Home » Artikel
Sociologe Jolande Withuis

Interview Jolande Withuis

Als socioloog, historicus en biograaf heeft Jolande Withuis de afgelopen vijftien jaar een aantal indrukwekkende boeken geschreven. Met elkaar geven ze een beeld van Nederland in de tweede helft van de twintigste eeuw. “Als kind had ik het gevoel nergens bij te horen.”

Dit interview met sociologe Jolande Withuis - in de PdF in onze fraaie opmaak - verscheen onder de titel “Alles heet tegenwoordig een trauma” in: Sociologie Magazine nr. 1 2015. Jolande Withuis publiceerde de biografie 'Juliana – Vorstin in een mannenwereld' (Bezige Bij 2016). Het interview is geschreven door Jacob Moerman, het beeld van Gon Buurman.

“Ik heb een arbeidsverleden van pet”, moet Withuis halverwege het gesprek bekennen, in haar woning in het centrum van haar woonplaats Zutphen. “Pas op mijn 54ste kreeg ik mijn eerste vaste aanstelling, aan het NIOD, het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Dat was geweldig, omdat ik toen eindelijk een groot onderzoek kon doen. Dat resulteerde in mijn boek Na het kamp, over de naoorlogse lotgevallen van overlevenden van een concentratiekamp. En daar vloeiden weer andere boeken uit voort.”
Een wetenschappelijke carrière lag voor Withuis van huis uit niet voor de hand. Haar moeder wilde dat ze naar de kweekschool ging. “Maar ik was een kind van de jaren zestig en wilde absoluut naar de universiteit”, geeft ze resoluut te kennen. De keuze viel op sociologie, de opleiding die toen in Amsterdam nog werd gecombineerd met antropologie. “Omdat ik me interesseerde voor mensen en voor de gebeurtenissen in de wereld. Ik bewaar goede herinneringen aan de colleges van Wertheim over de geschiedenis van de antropologie. En aan de colleges van Van der Land over politieke theorie.” Na haar kandidaats knapte ze steeds meer op de studie af. “De leerstof werd alsmaar marxistischer. De antropologie werd imperialismetheorie en veel studenten werden lid van de CPN. Dat was precies in de tijd dat ik me van het communisme wist te bevrijden. Begin jaren zeventig overwoog ik serieus met mijn studie te stoppen.”
Dat communisme, daar had ze inmiddels de buik van vol. “Mijn vader was chef bij het dagblad De Waarheid, voor de editie van Noord- en Oost-Nederland. Eind jaren veertig liep het aantal abonnees van die krant drastisch terug. Mijn ouders moesten van Zutphen naar Amsterdam verhuizen, omdat mijn vader werd overgeplaatst. Daar heeft het grootste deel van mijn jeugd zich afgespeeld.”
“De communistische overtuiging van mijn ouders heeft mijn jeugd gekleurd. Communisten werden gezien als staatsvijanden. Mijn vader had geen paspoort, we konden het land niet verlaten. Wij stonden buiten de normale wereld. Eigenlijk alles stond in het teken van die politieke overtuiging.”

Hebt u iets aan die ervaring overgehouden?
“Ik denk dat ik het snel aanvoel en er gevoelig op reageer wanneer mensen op een totalitaire manier redeneren. Alles wat naar gewetensdwang of collectivisme riekt, gaat bij mij al meteen tegen het zere been. Bij geloofszaken sta ik altijd aan de kant van de afvalligen.”

In 1956 hadden communisten het extra zwaar vanwege de inval in Hongarije. Gold dat ook voor u en uw ouders?
“Communisten en hun gezinnen werden aangevallen en kregen vanuit de partij bescherming. Stevige bouwvakkers. Ik werd weer naar school gebracht, terwijl ik juist zo groot was dat ik alleen mocht. Mijn vader moest onder politiebegeleiding door een woedende massa het partijgebouw Felix Meritis in worden geloodst. Hoe lang dat heeft geduurd, dat weet ik niet meer. Ik vind het moeilijk om de sterke verhalen te onderscheiden van echte herinneringen. Wat mij bijstaat van mijn schooltijd, is dat je zo weinig mogelijk over thuis mocht vertellen aan andere kinderen of de leraren. Ik moest altijd op mijn hoede zijn.”

Is er in Nederland eigenlijk nog wel voldoende aandacht voor die Koude Oorlog?
“Ik denk dat de heftigheid van die periode wordt onderschat. Er was sprake van een civiele staat van beleg, met allerlei regeringsmaatregelen tegen het interne gevaar. Paspoorten werden afgenomen en vanwege een ambtenarenverbod konden veel communisten geen werk krijgen. Dat is een vergeten stukje geschiedenis. Ik merk het aan studenten en collega’s. Velen zijn nauwelijks bekend met wat de Koude Oorlog in Nederland heeft betekend.”

Terug naar de jaren zeventig. Wat ging u na uw kandidaats doen?
“Ik ben een aantal jaren de psychiatrie-colleges voor medicijnenstudenten gaan volgen. Die waren voor mij een eyeopener. Ik kwam uit die marxistische achtergrond, waarin een mens wordt gezien als een maatschappelijk bewust en politiek handelend wezen. Een heel plat wereldbeeld, eigenlijk, dat helaas met thema’s als sociale ongelijkheid ook onder sociologen dominant werd. De psychiatrie leerde me mensen te zien als zeer complexe individuen, wier gedrag en beleving niet vallen te reduceren tot de gangbare sociale categorieën. Dat maakte de wereld een stuk interessanter.”

Waarom keerde u weer terug naar uw oude studie?
“Door de psychiatrie ontdekte ik hoe ik met de sociologie verder kon gaan. Ik kon het vak als het ware meer diepgang geven, door minder in hokjes en categorieën te denken en meer vanuit individuen. In 1980 studeerde ik af, met een scriptie over de relatie tussen psychoanalyse en feminisme. Ik probeer sindsdien de sociologie te verbinden met andere vakken, zoals psychologie en geschiedenis. Dat zie je ook wel duidelijk in mijn boeken terug, hoop ik.”

Kon u na de studie meteen aan de slag?
“Niet echt, na veel gesolliciteer ging ik werken aan de Vrije Universiteit, als docent Vrouwenstudies. Dat had nog heel wat voeten in aarde, omdat ik niet gereformeerd was. Een vaste aanstelling zat er voor mij daardoor niet in. Ik heb de tien jaar daarna aan de VU op basis van in totaal veertien tijdelijke contracten gewerkt. Ik werkte deeltijds en werkte daarnaast aan mijn proefschrift.”
“Toen werd me een vaste aanstelling aangeboden, maar alleen als docent. Niet voor onderzoek. Dan had ik de zogenaamde doelstelling van de VU moeten ondertekenen, met daarin opgenomen dat in leven en werk het evangelie het uitgangspunt is. Dat kon ik niet tekenen, ik ben per slot van rekening geen leugenaar. Ik vind overigens niet dat je geld kunt krijgen van de overheid en tegelijkertijd een dergelijk beleid kunt voeren. Wat mij betreft wordt de VU dan ook opgeheven. Wil je nog een kopje koffie?”

Hoe bent u op het idee gekomen voor het boek Erkenning, over de inflatie van het begrip 'trauma'?
“Doordat ik me sedert mijn proefschrift steeds meer bezighield met de geschiedenis van de herdenking van de Tweede Wereldoorlog. Dat er onder de overlevenden velen waren die kampten met ernstige gezondheidsproblemen. angstaanvallen, nachtmerries en zulke klachten, was in Nederland lange tijd een verborgen probleem. Bekend onder insiders, maar niet iets waarover werd gesproken. Ook onderling had men het er zelden over. Door de tijd heen zie je dat veranderen. In de jaren zeventig kwam er aandacht voor het feit dat sommige overlevenden nog steeds leden onder de gevolgen van wat ze in de oorlog hadden moeten doorstaan.”
“Het begrip trauma sloeg oorspronkelijk op een ervaring die bij uitstek ónbespreekbaar was. Te erg om in woorden uit te drukken, te erg zelfs om tot het bewustzijn toe te laten. Maar langzaamaan werd het een publiek begrip en zeiden steeds meer mensen er last van te hebben. Ik weet nog dat ik midden jaren 90 voetballer Ruud van Nistelrooy op de televisie zijn knieblessure hoorde beschrijven als een trauma. Het leek mij daarom interessant om de veranderende betekenis van het begrip te onderzoeken, door de jaren heen.”

Het boek is dus ook ontstaan vanuit ergernis?
“Absoluut. Alles heet tegenwoordig een trauma. Het is een betekenisloos begrip geworden, je kunt geen praatprogramma meer aanzetten zonder een clubje zelfbenoemde getraumatiseerden te horen jammeren. Zelfs iemand die voor een examen is gezakt, zegt last te hebben van een trauma. Wat ook een wijdverbreide misvatting is, is het automatisme. Alsof wie iets ergs ondergaat daardoor wel getraumatiseerd móet raken.”

In Erkenning hebt u ook af willen rekenen met het slachtofferschap?
“Met bepaalde aspecten daarvan. Erkennen dat je slachtoffer bent kan heel nuttig zijn als therapeutische stap om uit een gestagneerde positie als slachtoffer te komen. Maar wat je de laatste decennia ziet is dat mensen helemaal niet uit die positie wíllen komen. Sommige mensen genieten van hun slachtofferschap en eisen dat op als levenslange identiteit. Sociologisch gezien is het interessant dat wij een samenleving hebben gekregen, waarin het als meer eervol wordt beschouwd om slachtoffer te zijn dan om held te zijn. Beter zielig dan geslaagd.”

In 2008 verscheen de eerste biografie van Jolande Withuis, over de verzetsheld Pim Boellaard. Hij was nu juist het tegenovergestelde van een slachtoffer, vooral in de manier waarop hij de zwaarste concentratiekampen doorstond. Withuis: “Er bestaat een mythe dat mensen uit chique milieus minder kans hadden een concentratiekamp te overleven, omdat ze niet aan tegenslag gewend waren. Boellaards geschiedenis toont de kortzichtigheid van die gedachte en de oppervlakkigheid van zulke indelingen. Hij was in een beschermd milieu opgegroeid, maar de liefde van zijn ouders was gekoppeld aan een sterk beroep op zijn plichtsgevoel. Hij zag het in de kampen als zijn taak om voor de mensen om hem heen te zorgen. En dat versterkte dan weer zijn gevoel van eigenwaarde.”

En u bent nu bezig met een biografie over Juliana. Vorig jaar is al een deel van deze biografie als een afzonderlijk boek verschenen onder de titel Juliana’s vergeten oorlog, over de oorlogsjaren van Juliana. Waarom?

“Ik was oprecht verbaasd toen ik erachter kwam dat Juliana in de oorlogsjaren vrij veel activiteiten had ontwikkeld ten behoeve van de geallieerde zaak. Ze zette zich ervoor in dat Amerika zich in de oorlog zou mengen. Juliana is acht keer bij president Roosevelt op bezoek geweest. En ze heeft in de Verenigde Staten tientallen toespraken en redevoeringen gehouden. Cees Fasseur noemt wel haar bezoeken aan de Roosevelts, maar gaat verder niet in op haar toespraken. En Lou de Jong slaat haar politieke rol in de oorlog helemáál over.”
“Na de oorlog werden Juliana’s oorlogsactiviteiten overschaduwd door die van Wilhelmina. En vooral door Prins Bernhard, die de oorlog als het ware wist te kapen. Juliana kwam er na 1945 vrijwel niet meer aan te pas, wanneer het over de oorlog ging. En vervolgens kwam de Greet Hofmans-affaire, die het beeld van haar in belangrijke mate heeft bepaald.”

Hebt u in Juliana’s vergeten oorlog geprobeerd het geijkte beeld te ontmythologiseren? Spreekt op zo’n moment vooral de sociologe Jolande Withuis?
“Zeker. Ik schiep er genoegen in het cliché van Juliana als stofzuigende huismoeder te ondermijnen. Maar aan het eind van het boek vergelijk ik het lot van Juliana in de collectieve herinnering ook met dat van de Nederlandse verzetsvrouwen. Die hebben ook in de geschiedschrijving weinig erkenning gekregen. Helaas geldt dat ook weer voor De Jong. In zijn werk, dat ik overigens magistraal vind, kom je wel veel verloofdes tegen die hun verzetsmannen hielpen. Maar een naam krijgen die vrouwen zelden. Waarom hij dat heeft gedaan? Dat weet ik niet. Dat vrouwen liefst thuis zaten, was een beeld dat lange tijd veel mensen heeft aangesproken. Maar het komt niet overeen met de werkelijkheid. Ik zet zo’n valse voorstelling dan graag recht.”

--------------------------------------------------------------------------------------------

Jolande Withuis (1949) is als sociologe verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Van haar hand verschenen onder meer de boeken Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur (2002), Na het kamp. Vriendschap en politieke strijd (2005) en De vrouw als mens (2007). In 2008 verscheen de biografie over Pim Boellaard: Weest manlijk, zijt sterk. Pim Boellaard (1903-2001). Het leven van een verzetsheld (bekroond met de Grote Geschiedenisprijs 2009 en de Erik Hazelhoff Biografieprijs 2010). De biografie over koningin Juliana verschijnt in 2016.
 

 

 

 

Details