Politiek vertrouwen in tijden van crisis
Politiek vertrouwen stond in Nederland het afgelopen jaar hoog op de agenda, vooral door de coronacrisis en de bestuurscrisis. Wat vertellen deze crises ons over het vertrouwen in de politiek? En waarom is het belangrijk om oog te hebben voor verschillen tussen sociale groepen?
Een herstel van vertrouwen van de burger in de politiek. Dat is volgens Mark Rutte één van de opgaves van het huidige kabinet. Dit is niet verrassend gezien de turbulente periode waarin de Nederlandse politiek zich bevindt. Toch is politiek vertrouwen in Nederland over langere perioden gezien altijd vrij stabiel geweest. Vergeleken met andere Europese landen is het vertrouwen van Nederlandse burgers bovendien hoog. Wel zien we duidelijke verschillen tussen instituties: mensen hebben doorgaans meer vertrouwen in politiek die dichtbij hen staat, zoals de gemeentelijke overheid, dan in instituties die verder van hen verwijderd zijn, zoals de Tweede Kamer en het Europees Parlement.
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine 2021, #3. Niets missen in de sociologie? Word abonnee van Sociologie Magazine!
Juist omdat het politiek vertrouwen in Nederland over het algemeen vrij stabiel is, is de huidige roerige tijd interessant. Waarom zeggen volgens het Prinsjesdagonderzoek van Ipsos/NOS maar liefst zes op de tien Nederlanders weinig of heel weinig vertrouwen te hebben in de landelijke politiek, hoe kan het dat dat vertrouwen sterk omhoogschoot tijdens de eerste lockdown, en wat maakt dat tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2021, te midden van een bestuurscrisis, volop werd gestemd voor partijen die (mede)verantwoordelijkheid dragen voor het ontstaan en verloop van de Toeslagenaffaire? De afgelopen maanden is hier veel discussie over geweest. Waar sommigen spreken van een laag-vertrouwen-samenleving waarin niet alleen politiek maar ook sociaal wantrouwen endemisch lijkt te worden, benadrukken anderen dat de huidige vertrouwensbreuk vooral te vinden is tussen burgers en het politieke domein, en dus kan verkleinen als de politieke situatie wijzigt.
In deze bijdrage bespreken wij wat twee recente crises – de coronacrisis en de bestuurscrisis – ons leren over politiek vertrouwen, waarbij het vooral belangrijk is om oog te hebben voor hoe verschillende groepen burgers anders reageren op zulke crises.
Rally-‘round-the-flag?
Het vertrouwen in de Nederlandse regering liet in de eerste fase van de coronacrisis een sterke stijging zien. Deze stijging werd in wetenschappelijke publicaties en nieuwsberichten steevast toegeschreven aan het rally-‘round-the-flag-principe: burgers zouden zich ten tijde van crises vanwege een ervaren externe dreiging achter hun leiders scharen, en ze daarom meer vertrouwen. Vooral als de nationale orde wordt bedreigd, zoals tijdens terroristische dreigingen of militaire conflicten, stelt het rally-principe dat de crisissituatie tot een al dan niet kortstondige stijging leidt in de mate waarin burgers politieke leiders vertrouwen.
De coronapandemie lijkt op het eerste gezicht en in de eerste fase van de crisis sterke overeenkomsten te vertonen met crises die de nationale orde bedreigen: COVID-19 als internationale dreiging met verregaande implicaties voor Nederland. Hoewel in 2020 studies verschenen die het rally-argument aanhaalden, kleven hier haken en ogen aan. Was er sprake van toegenomen vertrouwen in de regering door de coronacrisis an sich (dus: door een directe reactie op een ervaren externe dreiging) of door het overheidsingrijpen (dus: door een reactie op genomen maatregelen om de dreiging te beteugelen)?
Toevalligerwijs hadden we al ruimschoots voor de coronacrisis gepland om tussen 2 en 31 maart 2020 aan een representatieve groep van Nederlandse volwassenen te vragen in welke mate zij de regering vertrouwen. De timing van dit onderzoek betekent dat sommige respondenten hun vertrouwen in de regering aangaven vlak voor de lockdown die tussen 12 en 15 maart werd afgekondigd, terwijl anderen vlak na invoering van de lockdown meededen aan ons onderzoek. Doordat we van dezelfde deelnemers ook hun vertrouwen in de regering in december 2017, 2018 en 2019 weten, kunnen wij de trend in het vertrouwen in de regering voor deze groepen vergelijken.
Samenspel
Ons onderzoek laat zien dat de trend in vertrouwen tussen december 2017 en december 2019 voor beide groepen gelijk is. Pas in maart 2020 zien we een trendbreuk: de groep respondenten die alleen de coronacrisis zag ontvouwen had veel minder vertrouwen in de regering dan in december 2019, terwijl de groep die ook fors overheidsingrijpen in de vorm van de lockdown meemaakte juist veel meer vertrouwen had. Dit helpt ons de situatie beter te begrijpen: in de eerste acute fase van de crisis lijkt er sprake te zijn van goedkeuring van een regering die stevig ingrijpt naar aanleiding van een specifieke bedreiging, en niet van een rally rond een regering die nog niet had ingegrepen. Kortom, het vertrouwen in de regering steeg door de genomen maatregelen, niet doordat er een crisissituatie werd ervaren.
Of het vertrouwen gedurende de coronacrisis hoger of lager wordt, hangt daarom waarschijnlijk af van het samenspel tussen hoe mensen de crisis beleven en hun inschatting van de proportionaliteit van de getroffen maatregelen. De impact van de lockdown op het vertrouwen in de regering was daarnaast niet voor alle respondenten in ons onderzoek gelijk. Zo vonden wij dat mensen die meer risico lopen op een ernstiger verloop van een corona-infectie, namelijk ouderen en mensen met een zwakkere gezondheid, de regering meer vertrouwen gaven dan jongeren of mensen met een betere gezondheid, nadat de regering maatregelen trof. Dit laat zien dat we oog moeten hebben voor hoe verschillende groepen burgers in dezelfde crisis verschillend kunnen reageren.
Aandacht voor groepsverschillen kan ook relevant zijn bij die andere crisis van de afgelopen tijd: de bestuurscrisis. Het gestegen vertrouwen tijdens de eerste fase van de coronacrisis werd al snel ondergraven door een opeenstapeling van bestuurlijke problemen, politieke schandalen en toenemende kritiek op het gevoerde coronabeleid. Maar heeft de bestuurscrisis een gelijke weerslag op de hele bevolking, of zijn verschillen tussen sociale groepen ook hierbij van belang? Hoe kunnen de gevolgen van de bestuurscrisis voor politiek vertrouwen, en in het bijzonder dat van verschillende groepen, worden geduid?
Groepsverschillen
Allereerst is daar de Toeslagenaffaire en de trage afwikkeling daarvan. Veel mensen waren verbaasd dat de partijen die het kabinet vormden ten tijde van de Toeslagenaffaire opnieuw een meerderheid behaalden bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Zonder oog voor verschillen tussen groepen komt dit inderdaad over als een verrassing.
Als we ons echter verplaatsen in de motivatie van, bijvoorbeeld, de gemiddelde VVD-kiezer, hoeft de Toeslagenaffaire geen onoverkomelijke barrière te zijn om opnieuw voor de VVD te stemmen. Niet alleen is de kans kleiner dat – gezien de aard van de affaire – deze kiezer persoonlijk geraakt is door de affaire, de kans is juist groot dat deze kiezer weinig mensen persoonlijk kent die erdoor geraakt zijn, waardoor mogelijk minder snel politieke consequenties aan de affaire worden verbonden. Maar waarschijnlijk nog belangrijker is het wereldbeeld van de kiezers. Gemiddeld genomen hechten VVD-stemmers meer dan het electoraat van andere partijen aan law-and-order. Op het gebied van fraude kan dat betekenen dat zij strenge handhaving belangrijker vinden dan het risico dat mensen onterecht als fraudeur worden bestempeld. Dit laat onverlet dat ook veel VVD’ers de Toeslagenaffaire schrijnend zullen vinden. Maar als hun overtuigingen onveranderd zijn, zullen ze waarschijnlijk toch niet snel op een andere partij stemmen of anders over de VVD denken.
Nieuwe bestuurscultuur
Ook politieke schandalen, en met name de discussie rondom wat de 'nieuwe bestuurscultuur' is gaan heten, laat zien hoe belangrijk het is om te differentiëren tussen groepen. Niet alle kiezers zullen de barricades opgaan na het 'functie-elders--voorval' of de trage formatie. Dit soort voorvallen pakt waarschijnlijk anders uit voor het vertrouwen van kiezers die al wantrouwend waren tegenover de overheid dan voor mensen met een hoger basisniveau van vertrouwen. Terwijl de dip in vertrouwen bij deze laatste groep, zoals bij veel andere schandalen, waarschijnlijk snel zal terugveren op het moment dat Mark Rutte met zijn nieuwe kabinet het volgens eigen zeggen 'nieuwe elan' probeert waar te maken, kan die andere groep kiezers een schandaal blijven zien als aanwijzing dat er iets fundamenteel mis is. Voor burgers met een hogere mate van anti-institutionele gevoelens of degenen die een grotere afstand ervaren tot de politiek in Den Haag, is het dus aannemelijk dat hetzelfde politieke schandaal hun vertrouwen sterker en langduriger doet afnemen.
Een laatste voorbeeld is de toenemende kritiek op het coronabeleid in de loop van 2021. Net als bij de Toeslagenaffaire en het 'functie-elders-voorval' zijn verschillende burgers in verschillende mate vergevingsgezind voor dwalingen in het beleid. Dat kan bijvoorbeeld te begrijpen zijn vanuit contrasterende standpunten over COVID-19. Wat het coronabeleid een nog interessantere casus maakt, is dat het bij dit thema goed zichtbaar is dat verschillende groepen burgers om verschillende redenen hetzelfde standpunt kunnen innemen. Een goed voorbeeld is de opvallende coalitie tussen veel Forum voor Democratie-aanhangers en antroposofen. Waar deze groepen op veel andere gebieden diametraal tegenover elkaar staan, vinden ze elkaar in hun felle kritiek op het coronabeleid. Waarschijnlijk zijn de redenen die daaraan ten grondslag liggen verschillend, wat ook aannemelijk maakt dat deze groepen na de coronacrisis weer vaker tegenover elkaar zullen komen te staan.
Sociale dynamiek
Wat betekent onze analyse voor de toekomst, en moeten we ons zorgen maken over het lage vertrouwen? Aandacht voor groepsverschillen kan helpen om lessen te trekken uit hedendaagse crises. Allereerst is het de vraag in hoeverre ophef over coalitiedwang, dichtgetimmerde regeerakkoorden en ruziënde politici het vertrouwen onder alle burgers in dezelfde mate negatief beïnvloedt en of het vertrouwen van sommige groepen sneller terugveert dan dat van andere. Aandacht voor groepen waarvoor het vertrouwen niet terug lijkt te kunnen worden gewonnen, door bijvoorbeeld beter overheidsbeleid of meer dualisme, kan helpen om meer inzicht te krijgen in de sociale dynamiek van politiek vertrouwen.
Verder is goed om een vinger aan de pols te houden en alert te blijven op de vraag in hoeverre het huidige politieke klimaat tot een langdurige verandering van het vertrouwensniveau leidt. De recente daling van politiek vertrouwen in de afgelopen twee jaar hoeft niet te betekenen dat het vertrouwen langdurig laag blijft. Opnieuw is daarbij de vraag van belang welke sociale groepen om welke redenen langdurig afhaken, en welke juist weer meer vertrouwen ontwikkelen. Terwijl het vertrouwen van een grote groep burgers in de loop van de tijd kan terugveren, kunnen andere groepen burgers losgezongen raken van het politieke domein.
Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine 2021, #3. Niets missen in de sociologie? Word abonnee van Sociologie Magazine!
Literatuur
Burgerperspectieven 2021 | kwartaal 2. Emily Miltenburg, Josje den Ridder, Fieke Wagemans & Joep Schaper (2021) Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.
Dutch COVID-19 lockdown measures increased trust in government and trust in science: A difference-in-differences analysis. J. Oude Groeniger, K. Noordzij, J. van Der Waal & W. de Koster (2021) In: Social Science & Medicine, 275, 113819.
Kjell Noordzij is als promovendus verbonden aan de afdeling bestuurskunde en sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Willem de Koster en Jeroen van der Waal zijn beiden als hoogleraar verbonden aan dezelfde afdeling. Joost Oude Groeniger is verbonden aan de afdeling maatschappelijke gezondheidszorg van het Erasmus MC en de afdeling bestuurskunde en sociologie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.