van de arbeidersbeweging in Nederland. Of over het katholicisme. Als voorbereiding moest ik stukken uit de bijbel lezen. Daar was ik zonder deze colleges nooit aan toegekomen. Het vele leeswerk viel me jammer genoeg niet mee, vanwege mijn dyslexie. Ik heb als student vooral de kennis tot mij genomen die me in de collegezalen werd aangeboden.”

Hoe belangrijk is de studie geweest voor de periode daarna?

“Het is te zwaar om te zeggen dat deze studie een soort voedingsbodem is geweest. Mijn ideologische ontwikkeling had ik al achter de rug, op het moment dat ik begon. Politicologie bood mij een goede mogelijkheid om in korte tijd veel kennis te vergaren. Daarnaast is de studie belangrijk geweest voor mijn affiniteit met de samenleving. Nog steeds ben ik nieuwsgierig naar alle ontwikkelingen binnen Nederland en de rest van de wereld. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat ik vaak naar documentaires kijk, en veel minder naar speelfilms. Het bedenken van fictieve verhalen kan ik per slot van rekening zelf wel.”

Waarom ben je zo snel met de studie gestopt?

“Ik had in mijn eerste jaar een scenario geschreven en kreeg daarna subsidie van het Filmfonds voor het maken van mijn eerste speelfilm. Daardoor moest ik al na een jaar en drie maanden de studie vaarwel zeggen. Vanwege mijn debuutfilm Transit, over Braziliaanse illegalen in de Bijlmer. Een zeer politiek correcte film, denk ik nu. Transit kreeg overigens positieve recensies. En ik kreeg meteen geld voor het maken van een volgende film.”

Je hebt nu dertien films gemaakt, met vaak een maatschappelijke lading. Zie je jezelf als een geëngageerd cineast?

“Ik weet vaak het verhaal in te bedden in de hedendaagse Nederlandse maatschappij, met allerlei vrijheden die op andere plaatsen in de wereld niet bestaan. Daardoor heb ik mijn eigen wereld eigenlijk steeds meer leren waarderen. Ik was soms te gast op een filmfestival in het buitenland en het kwam steeds vaker voor dat ik vragen moest beantwoorden over de Nederlandse samenleving. Op die manier vatte ik het plan op om een film te maken over de verworvenheden van onze maatschappij. Zonder een geheven vingertje op te willen steken.”

“Het resultaat was Simon, mijn meest succesvolle film tot nu toe. Over een man met kanker die besluit door middel van euthanasie een einde aan zijn leven te maken. Ik zie de film vooral als een ode aan onze Nederlandse samenleving, met allerlei vrijzinnigheden. Ik heb dus bewust een film over Nederland willen maken. Je zou kunnen zeggen dat Simon een politieke film is. En daarmee ben ik natuurlijk een geëngageerd cineast.”

Na Simon werd je ook gevraagd door Wouter Bos om je kandidaat te stellen voor de Tweede Kamerverkiezingen. Waarom heb je daarvoor bedankt?

“Ik ben altijd een uitgesproken lid geweest van de PvdA en bemoeide me in die periode, rond het jaar 2005, met het integratiedebat en de gevolgen van de moord op Theo van Gogh. Ik vond dat de PvdA dit debat te schoorvoetend voerde en had de behoefte om zo nu en dan wat olie op het vuur te gooien door het publiceren van een aantal stukken. Daarnaast vond ik dat sommige verworvenheden te veel onder vuur lagen, zoals de vrijheid van meningsuiting, vrouwenrechten en de scheiding tussen kerk en staat. Wouter Bos was het wel met mij eens, maar stond onder druk van sommige partijgenoten. Hij wilde daardoor een aantal nieuwe gezichten in de Tweede Kamer hebben.”

“Dat ik voor de eer heb bedankt, heeft ermee te maken dat ik geen groepsdier ben. Als je deel uitmaakt van de Tweede Kamer moet je je voortdurend conformeren aan de rest van de fractie. En dat is aan mij niet besteed. Als ik ermee akkoord was gegaan, was er waarschijnlijk binnen de kortste keren een breuk ontstaan.”

Drie jaar na dit verzoek kwam de film Vox Populi uit, waarin het politiek correcte denken in Den Haag op de hak wordt genomen. Is deze film te beschouwen als een afrekening?

“Zeker, en ook als een afrekening met de ideeënloosheid binnen de Nederlandse politiek. De film drijft de spot met een linkse politicus die binnen de grachtengordel zijn ideeën op charmante wijze weet te verkopen, maar inhoudelijk niets voorstelt. Uiteindelijk gaat hij aan zijn eigen ego ten onder. Toen de film in première ging, zat de zaal deels gevuld met politici. Vooral de grappen voor insiders hadden veel succes. En bijna iedereen zag de film als een afrekening met al die andere partijen. Weinigen hadden in de gaten dat de film in feite gaat over het gehele politieke veld.”

Twee jaar geleden maakte je je debuut als toneelregisseur met een stuk over de moord op Theo van Gogh. Was dit stuk een eerbetoon aan hem?

“Ik was goed bevriend met Theo van Gogh en het lag voor de hand dat ik ooit iets met zijn dood wilde doen. Het bizarre is dat hij is vermoord omdat hij opkwam voor vrouwenrechten. Niet vanwege beledigingen aan iemands adres, waar hij vooral zijn reputatie aan had te danken. Dat toneelstuk heb ik gemaakt op verzoek van De Balie in Amsterdam en is een combinatie van een lezing en gespeelde fragmenten. De reacties waren over het algemeen positief, maar ik weet niet of ik ooit nog een keer als toneelregisseur aan de slag ga.”

Je laatste film Deal is gemaakt met behulp van zogeheten crowdfunding. Bepaalt dit systeem van donaties de toekomst van de Nederlandse cinema?

“Het vervelende is dat de bezuinigingen van de overheid lijken op een politiek statement en volgens mij te maken hebben met een soort revanchegedachte van rechts richting alles wat met cultuur te maken heeft. De politiek had moeten besluiten om op maat in de culturele sector te gaan snijden. Nu is er alleen maar sprake van ondoordacht gehak. Daar zijn jammer genoeg veel mensen en instellingen in de culturele sector niet bij gebaat. En uiteindelijk ook heel Nederland niet.

 

Interview Eddy Terstall: "Ik was goed bevriend met Theo van Gogh en het lag voor de hand dat ik ooit iets met zijn dood wilde doen."