Home » Artikel

Ivan Gadourek: een heuse pionier

Het werk van Ivan Gadourek (1923-2013) is van grote betekenis voor de Nederlandse sociologie. Een portret van een man die zijn eigen weg baande. Verschenen in Sociologie magazine | maart 2014

tekst Arie Glebbeek, Rie Bosman en Jules Peschar beeld Maja Gadourek

Toegegeven , zo spectaculair als O’Hanlons helden zijn de pioniers in de sociologie niet. Maar we kunnen toch wel iets van diens fascinatie oproepen als we ons inleven in hoe het geweest moet zijn om begin jaren vijftig als socioloog voet op vreemde bodem te zetten en te besluiten de dingen geheel anders te gaan doen.

Want zo verging het Ivan Gadourek, de vorig jaar overleden grondlegger van de ‘Groningse school’ en erelid van de Nederlandse Sociologische Vereniging. Gadourek pionierde in de jaren vijftig en zestig met innovatieve vormen van onderzoek en introduceerde daarmee een nieuwe bedrijfsstijl in de Nederlandse sociologie.

Hij kwam uit Tsjechoslowakije, had een taalbarrière en was overwegend onbekend met de Nederlandse samenleving. Maar ja, hoeveel wisten de Nederlanders zelf eigenlijk van hun denken en doen? De sociologie bestond nog nauwelijks en daarbinnen was de sociografie de overheersende methode. Zoals etnografen naar vreemde volkeren keken, bestudeerden sociografen de samenleving. Hun studies kenmerkten zich door historische beschrijvingen en documentatie van plaatselijke gebruiken, eventueel aangevuld met (participerende) observaties. Gadourek, op de hoogte van de Amerikaanse ontwikkelingen in het survey-onderzoek en de mogelijkheden van statistische analyse, nam met een zekere ironie kennis van deze folklore van het sociale onderzoek en koos zijn eigen weg.

Markeringspunt

Gadoureks omvangrijke studie A Dutch community (1956) kan worden beschouwd als het markeringspunt voor een compleet nieuwe sociologische stijl. In de eerste vijftig pagina’s volgt hij nog keurig het sociografische patroon, maar in de rest van het boek wordt de – verzuilde – samenleving van Sassenheim gereconstrueerd op basis van meer dan vierhonderd vraaggesprekken. Gadourek besteedt veel aandacht aan het ‘ontmaskeren’ van schijnverbanden, om daarmee te kunnen vaststellen welke factoren als voornaamste oorzaak konden worden gezien voor belangwekkende sociale verschijnselen als onkerkelijkheid, migratie, tolerantie en politieke voorkeur. De betrouwbaarheid en validiteit van de gegevens, evenals de grotendeels zelf ontwikkelde analysetechnieken, worden uitvoerig verantwoord; echt nieuw in een sociologenwereld waar het belangrijkste methodenboek nog altijd dat van de sociaal-geograaf Groenman uit 1950 was. Die nieuwe stijl werd opnieuw beproefd in Riskante gewoonten (gestart in 1957), waarvoor maar liefst 1297 mensen werden ondervraagd. Een dergelijk grootschalig onderzoek was in Nederland nog niet vertoond. Want let wel: dit alles gebeurde in een tijd dat respondenten nog aan huis moesten worden bezocht, wonend langs karrenpad of drie hoog achter, waarna de resultaten handmatig op ponskaarten moesten worden overgebracht. Ook de statistische bewerkingen moesten grotendeels met de hand of eenvoudige rekenmachines worden gedaan, waarbij alleen al de berekening van een eenvoudige correlatiecoëfficiënt veel tijd vergde. Vergeleken met de huidige infrastructuur van snelle computers en internetenquêtes kun je haast wel zeggen dat Gadourek en zijn medepioniers de kwantitatieve sociologie met de hand hebben opgebouwd.

Wildemannen

Het is met dit alles niet verwonderlijk dat Gadourek zich na zijn hoogleraarsbenoeming in 1958 in Groningen vooral met het methodologie-onderwijs ging bezighouden. Binnen de toen nog beperkte en overwegend cultuurhistorisch georiënteerde staf bestond daarvoor ook alle ruimte; feitelijk moest het methodenprogramma vanaf de grond worden opgebouwd. Reeds één decennium later bleek binnen de Groningse sociologie een herkenbare empirische stijl te zijn uitgekristalliseerd.

Gadoureks onderzoeksprogramma, onder meer met Absences and well-being of workers (1965) en het leerboek Sociologische onderzoekstechnieken (1967), was met volle kracht vooruitgegaan. Ook de Groningse sociologieopleiding onderscheidde zich gaandeweg door een gedegen scholing in methoden en technieken. Hoewel er geen sprake was van schoolvorming in strikte zin, bestempelden buitenstaanders dit opleidingsklimaat als de Groningse School.

Zonder strubbelingen ging dit alles niet. Net als O’Hanlons pioniers werd ook onze held belaagd door wildemannen. In het geval van Gadourek waren dat de communisten. Hun machtsovername was de reden van zijn vlucht uit zijn geboorteland in 1948. Pas veel later begrepen we hoezeer hij zich ook in ons land altijd bedreigd is blijven voelen. Toen na de Wende de archieven open gingen, leerde hij tot zijn grote schrik hoe terecht dat gevoel was geweest.

Een van zijn naaste vrienden in het mede door hem opgerichte Czechoslovak Foreign Institute in Exile bleek al die jaren voor de Tsjechische geheime dienst te hebben gespioneerd. En we kunnen ons daarom ook pas nu goed voorstellen hoe het Gadourek te moede moet zijn geweest toen eind jaren zestig de wildemannen opeens om hem heen opdoken en in de gangen van de universiteit leuzen riepen die hem maar al te bekend voorkwamen. Natuurlijk, het gros van de marxistisch geïnspireerde studenten handelde uit idealisme en een democratisch verlangen. Maar gold dat niet ook voor de meelopers in het Praag van 1948?

Onverwachte verlenging

De ervaringen met nazi’s (in de oorlog) en communisten (daarna) verklaren een kernpunt in Gadoureks sociologie: zijn principiële ontzag voor de feiten. Hij had op harde manier geleerd dat feiten de dictators doorgaans onwelgevallig zijn en dat “de sociologie altijd het eerste slachtoffer is van links en rechts”, zoals hij in 1983 vertelde in een interview. De democratie kon daarom niet beter worden gediend dan met onafhankelijk onderzoek dat erop was gericht Die verdammte Wirklichkeit aan het licht te brengen. Wellicht klonk dit velen in de jaren zeventig te weinig ambitieus in de oren. Maar nu de wind uit een andere hoek is gaan waaien en factfree politics een wezenstrek van ‘rechts’ is geworden, lijken ook linkse intellectuelen meer waardering voor dit standpunt te hebben ontwikkeld.

Toen onze pionier zich halverwege de jaren tachtig terugtrok van de universiteit om in alle rust zijn onvoltooide arbeid af te maken, vertoonde de geschiedenis opnieuw zijn grillige loop: het communisme in Oost-Europa zakte in elkaar. Gadoureks geboorteland werd eindelijk weer een vrij en democratisch land. Voor hemzelf betekende dit een onverwachte verlenging van zijn sociologische carrière. Opnieuw werd pioniersarbeid gevraagd, nu bij de wederopbouw van de sociale wetenschappen in Tsjechië. Dat is in zijn vaderland niet onopgemerkt gebleven.

Naast een eredoctoraat in Brno werd hij bekroond met de Jan Masaryk-medaille voor verdiensten voor het vaderland en met het ereburgerschap van zijn geboortestad. We mogen dus stellen dat Gadoureks loopbaan meer een happy end kreeg dan dat van de meeste van O’Hanlons helden.

Een dergelijk grootschalig onderzoek was in Nederland nog niet vertoond.

Lachspiegel

Heeft Gadoureks werk nog steeds betekenis voor de Nederlandse sociologie?

Het antwoord op die vraag hangt af van hoe je kijkt. Natuurlijk, we kunnen zijn onderzoekingen bezien in de lachspiegel van het heden, maar dat miskent het wezen van de pionier. Toch zijn enkele inhoudelijke bevindingen nog steeds relevant.

Een kleine greep. Om een beeld te krijgen van sociale verandering op gemeenschapsniveau werd de ‘Sassenheim-studie’ meerdere keren gerepliceerd (1993 en 2012, zie SM, september 2013) en door de NRC als anker voor de Millenniumnacht gekozen. De rook- en drinkpatronen uit Riskante gewoonten leidden onder meer tot de voorspelling dat door toenemende emancipatie vrouwen hun achterstand snel zouden inhalen, hetgeen ook is gebeurd. Een aparte analyse van de effecten van voorlichtingscampagnes liet zien dat deze alleen effectief zouden zijn voor nog-niet-rokende jeugd. Dat begint anno 2014 eindelijk door te dringen. En de data van Riskante gewoonten waren jarenlang een anker in de trendstudies van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Al in 1982 wees Gadourek erop dat het stijgende opleidingsniveau een van de belangrijkste determinanten is voor veranderende waardepatronen over opvoeding, huwelijk, emancipatie en drugsgebruik. Vandaag de dag geldt opleiding als de maatschappelijke scheidslijn bij uitstek.

De blijvende betekenis van Ivan Gadourek is echter dat mede door zijn toedoen de Nederlandse sociologie is verenigd op een empirische bedrijfsstijl. Sociologen spreken tegenwoordig vaker een gemeenschappelijke taal dan vroeger en voor de buitenwacht is er een meer herkenbaar profiel ontstaan. En hoewel diversiteit nog steeds bloeit (gelukkig), is er minder ruimte en acceptatie gekomen voor de normatieve en speculatieve ‘maatschappijleer’ die een halve eeuw geleden nog voor sociologie kon doorgaan. Over de hele linie zijn de (empirische) eisen van bewijsvoering strikter geworden. Daar heeft de pioniersarbeid van Gadourek onmiskenbaar aan bijgedragen en daar mag hij tevreden over zijn geweest.

Achilleshiel

Daarmee is niet gezegd dat er voor de sociologie niet nog veel te wensen overblijft. De integratie is op het theoretische vlak aanmerkelijk minder voortgeschreden dan op het methodologische. Het onbestemde theoretische kader van de sociologie speelde ook Gadourek parten. In wat zijn magnum opus had moeten zijn, Social change as redefinition of roles (1982), ondernam hij een poging duurzame veranderingsprocessen in de Nederlandse samenleving te beschrijven en te verklaren. Voor dat laatste greep hij terug op de roltheorie. In dit toen al door velen als achterhaald beschouwde denkkader vormen de maatschappelijke rollen van individuen de bouwstenen van grotere maatschappelijke bewegingen. Dit is problematisch vanuit gedragstheoretisch gezichtspunt en op deze keuze is hij dan ook door vakgenoten bekritiseerd.

Meer in het algemeen kunnen we stellen dat Gadoureks kracht niet op het theoretische vlak lag. Maar een onduidelijke theoretische basis was in Gadoureks tijd de achilleshiel van de sociologie en het is voor ons, in alle eerlijkheid, een open vraag of dat niet nog steeds het geval is.

All ‘Groningers’

Enkele maanden voor zijn overlijden hebben wij nog een drietal video-interviews met Ivan Gadourek kunnen houden. In een van die fragmenten – getoond tijdens een herdenkingsbijeenkomst in Groningen op 22 november 2013 – vertelt Gadourek over zijn uitstekende verhouding met P.J. Bouman, de befaamde socioloog die hem in 1958 naar Groningen haalde. Op enig moment maakte deze hem deelgenoot van het genoegen over zijn roem. “Hij was de meest gelezen schrijver in Nederland; hij werd zelfs meer gelezen dan Hella van Haasse” (dixit Gadourek).

We kunnen ons nu niet meer voorstellen hoe beroemd Bouman destijds was. Hij was een alom gerespecteerd maatschappijbeschouwer en zijn boeken stonden bij ‘gewone mensen’ in de kast. Bouman was in zekere zin de Geert Mak van zijn tijd. Maar van zijn stijl van sociologiebeoefening is niets overgebleven. Niemand doet het meer op de manier van Revolutie der eenzamen of Vijfstromenland.

Daarentegen is de bedrijfsstijl van Gadourek overheersend geworden. Als wij O’Hanlon zouden inhuren om deze geschiedenis in beeld te brengen, zou hij geen enkele moeite hebben om overal de nazaten van de pionier aan het werk te zien. Een aparte Groningse School zou hij niet meer ontwaren. “My God, you all have become ‘Groningers’ now!” 

Details

Structuur: