Home » Artikel

Sociologie in een wereldstad

De dynamiek van de stad vindt zijn weerslag in het karakter van de opleiding. De maatschappelijke vraagstukken die tegenwoordig worden behandeld zijn vanzelfsprekend heel andere dan die ten tijde van de oprichting in 1963. Migratie, globalisering, individualisering, politieke en electorale verschuivingen, economische herstructurering, herinrichting van de verzorgingsstaat en kwesties rond integratie zijn nu belangrijke thema’s in onderzoek en onderwijs. De recente benoeming van Tariq Ramadan, een vooraanstaand maar controversieel arabist en filosoof, is een voorbeeld van de invloed van de stedelijke dynamiek op de opleiding sociologie in Rotterdam, net als de aanwezigheid van grote aantallen allochtone studenten. Toch is er ook een constante. Door de geschiedenis heen richt de opleiding zich op sociale vraagstukken en de daarmee verbonden beleidspraktijken. Precies die focus heeft geresulteerd in theoretische pluriformiteit en methodologische veelzijdigheid, die ook de basis vormen voor het onderwijs.

De Rotterdamse formule

 De sociologieopleiding in Rotterdam is relatief laat ontstaan. Jacques van Doorn, de grondlegger van de Rotterdamse opleiding, was van mening dat er behoefte was aan een praktijkgerichte sociologie met een sterke academische basis. Van Doorn introduceerde de ‘Rotterdamse formule’, die ook in de navolgende decennia kenmerkend werd voor de sociologie in de havenstad: De sociologie, opgevat als maatschappijwetenschap, verbinde zich met andere maatschappijwetenschappen – met name economie en recht – en richte zich op centrale sociale vraagstukken, teneinde als wetenschap vitaal te blijven en als maatschappelijke kracht invloed uit te oefenen. (Dicke, 2003: 9) De Rotterdamse sociologie zou zich meer dan de opleidingen elders in het land moeten bezighouden met maatschappelijke problemen op macroniveau en aansluiten bij de vraag naar kennis die er vanuit de beleidswereld bestond. Dit accent op het maatschappelijke nut van de sociologie neemt ook vandaag de dag nog een belangrijke plaats in binnen de Rotterdamse opleiding. Onderzoek en onderwijs worden sterk beïnvloed door actuele sociale ontwikkelingen, wat zich bijvoorbeeld uit in aandacht voor thema’s als transnationalisme, de ‘hertovering’ van de wereld en de flexibilisering van arbeidsrelaties. Het samengaan van theorie en praktijk is in Rotterdam daarbij een constante factor gebleven.

 Over steden en arbeid

Onderzoekers en docenten van de nieuwe generatie benadrukken ook dat er ruimte geboden moet worden voor verschillende perspectieven. Pluk de vruchten van de stedelijke en wetenschappelijke pluriformiteit, zo luidt hun boodschap. Het multidisciplinaire karakter van de opleiding vertaalt zich in de beide masters. Vooral de master Arbeid, Organisatie en Management (AOM) reikt over de grenzen van de sociologie heen, door sociale vraagstukken ook vanuit bestuurskundig en psychologisch perspectief te belichten. De focus op arbeid en organisatie is sinds het begin van de Rotterdamse sociologieopleiding aanwezig. Mede door de komst van Romke van der Veen, sinds 2004 hoogleraar Sociologie van Arbeid en Organisatie, heeft deze traditie een nieuwe impuls gekregen. AOM, wat studentenaantallen betreft de grootste van beide masters, richt zich op het functioneren van arbeidsorganisaties in de context van (post)industriële samenlevingen. Voorbeelden van besproken onderwerpen zijn nieuwe CAO-onderhandelingen en de invloed van globalisering en informatietechnologie op organisaties. De master Grootstedelijke Vraagstukken en Beleid brengt studenten kennis bij over stedelijke transformatieprocessen. In de colleges van Jack Burgers, hoogleraar Grootstedelijke Vraagstukken, komen processen als globalisering, industriële herstructurering, multiculturalisering en individualisering aan de orde. Auteurs als Sassen en Wilson passeren de revue, naast een veelheid van literatuur over Nederlandse steden. De hedendaagse grootstedelijke samenleving staat voortdurend centraal. Aandacht voor overheidsbeleid en interventies speelt daarbij, in overeenstemming met de Rotterdamse formule, een belangrijke rol. Beide masters bouwen voort op de in de bachelor gegeven vakken. Een brede theoretische basis met ruimte voor verdieping naar eigen smaak is volgens studenten kenmerkend voor de Rotterdamse opleiding. Hoogleraar Algemene Sociologie Godfried Engbersen verwoordt het doel van een gedegen theoretische ondergrond in het onderwijs als volgt: ‘We willen studenten leren hoe ze met behulp van sociologische theorie “raadsels van het samenleven” kunnen oplossen en inzicht kunnen krijgen in contemporaine sociale problemen.’  

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Matthijs Dicke
Marianne van Bochove
Marguerite van den Berg