Home » Artikel

Sociaal kapitaal in de lage landen - Succes begint met een goede mythe

Sommige staten worden mislukt genoemd, andere zijn blijkbaar geslaagd en succesvol. In deze beschouwing gaat Sue-Yen Tjong Tjin Tai na hoe succesvol Nederland en Vlaanderen zijn. Sociaal kapitaal en de gelijke verdeling ervan blijken bepalend te zijn. De verbetering hiervan begint met de verandering van denkbeelden.

Door Sue-Yen Tjong Tjin Tai

Om te kunnen bepalen of Nederland en Vlaanderen succesvolle samenlevingen zijn, is een maatstaf nodig. Rijkdom als maatstaf lijkt heel geschikt, maar wat is de definitie van rijkdom? Dat hangt af van het perspectief. Filosoof Francis Bacon beschreef in 1627 de ultieme rijkdom in een utopie. In het Nieuwe Atlantis zouden mensen niet meer lijden aan armoede, honger of ziekte. Wetenschap en techniek hadden er welvaart gebracht. Volgens Bacons visie is die utopie nu werkelijkheid, want er zijn voldoende goede woningen, er is voldoende voedsel en de levensverwachting is gestegen van circa 35 naar 70 jaar. Zo’n lange termijnblik is echter niet gebruikelijk. De maatstaf voor welvaart bestond de laatste decennia voornamelijk uit economische groei. Velen pleiten inmiddels voor een breder perspectief, zoals Rens van Tilburg, econoom en staflid van de Adviesraad voor Wetenschappen Technologiebeleid. Hij stelt voor (in de Volkskrant van 30 januari) om bij de bepaling van de ontwikkeling van de samenleving ook het menselijke geluk mee te wegen. Menselijk geluk hangt vooral af van sociale factoren: “(...) familie en vrienden om je heen. Nestwarmte. Tijd om daarvan te genieten.”

Sociale factoren worden meetbaar met het begrip sociaal kapitaal, waaronder het aantal sociale relaties in en tussen groepen valt. Met het sociale kapitaal dat aanwezig is in sociale netwerken ontwikkelen mensen hun normen. Ze bouwen er ook vertrouwen mee op, zodat sociaal kapitaal als middel kan dienen om maatschappelijke ambities te verwezenlijken en maatschappelijke problemen op te lossen.

Lage misère-index
Als sociaal kapitaal zo belangrijk is voor het succes van de samenleving, hoe staat het er dan voor in Nederland en Vlaanderen? Dat is op te maken uit de rapporten De Sociale Staat van Nederland en De Sociale Staat van Vlaanderen.

Rob Bijl, socioloog en adjunct-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, concludeert in De Sociale Staat van Nederland 2009 dat het met de sociale participatie van Nederlanders goed gaat, want veel inwoners zijn aangesloten bij organisaties en verrichten vrijwilligerswerk. Ook over de relaties tussen groepen is goed nieuws te melden, want de Nederlandse bevolking is ruimhartiger geworden over allochtonen. In 2000 was het percentage dat vond dat er te veel allochtonen in Nederland wonen meer dan 50%, inmiddels is het gedaald tot 39%. Nederlanders zijn ondanks de economische crisis (nog) heel gelukkig, wat onder meer blijkt uit het feit dat Nederland het allerlaagst scoort op de zogenoemde misère-index. Dat het beter kan in Nederland blijkt uit de ongelijke verdeling van het sociale kapitaal. Laagopgeleiden en lage inkomensgroepen zijn veel minder sociaal actief. Sociaal kapitaal blijkt samen te gaan met intellectueel en economisch kapitaal.

Met de sociale betrokkenheid in de vorm van vertrouwen van burgers in politiek en overheid gaat het wisselend. Toen de overheid daadkracht toonde tijdens de financiële crisis, veerde het vertrouwen op. Daarna heeft de terugkerende onzekerheid over de verworvenheden van de verzorgingsstaat het vertrouwen weer doen dalen. De groep ontevredenen heeft een oververtegenwoordiging van laagopgeleiden, wat verklaarbaar is doordat zij het meest afhankelijk zijn van de economische buffers die de verzorgingsstaat biedt.

Ook in Vlaanderen is er veel sociaal kapitaal, concludeert Jo Noppe, onderzoeker bij de Studiedienst van de Vlaamse Regering, in De Sociale Staat van Vlaanderen 2009: ‘Vlaanderen blijft behoorlijk sociaal bekabeld.’ Dat blijkt uit de hoge frequentie van contact met de buren, met vrienden en niet inwonende familieleden. Vlamingen zijn actief in verenigingen, verrichten veel vrijwilligerswerk en er is geen daling in de participatie vastgesteld, eerder een toename. Echter, ook in Vlaanderen is sociaal kapitaal ongelijk verdeeld en blijkt het bezit ervan samen te gaan met economisch en intellectueel kapitaal. Met de bevindingen van Rob Bijl en Jo Noppe dringt de conclusie zich op dat er, ondanks de rijkdom die al aanwezig is, in de lage landen een mogelijkheid is om te verbeteren en het sociale kapitaal te vermeerderen en beter te verspreiden over de gehele bevolking. Vaag roept die uitspraak associaties op met revoluties om de klassenongelijkheid te bestrijden. En dat is niet onterecht, want om zo’n succes in de samenleving te bereiken dienen bestaande situaties omgebogen te worden.

Ziekte en emancipatie
Hoe dat kan werken, dat valt op te maken uit de bundel Successful Societies (Peter A. Hall, Michèle Lamont, ed., 2009). Daarin heeft een gevarieerde groep sociale wetenschappers zich gebogen over welzijnsverschillen tussen samenlevingen. Ze vroegen zich af waarom sommige samenlevingen er beter in zijn om collectief en individueel welzijn voor de bevolking te bereiken. Ze gebruikten de volksgezondheid als maatstaf voor sociaal succes, omdat de mate waarin mensen dagelijks last ervaren invloed heeft op ziekte. Volgens de auteurs wordt die last beïnvloed door denkbeelden (culturele raamwerken) en institutionele structuren.

Gérard Bouchard, socioloog en historicus en verbonden aan de Université du Québec à Chicoutimi, probeert dat te illustreren aan de hand van de conflicterende historische beelden die Franse Canadezen hebben van de periode 1850 tot 1960. Hij onderscheidt het pessimistische Survivalist beeld en het trotse, Modernist beeld dat is gebaseerd op Quebecois Power. Helaas faalt zijn poging om de validiteit hiervan te koppelen aan de gezondheidsstatistieken. Bouchards bijdrage is interessant omdat het gaat over mythevorming en de invloed ervan op de emancipatie van een groep met een laag aanzien, namelijk de Franse Canadezen aan het begin van de twintigste eeuw. Deze groep werd gemobiliseerd met een archemythe. De archemythe begint bij de ‘oertijd’: de gouden, paradijselijke tijd in het verleden. Hieraan kwam een einde door een groot trauma. Daarom is er een strijd nodig om de gouden periode opnieuw te verwerkelijken. Zulke mythes worden gedefinieerd door de voortrekkers van sociale bewegingen, zoals intellectuelen en politici. Bouchard suggereert dat de mythes een inspirerende functie vervullen waardoor individuen deze mythes vervolgens uitwerken en verwerkelijken op microniveau. Intellectuelen en politici vervullen tegelijkertijd een bemiddelende functie en ontwikkelen de benodigde instituties. Het is zinvol om Bouchards archemythebeschrijving te vertalen naar de lage landen. Dan blijkt de verloren tijd van de lage landen te bestaan uit de knusse en overzichtelijke jaren vijftig van de twintigste eeuw. Sociale controle, verzuiling en standsverschil waren een buffer tegen onbekende invloeden van buiten. De jaren zestig, de individualisering, de welvaart, de economische crises en de immigratiestromen hebben een eind gemaakt aan de veilige gouden periode. Het is begrijpelijk dat vooral lager opgeleiden en de lage inkomensgroepen hier moeite mee hebben. Een nieuwe, inspirerende mythe laat echter nog op zich wachten. De politieke strijd wordt nog voornamelijk bepaald door de reactie ‘wij zijn tegen’ en een passiefagressieve houding.

Eigenwaarde
Michèle Lamont, hoogleraar sociologie en African American studies aan Harvard University, benadert de sociale ongelijkheid op een andere wijze. Zij wijst er op dat status door definities wordt bepaald. Als een samenleving een cultureel raamwerk heeft met meerdere definities van een waardig leven, dan hebben burgers met een lage status meer mogelijkheden om zich los te maken van stereotypering. Hiermee doelt Lamont op social inclusiveness, waarin homo’s naast hetero’s, allochtonen naast autochtonen, vrouwen naast mannen, armen naast rijken en laagopgeleiden naast hoogopgeleiden gezien worden als respectabele burgers in de samenleving. De mate waarin een samenleving nieuwe beelden en definities toestaat is een maatstaf voor sociaal succes, want eigenwaarde is dan minder afhankelijk van dominante sociale beelden.
De ontwikkeling van nieuwe beelden en definities zijn onderdeel van destigmatiseringsstrategieën, en Lamont heeft onderzocht welke strategieën verschillende groepen African Americans inzetten. Het onderzoek toont dat de meest succesvolle groepen zich als zelfbewust lid zien van de groep én als lid van de gehele samenleving. De alternatieve succesvolle optie is dat ze zich lid voelen van een groep die moet vechten om obstakels te overwinnen om succes te behalen. Ontkenning van lidmaatschap van een groep of zich lid voelen van een groep die geen verbinding van de samenleving heeft, is de minst succesvolle weg. Lamonts bevindingen zijn te koppelen aan Bouchards bijdrage: de weg uit een ontevreden en ongelijke situatie begint met een inspirerende mythe. Deze mythe werkt succesvoller als deze in staat is om mensen zodanig te binden dat ze zich zowel lid van een groep voelen als lid van de samenleving.

Nieuwe gouden tijd
Uit de Sociale Staatbeschouwingen van Nederland en van Vlaanderen blijkt dat het sociale kapitaal nog ongelijk verdeeld is, en dat meer geluk om vermeerdering en nivellering van dit kapitaal vraagt. De artikelen uit Successful Societies wijzen op het verband tussen sociaal kapitaal, instituties én denkbeelden. Instituties zoals werk en collectieve voorzieningen leveren sociaal kapitaal op en moeten voldoende beschikbaar zijn voor laag-opgeleiden en de lage inkomensgroepen. Als die gepaard gaan met status en met inspirerende mythes die groepsgebondenheid, zelfbewustzijn en motivatie mobiliseren om vooruit te komen, dan zal het succes van de samenleving worden vergroot. Zo ontstaat een nieuwe versie van Bacons Nieuwe Atlantis: een land waar mensen niet meer lijden aan ziekten en spanningen die ontstaan door gebrekkige instituties en denkbeelden, maar een land waar mensen zich lid van een groep én lid van de samenleving voelen. En een land waar alle inwoners hun gouden tijd beleven.

Sue-Yen Tjong Tjin Tai is socioloog

Literatuur
Bijl, Rob et al. (2009). De Sociale Staat van Nederland 2009. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Vanderleyden, Lieve, Marc Callens en Jo Noppe (red.) (2009). De Sociale Staat van Vlaanderen 2009. Brussel: Studiedienst van de Vlaamse Regering.

Hall, Peter A., Michèle Lamont (ed.) (2009). Succesful Societies. How Institutions and Culture Affect Health. New York: Cambridge University Press.

 

Dit artikel is eerder verschenen in Sociologie Magazine nummer 2 van 2011. Klik hier om dit nummer na te bestellen of klik hier om direct een abonnement te nemen en geen enkel nummer meer te missen.