Moraliteit van militairen in oorlog
Kan een krijgsmacht opereren als een vredesbeweging? Of is een krijgsmacht een organisatie met een geweldsmonopolie? Vooral in Nederland is sprake van een maatschappelijke taboe rond geweld wanneer het haat om militaire operaties, die tegelijkertijd als noodzakelijk worden gezien. Hoe ervaren de militairen zélf de dubbele moraal binnen de Nederlandse overheid en samenleving?
Tine Molendijk is antropoloog en verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA) en de Radboud Universiteit (RU), en leidt een interdisciplinair NWO NWA-onderzoeksproject gericht op contextuele aspecten van morele verwonding onder militairen en politiepersoneel. Aan de NLDA is zij voorzitter van het Research Center Military Management Studies.
Moraal en militairen. Er bestaan nogal verschillende visies op de relatie tussen die twee. Zo zien sommigen de krijgsmacht als een organisatie van strikte morele regels, van het humanitair oorlogsrecht en mandaten tot rules of engagement en after action reports. Anderen denken bij militaire interventie juist aan een context van non-moraliteit, omdat het een luxe zou zijn te denken dat ethiek op het slagveld kan bestaan, want all is fair in love and war. Weer anderen denken bij alles wat militair is vooral aan immoraliteit. Immers, Gij zult niet doden.
Al deze opvattingen bevatten een kern van waarheid. Militair optreden is absoluut gebonden aan tal van strenge bepalingen, waarbij geweld alleen onder specifieke voorwaarden is toegestaan. De burgermaatschappij vormt zo bezien geen fundamenteel andere wereld dan de militaire wereld. Ook in de civiele context is geweld door burgers toegestaan onder bepaalde strenge voorwaarden, zoals zelfverdediging. In beide werelden bestaan dus zowel morele en juridische mogelijkheden als morele en juridische beperkingen voor geweld.
Tegelijkertijd is de mores in beide contexten wel degelijk verschillend te noemen. De krijgsmacht is geen vredesbeweging, maar een geweldsorganisatie met een geweldsmonopolie. Ondanks de humanitaire retoriek rond recente Nederlandse missies, waarin politici benadrukten dat onze troepen ‘zo civiel als mogelijk’ en slechts ‘zo militair als nodig’ optraden, is er wel degelijk gevochten in die missies. De politieke noodzaak om militaire operaties toch in een humanitair kader te plaatsen onderstreept vooral dat we deze gevechten als burgers liever niet willen weten. Vanuit een civiele moraal – zeker de Nederlandse civiele moraal – lijkt het werk van militairen al snel moreel dubieus.
Hoe is dat dan voor militairen? Want, niet onbelangrijk: militairen zijn óók burgers. En inderdaad, sommige militairen kunnen in conflict raken, in limbo tussen de militaire waarden die ze in dienst hebben aangenomen en de waarden van de samenleving waarin ze zijn opgegroeid. Tegelijkertijd kunnen zij een maatschappelijk gebod zoals ‘Gij zult niet doden’ als hypocriet ervaren. In hun ervaring kan de samenleving zich slechts zo’n vredelievende houding veroorloven dankzij het bestaan van militairen, die wél bereid zijn het vuile werk van geweld op te knappen. In de afgelopen jaren heb ik – als onderdeel van mijn onderzoek naar militair trauma – tientallen getraumatiseerde veteranen horen vertellen over een dergelijke dubbelheid, waarbij ze zowel een innerlijke strijd in zichzelf ervoeren als een sociaal conflict vis-a-vis de samenleving.
Ik ben deze innerlijke en sociale spanning door de lens van ‘morele verwonding’ gaan begrijpen – een begrip dat ik later zal toelichten. Deze benadering laat zien dat het maatschappelijk taboe rond geweld, gecombineerd met de inherente dualiteit van de mens met betrekking tot geweld, een maatschappelijk onbehagen creëert. Dit leidt tot karikaturale vertellingen waarin we militairen tot helden, slachtoffers of schurken maken, waarmee we het geweld, zowel dat van militairen als dat in onszelf, op afstand proberen te houden.
Ingrijpende dilemma’s
Laat mij het verhaal schetsen van één van de militairen die ik sprak, namelijk van Niels, die meerdere uitzendingen meemaakte als medic bij het Korps Mariniers. In onze gesprekken vertelde hij me over de vele ingrijpende dilemma’s die hij had meegemaakt, vaak situaties waarbij een kind betrokken was. Een van de gebeurtenissen die Niels zou blijven achtervolgen vond plaats tijdens een patrouille. Een oude man benaderde zijn eenheid, op sandalen door de sneeuw, met in zijn armen een klein jongetje vol ontstoken brandwonden. De man, die de grootvader van het kind bleek te zijn, was zichtbaar wanhopig; hij had de hele nacht met zijn kleinzoontje rondgelopen op zoek naar medische hulp. Niels zag al snel dat het kind naar een ziekenhuis gevlogen moest worden. Hoewel dit verzoek de originele plannen van de commandant in de weg stond, probeerde deze toch een helikopter voor het kind te regelen. Maar hen werd verteld dat vanwege hevige sneeuwval slechts een beperkt aantal helikopters beschikbaar was.
Niels vertelde me: “Dus dat werd vertraagd. En toen kwam er een militaire opdracht: we moesten een Talibanstrijder gaan vinden. Dan moet je dat kindje weer loskoppelen van het zuurstof en van zijn infuusje. Als verpleegkundige is dat niet te rijmen met elkaar. Ik had een eed afgelegd als militair, maar als verpleegkundige had ik ook een eed afgelegd. Maar die twee beloftes, die rijmen daar niet, je moet daar kiezen. Uiteindelijk koos ik voor de militair. (…) Ik neem mezelf dat achteraf wel kwalijk. Ik denk dat als we dat kind hadden geholpen… – één van de doelen was winning hearts and minds. Stel dat we hadden geholpen, als we dat kind hadden gered, dan zouden die families anders naar ons hebben gekeken.”
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine 2024, #1. Niets missen in de sociologie? WORD ABONNEE VAN SOCIOLOGIE MAGAZINE!
Morele verwonding
De verhalen van militairen als Niels laten zien dat militaire worstelingen vaak niet alleen psychisch van aard zijn, maar ook cruciale morele en sociale kanten hebben. Er is hier echter maar weinig aandacht voor. In onze huidige samenleving zijn geestelijke worstelingen gemedicaliseerd en ‘gedecontextualiseerd’ geraakt. We spreken over een oorlogstrauma, over een stoornis die we moeten diagnosticeren als post-traumatische stress-stoornis en behandelen met therapie. Hoewel deze psychiatrische benadering nuttig is, heeft deze ook belangrijke keerzijden. Het is een pathologie- en individu-gerichte benadering, die de morele dimensie van geestelijke worstelingen in feite buiten beeld duwt, net als de rol die wij allen als samenleving in militaire interventie hebben. Zingevingsvraagstukken, vragen over goed en kwaad, maatschappijkritiek; ze worden vanuit een puur psychiatrisch frame al snel als irrelevant beschouwd of überhaupt niet gezien.
Een decennium geleden is het begrip ‘morele verwonding’ opgekomen – moral injury in het Engels. Dit nieuwe begrip verwijst naar de psychosociale impact van bijvoorbeeld tragische dilemma’s en morele overtredingen, en belicht dus precies wél die morele dimensies van geestelijke worstelingen. Als zodanig brengt het bovendien politieke en maatschappelijke spanningen en kwetsbaarheden aan het licht die aan deze verwondingen ten grondslag kunnen liggen. Wanneer we door de lens van morele verwonding naar de verhalen van militairen kijken, zien we dus bepaalde dingen die normaal gesproken verborgen blijven.
Hypocriete poppenkast
Wat zichtbaar wordt door de lens van morele verwonding heeft niet alleen betrekking op militairen maar op ons allemaal. Morele verwonding laat zien dat wij allen bepaalde morele spanningen in ons hebben. Wij ontwikkelen onze normen en waarden immers als lid van vele verschillende gemeenschappen. Als gevolg hiervan ontwikkelen wij niet een mooi harmonieus waardensysteem, maar een vrij rommelig geheel aan morele overtuigingen en verwachtingen. En dus kunnen we allerlei conflicten ervaren.
Ieder van ons staat wekelijks wel voor een moreel dilemma, zó vaak dat we hiervoor mentale tools hebben ontwikkeld. Gewapend met cognitieve strategieën als rechtvaardiging (‘dit was de juiste keuze’), rationalisering (‘ik kon er niks aan doen’) en ‘compartimentalisering’ (‘ik was mezelf even niet’) manoeuvreren wij ons over het algemeen zorgeloos door een dilemma heen, terwijl we het zelfbeeld kunnen handhaven dat we een consequent handelend, moreel verantwoordelijk persoon zijn. Vaak blijft een moreel dilemma dan ook onbewust.
Maar dit lukt niet altijd. Bijvoorbeeld in oorlog, waar situaties van leven en dood kunnen ontstaan. Als militair op uitzending moet je navigeren tussen hogere idealen en de directe behoeften van mensen in nood, en tussen de bescherming van onschuldige burgers en de moed om het risico van nevenschade te nemen. Als je je verantwoordelijk voelt voor een situatie waarin ernstig menselijk lijden is ontstaan, dan is rationalisering, rechtvaardiging en ‘compartimentalisering’ niet altijd genoeg. Dan kan een innerlijke strijd ontstaan, een conflict tussen je militaire en civiele identiteit. En dit kan zich doorzetten tot een nog fundamentelere worsteling. Moreel kritische situaties kunnen pijnlijk duidelijk maken dat je morele kompas het rommelige geheel is wat het is, en zo tot complete desillusie leiden, tot diep-existentiële twijfel over de aard van moraliteit zelf. Want wat moet je met normen en waarden als die in werkelijkheid helemaal niet te handhaven zijn?
En zo kan de samenleving, die ooit je vanzelfsprekende thuis was, opeens een vreemde voor je worden. Als je onoplosbare conflicten hebt ervaren met verstrekkende gevolgen, waarbij je morele kompas niet de oplossing maar juist een probleem was, hoe kan je je dan nog thuis voelen in een wereld die militairen reduceert tot ofwel nobele superhelden, ofwel zielige slachtoffers, ofwel immorele schurken? Hoe kan je de samenleving nog anders zien dan als een hypocriete poppenkast?
Onbehagen
Dit zegt dus ook iets over de samenleving. Het begrip ‘morele verwonding’ laat niet alleen zien dat militairen zowel innerlijke als sociale conflicten kunnen ontwikkelen, maar ook dat de samenleving als geheel – veelal onbewust – met morele spanning heeft te dealen. De samenleving worstelt met de morele significantie van oorlog en militaire interventie. Enerzijds heerst er een taboe op geweld in onze hedendaagse samenleving, anderzijds hebben we baat bij het feit dat we militairen hebben die voor onze belangen vechten. Nog fundamenteler: enerzijds is er dat taboe op geweld in onze huidige beschaving, anderzijds het feit dat we allemaal geweld in ons hebben.
Historisch gezien is deze maatschappelijke spanning opgelost door geweld naar de randen van de samenleving te verdrijven. Geweld is uitbesteed aan militaire strijdkrachten, die buiten het zicht van de samenleving moeten opereren terwijl hun handelen tegelijkertijd nauwlettend wordt gevolgd met een zekere mate van argwaan. Naast het fysieke opzicht wordt ook wat betreft representatie de destructieve dimensie van militaire praktijk zorgvuldig buiten beeld gehouden. Wat in beeld is, wordt ofwel ‘gesaneerd’ met romantische, heroïsche beelden, ofwel veroordeeld als immoreel, waarbij de destructieve kanten van onze samenleving worden toegewezen aan de militair.
Maar dat lukt nooit geheel, lijkt het. Door het taboe op geweld moeten we niet alleen delen van de samenleving wegduwen, maar ook belangrijke delen van onszelf onderdrukken. En dat zorgt voor een onbehagen, zoals Freud het al eens noemde. Het is mede daardoor, lijkt het, dat we geneigd zijn om over militairen te spreken in eendimensionale morele termen. Want hun werkelijke verhalen confronteren ons met de aard van de mens, met het menselijk tekort. Als zodanig confronteren ze ons ook met onze eigen duistere kanten en interne conflicten.
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine 2024, #1. Niets missen in de sociologie? WORD ABONNEE VAN SOCIOLOGIE MAGAZINE!
Literatuur
Military trauma and the conflicted human condition: Moral injury as a window into violence, human nature and military ethics. T. Molendijk (2023) In: E-H Kramer & T. Molendijk (red.). Violence in Extreme Conditions: Ethical Challenges in Military Practice. Cham: Springer, 29-41.
No Separate Sphere: Assessing Character and Morality in the Context of War. S.E. French (2012) In: Philosophy in the Contemporary World 19(2)): 50–60.
Moral Injury and Soldiers in Conflict: Political Practices and Public Perceptions. Tine Molendijk (2021) London: Routledge.