Home » Artikel
Foto Bob Bronshoff

Interview met Robert Vuijsje

Robert Vuijsje: schrijver van twee spraakmakende romans met een flinke sociologische lading. “Ik zie het als een uitdaging om mensen anders te laten kijken naar een discussie.”

Door Thijs van Dooremalen en Leonard van ‘t Hul

Dit artikel is verschenen in Sociologie Magazine, nummer 3 uit 2013.
Meer lezen? Op de hoogte blijven van de laatste sociologische ontwikkelingen? Neem
direct een abonnement.

Terugblikkend op zijn studie en loopbaan vindt hij het wel verrassend, dat juist híj wordt geïnterviewd als bekende socioloog. Zo’n bevlogen of goede student was Robert Vuijsje naar eigen zeggen namelijk niet: “Als je tijdens mijn studietijd aan docenten had gevraagd wie er later sociologisch getinte romans zou schrijven, had waarschijnlijk niemand mijn naam genoemd. Maatschappelijke thema’s interesseerden me, maar ik was niet echt ijverig als het aankwam op kennis vergaren.”
 Hij debuteerde in 2008 met het veelbesproken Alleen maar nette mensen, over een jongen uit Amsterdam Oud-Zuid die zich in zijn zoektocht naar een intellectuele zwarte vrouw ver buiten zijn eigen milieu begeeft. De bekendheid die Vuijsje ten deel viel door het succes van dat boek – hij verscheen in praatprogramma’s, spelshows en werd opgenomen in de kring van Bekende Nederlanders – gebruikte hij voor zijn twee boek: Beste vriend (2012). Daarin schetst hij aan de hand van hoofdpersoon Samuel Green hoe roem iemands leven kan veranderen.
 Vuijsje deed een propedeuse Sociologie, hoofdzakelijk bedoeld als toelating voor een studie Amerikanistiek: “Op dat moment zag ik sociologie vooral als corvee om snel door te kunnen gaan naar de studie waar mijn eigenlijke interesse lag. Later ben ik gaan beseffen dat ik in dat jaar veel heb geleerd: sociologie heeft me een hele systematische manier van kijken naar mensen gegeven – iets waar ik bij het schrijven van mijn boeken van heb kunnen profiteren.”

Kun je uitleggen hoe dit werkte?
“In Alleen maar nette mensen beschreef ik dingen die ik om me heen zag, die voor mij vanzelfsprekend waren. Pas toen het boek uitkwam, merkte ik dat mijn analyses voor anderen helemaal niet zo voor de hand lagen. Ik had wel door dat ik me in twee heel verschillende werelden begaf en dat die twee werelden nauwelijks met elkaar in aanraking kwamen.”

Haalden mensen uit die verschillende werelden ook andere dingen uit je boek?
“Ja, mensen waren vooral gefocust op dingen die ik over hun groep geschreven had. Niemand stoorde zich aan passages over groepen waar ze niet bij hoorden. Maar als het over de eigen groep ging, vonden ze me te negatief en kwamen ze als roofdieren op mij af om te zeggen wat er niet klopte. Aan het begin van het boek schrijf ik bijvoorbeeld dat Limburgers en Brabanders altijd liegen omdat ze katholiek zijn. Dat is maar één zin, en bovendien gaat het boek helemaal niet over hen. Maar altijd als ik in Limburg of Brabant een lezing geef, gaan mensen daar iets over zeggen.”
 “Onder zwarte vrouwen waren er verschillende kampen: sommigen vonden dat ik een denigrerend beeld van hen schetste, terwijl anderen het zwarte vrouwelijke hoofdpersonage als een sterke, dominante vrouw zagen. In Suriname was trouwens niemand beledigd: er zijn maar weinig Nederlandse boeken waar Surinamers in voorkomen, dus ze waren vooral trots dat iemand over ze schreef.”
 “Dat is veelzeggend: wanneer je over honderd jaar met behulp van Nederlandse romans zou gaan kijken wat voor land Nederland was, dan zou je denken dat het een blank land was met af en toe een Turk of een Marokkaan. We weten allemaal dat dit niet zo is. Ik kom vaak op gemengde scholen en dan vind ik het ontroerend dat leerlingen zeggen dat dit een van de weinige boeken is waar ze hun leven in herkennen.”

Is dat niet aan het veranderen? Onder de jongere generatie schrijvers bevinden zich toch ook behoorlijk wat allochtonen.
“Er is wel een verandering, maar toch: op het Boekenbal kun je het aantal Marokkaanse, Turkse en Surinaamse schrijvers op één of twee handen tellen. En dat op zo’n drieduizend aanwezigen.”

Wilde je met Alleen maar nette mensen ook een emanciperend boek schrijven?
“Het was mijn eerste intentie om een boek te schrijven over dingen die ik zelf interessant en spannend vind. Of anderen dat ook zouden vinden kon ik natuurlijk niet zeggen. Ik vind het ook een beetje een raar idee om bij je debuut, waarvan je nog maar moet hopen dat het wordt uitgegeven, ambities te hebben over het beïnvloeden van het publieke debat.”
 
Niettemin heb je je het afgelopen jaar gemengd in de Zwarte Piet-discussie.
“Het heeft iets wijsneuzerigs en ijdels om je te mengen in een publiek debat, maar ik vond het thema belangrijk genoeg om mijn stem te laten horen. Ik zie het als een uitdaging om mensen anders te laten kijken naar een discussie. Ik denk dat er altijd een groot verschil is tussen het behoren tot een van de minderheden of tot de meerderheid. Dat besef geldt voor mij, met mijn joodse achtergrond, maar ook voor Turken of Marokkanen. Het is niet iets wat iedere seconde in je hoofd zit, maar wel misschien iedere tien seconden. Je bent je er bijna constant van bewust dat je een minderheid bent en niet tot de meerderheid behoort.”
 “Voor zwarte Nederlanders is Zwarte Piet een pijnlijk onderdeel van de Sinterklaas-traditie. En nu zij er na zoveel jaren eindelijk iets van zijn gaan zeggen, is de reactie van blanke Nederlanders: je moet niet zeuren. Ik begrijp vanuit blanke Nederlanders de positie ook weer, want: wat verenigt Nederland? Dat zijn het koningshuis en Sinterklaas. Als één van deze twee aspecten wordt bedreigd, begrijp ik dat mensen daar emotioneel op reageren.”
 
Zie je jezelf als een soort brug tussen die verschillende werelden?
“Vanuit mijn eigen ervaring kan ik beide kanten invoelen, want ik ben opgegroeid tussen allemaal blanken. Ik kan goed begrijpen dat zij bij zo’n discussie als Zwarte Piet denken: daar heb je het gezeur weer. Anderszijds ben ik zelf ook van het gezeur, want ik voel me beledigd als mensen over de jodenvervolging zeggen: het is al zo lang geleden, hou er nou eens over op.”

Dit soort fricties zijn een terugkerend thema in je boeken: in zowel Alleen maar nette mensen als in Beste vriend is de hoofdpersoon constant bezig iedereen in te delen op een schaal van hoog naar laag. Is sociale interactie volgens jou een strijdtoneel?
“Ik denk dat mensen een natuurlijke neiging hebben om hiërarchisch te denken. Dat zie je met betrekking tot zowel beroemdheden als etniciteit. Creoolse Surinamers zullen voor Nederlanders hetzelfde zijn als Antillianen en Afrikanen. Maar Surinamers voelen zich hoger dan Antillianen. Samen voelen ze zich weer beter dan Afrikanen, omdat die minder geïntegreerd zijn.”
 “Ik moet wel zeggen dat wat ik in een roman beschrijf altijd omgekeerd is aan wat ik wil in mijn eigen leven. In mijn relaties wil ik juist rust en stabiliteit, geen toestanden die me afleiden van de leuke dingen. Maar dat is oninteressant. In een boek gaat het juist om de strijd, de fricties en ongemakkelijkheden.”

Maar het lijkt erop dat die rust en stabiliteit constant bedreigd worden: in Beste vriend zorgt het circus rondom beroemdheid voor een constante druk op het gezinsleven. Is dat boek een neerslag van je eigen ervaringen?
“Beste vriend is eigenlijk minder autobiografisch dan Alleen maar nette mensen. Ik vond roem al langere tijd een interessant en belangrijk maatschappelijk fenomeen, omdat het iets zegt over onze tijd. Het toeval wilde dat, toen ik ging nadenken over mijn tweede boek, ik zelf toegang kreeg tot die wereld, waardoor ik het thema vanuit mijn eigen ervaringen kon benaderen.”

Hoe gaan we volgens jou in onze tijd met roem om?
“We zijn onze eigen bezigheden zó belangrijk gaan vinden dat we het nodig vinden om dat met de rest van de wereld te delen. Het idee is volledig nieuw dat iemand denkt: 'Ik heb dit besteld en het is van belang dat anderen daar kennis van nemen.' En het is een wijdverspreid idee. Niet alleen mensen die het gelukt is om beroemd te worden denken op die manier, vrijwel iedereen heeft de illusie belangrijk te zijn.”

Maar is dat een illusie? Mensen vinden het kennelijk belangrijk om te weten wat anderen doen. Kijk naar de populariteit van realityshows en RTL Boulevard-achtige programma’s.
“Kennelijk, ja. Ik bedoel vooral dat het niet belangrijk zou moeten zijn. Uiteindelijk is het schrijven van een boek waarin ik betoog dat het onderwerp niet van belang is een paradox: het feit dat ik er überhaupt een boek over schrijf en beweer dat het niet belangrijk is, bewijst dat het blijkbaar wél belangrijk is.”
 “Toch is het opvallend dat je geen talent meer hoeft te hebben om beroemd te worden. Denk aan figuren als Patricia Paay en Patty Brard. Je kunt nauwelijks aanwijzen waarom ze ook alweer beroemd zijn, ze zijn vooral beroemd omdat ze aandacht weten te creëren voor zichzelf.”

Voel je zelf de druk om je gezicht te laten zien op televisie of mee te doen aan dit soort interviews?
“Het is natuurlijk in mijn eigenbelang om met een nieuw boek aan te schuiven bij Pauw & Witteman, want als ook maar één procent van al die kijkers mijn boek koopt, mag ik een volgend boek schrijven. Ik hoef niet verplicht overal  aanwezig te zijn, maar ik sla uitnodigingen voor zulke programma’s om die reden niet af.”

Foto Bob BronshoffEr woedt al lange tijd een discussie over de vraag of het waar is dat je als schrijver beroemd moet zijn om boeken te verkopen en dat daardoor de ´echte´ literatuur niet meer gelezen wordt. Wat denk jij?
“Het zou best zo kunnen zijn dat echte literatuur minder tv-geniek is dan andere boeken. Maar het is ook makkelijk om auteurs die wel veel op televisie komen weg te zetten als sell-outs. Uiteindelijk weigert niemand een uitnodiging van Pauw & Witteman om over zijn of haar boek te praten.”
 “Ik kan niet veel met dat hele onderscheid tussen literatuur en niet-literatuur. Liever maak ik een onderscheid tussen boeken die ik goed vind en boeken die ik niet goed vind. Mijn streven is om boeken te schrijven die over belangrijke onderwerpen gaan, maar die toch lekker lezen en toegankelijk zijn. Ik denk dat het de moeilijkste uitdaging is om een boek te schrijven dat lekker is en niet voelt als huiswerk, maar tegelijkertijd echt ergens over gaat.”