Home » Artikel

Mijn verheffing

Ik ben de zoon van een gesjeesde student economie  met dichterlijk talent en een fraaie heldentenor,  die eigenlijk Duits had willen studeren.  Als jongste van tien kinderen uit een katholiek  banketbakkersgezin mocht mijn vader als eerste  naar de universiteit, maar hij haalde het niet  en werd ten slotte boekhouder. Mijn moeder,  dochter van een drogist uit Bolsward, haalde na  de handelsavondschool (er was geen geld voor  de Mulo) zelfstandig allerlei boekhoudkundige  diploma’s en solliciteerde uiteindelijk op dezelfde  baan als mijn vader. Maar de directeur van de  Amsterdamse textielfirma Dröge zag op die plek  toch liever een man. Thuis was de geest, ook de  Heilige Geest, belangrijker dan het geld, en de  weg omhoog en vooruit voor de vijf kinderen  was –hoe kon het anders– de steeds maar hogere  school. 

Een geestelijke roeping heb ik altijd gehad. Maar  in de jaren zestig boog ik af in een in wat wereldser  richting, toen iedereen ‘het’ wilde maken  als popmuzikant. Jarenlang trok ik als gitarist  met rock-, soul- en bluesbandjes door het land,  en deed op mijn achttiende zelfs een mini-tournee  door Duitsland. Jammer genoeg was ik te  verlegen als podiumpersoonlijkheid. Maar omdat  ik het nog steeds wilde maken, verlegde ik mijn  ambitie welbewust weer van de lage naar de  hoge cultuur.  Er is nogal een verschil tussen intellectuelen van  de eerste en de tweede generatie. Als kind uit de  lagere middenklasse, dat de academische cultuur  moeizaam voor zichzelf moest veroveren, heb ik  altijd een (iets te) scherp ‘klassebewustzijn’ gehad.  De zelfverzekerde bezitsrelatie met de cultuur  van een Bram de Swaan, die als jongeling  rondliep in de cultuurstad Amsterdam en wist:  ‘Dit is allemaal van mij!’ heb ik, en velen ‘klassegenoten’  met mij, nooit gehad. De socialistische  studentenbeweging uit de jaren zeventig was,  behalve een opstand van de aankomende klasse  tegen de zittende cultuurklasse, ook een soort  machine voor de oorspronkelijke accumulatie  van cultureel kapitaal.

Hier leerden wij onszelf  en elkaar stukken schrijven, spreken in het openbaar,  organiseren en politiek bedrijven: de fijne  kneepjes van de relatie tussen kennis en macht.  Ik ben al met al een typisch product van de Nederlandse  onderwijsmeritocratie: een genereuze  verheffingsmachine die allerlei inhaalroutes en  herkansingsmogelijkheden bood, en die me de  tijd gaf om uit te zoeken wie ik wilde zijn. Na  twee jaar vertaalkunde zwaaide ik om naar sociologie,  en in totaal studeerde ik tien jaar. Dat  was allemaal nodig om een echt cultuurmens  te worden. Daarnaast ben ik me bewust van de  relatieve voorsprong die mijn gezinsachtergrond  me heeft meegegeven. Ik heb ‘het’ dus zelf gemaakt  maar lang niet helemaal. Mij werden immers  allerlei kansen in de schoot geworpen, door  die gezinsvoorsprong, de intellectuele ambities  die ik ‘erfde’ van mijn vader, het genereuze beurzenstelsel  en de collectieve zelfscholing van een  politiek geëngageerde ‘eerste’ studentengeneratie. 

De drop-out van mijn vader en de ‘keuze’  van mijn moeder voor het moederschap zegt ook  iets over de natuurlijke traagheid en tragiek die  deze sociale estafette aankleeft.  Radicale meritocraten beschouwen de familie als  de haard van reactionaire privileges. Anders dan  in een feodale cultuur, geldt familieverwantschap  tegenwoordig niet langer als een verdienste.  Maar mijn eigen verheffingsverhaal laat zien  dat het niet zo eenvoudig ligt. Daarbij komt dat  familieleden ook in een meritocratische cultuur  als die van de wetenschap clandestien blijven  bijdragen aan elkaars reputatie. Het citeren van  de ene Pels vergroot immers de naamsbekendheid  van de andere. Het is dan ook met enige  schroom dat ik het estafettestokje doorgeef aan  mijn jongere broer Peter Pels, antropoloog te  Leiden. aan steeds hogere eisen en  flexibel werken in een continu veranderende organisatie.  Nomaden 

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Dick Pels