Home » Artikel

Niet opvoeden

Sociologiestudenten kregen van een gemeente de opdracht om de lokale cultuur te onderzoeken. De aanleiding was dat jongeren in deze gemeente niet alleen bovenmatig drinken, maar ook harddrugs waren gaan gebruiken. En er zijn veel jongeren in deze plaats, want de gezinnen zijn groot en weinigen trekken weg. Dat kan ook, want na vroegere armoede is er nu een ongekende welvaart. Voor iedereen die wil blijven is er werk. De bevolking is kerkelijk en dezelfde jongeren die problemen veroorzaken, gaan zondags wel naar de kerk. De gemeente denkt dat er iets bijzonders is met de lokale cultuur en wil dat uitgezocht hebben. Het onderzoek loopt nog, maar er zijn al wel gesprekken gevoerd met sleutelpersonen. Enkelen van hen constateren, bijna als een terzijde, dat ouders niet aan opvoeding doen. Opvoeden is voor hen een onbekend verschijnsel. Ze zijn zelf vroeger ook niet opgevoed.

 Ik moest meteen denken aan de allochtone ouders van de onhandelbare ‘rotjochies’ die sommige wijken onleefbaar maken. In de krant lees ik over onverbeterlijke lastpakken in de arme probleemwijk bij mij over het spoor. Ze klieren, zijn gewelddadig en onophoudelijk bezig met het bepalen van de onderlinge pikorde. Volgens de politie en het jeugdwerk zijn de ouders onzichtbaar. Ze voeden niet op en reageren op problemen met, ‘Ach het is een kind’. Ze hebben dus opvoedingsondersteuning nodig, eventueel gedwongen. Moeten die welvarende autochtone ouders van die gemeente dan ook maar opvoedingsondersteuning krijgen? Dat ouders niet opvoeden is niet zo vreemd. Menselijke ouders hebben tot voor kort nooit hun kinderen opgevoed. Kinderen groeiden op in de gemeenschap waarin ze werden geboren en ontwikkelden zich al doende sociaal en moreel tot een volwaardige volwassene. Kenmerkend voor de menselijke evolutie in vergelijking met die van de andere primaten is dat mensen succesvol waren door het coöperatief grootbrengen van de kinderen. Iedereen droeg wat bij, vooral ook de ouderen, en dat ging in de dagelijkse bezigheden zo in één moeite door, dat het woord ‘opvoeden’ er niet voor bedacht werd. Het belang van die bijdrage van de ouderen vormt overigens een plausibele evolutionaire verklaring voor onze uitzonderlijk lange levensduur.

Opvoeden is dus een recente uitvinding van de gemeenschapsarme maatschappij, waarin gezinnen weinig bemoeienis met elkaar hebben. Kinderen zijn of thuis of onder leeftijdsgenootjes, en dan in de kinderopvang, op school of op straat. Dat is niet een omgeving waarin de sociale ontwikkeling als vanzelf in goede banen wordt geleid. Daarom hebben we opvoeding uitgevonden en bedacht dat ouders dat moeten doen. Maar ouders die nog coöperatief zijn grootgebracht, autochtoon of allochtoon, weten niet wat we bedoelen. Ze gaan er nog van uit dat liefde en tolerantie voor hun kinderen genoeg zijn en dat de rest vanzelf komt. Is de oplossing dan om alles op opvoeding in te zetten en daar als overheid bij te ondersteunen, als het moet verplicht? Nee. Het is absurd om te denken dat twee ouders een gemeenschap kunnen vervangen. Opvoedingsondersteuning, verstrekt door ambtenaren met werktijden, vakantiedagen, loopbanen, functieomschrijvingen, instructies voor doorverwijzing en met wachtlijsten, maakt daarbij weinig verschil. Bovendien: kinderen zijn er biologisch op voorbereid om zich in te passen in de gang van zaken die ze om zich heen aantreffen. Is dit een gemeenschapsarme samenleving? Oké, dan moet ik allereerst voor mezelf opkomen. Mijn ouders raden mij dat misschien ook aan, maar ook als ze dat niet doen, doe ik het toch. De lessen van de omgeving zijn sterker dan die van de ouders. Daarom bereiden onze kinderen zich voor op de statuscompetitie, want onderaan eindigen wil niemand. Vandaar die niet opgevoede rotjochies met hun pikorde. Maar vandaar óók die wel opgevoede topmanagers met hún pikorde: minstens een miljoen meer dan hun concurrenten.   

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Henk de Vos