Home » Artikel

Zappers en Zieners

De hoogleraar culturele antropologie André Droogers, gespecialiseerd in religieuze en symbolische antropologie, lijkt een nieuwe trend op het spoor. Geloven is ín, ook onder jongeren. De manier waarop vandaag de dag religie wordt beleefd is een creatieve puzzel van eeuwenoude tradities en hippe, zwaar door moderne media ondersteunde, vernieuwingen. De gelovigen zappen zich een levensbeschouwing bij elkaar. Toch leidt dit niet tot religieus cynisme: stuk voor stuk beschouwen de nieuwe voorgangers in de religieuze bricolage zich als ware zieners. Van cyberimams en christelijke popconcerten tot diep katholieke Limburgse paranormaalbeursbezoekers - zo divers en levendig is het Nederlandse levensbeschouwelijke landschap aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Toch doen veel van de ‘nieuwe’ rituelen ook verrassend vertrouwd aan. De van huis uit meegekregen manier van geloven blijkt diep in de naar zingeving zoekende Nederlanders verankerd. De combinatie van oude en nieuwe elementen vormde de rode draad in de gepresenteerde onderzoeken van de Amsterdamse vijf promovendi.

Neo-sjamaan roept joodse voorouders aan

Met Hanneke Minkjan keken we in de keuken van de neo-sjamaan Daan van Kampenhout. Daan is minder geworteld in een gevestigde levensbeschouwing dan andere moderne gelovigen die deze middag aan bod komen. Hij baseert zich losjes op de traditie van Noord-Amerikaans sjamanisme, waarvan hij de praktijk van visioen- en droomuitlegging overneemt, evenals de sterke verbondenheid met natuur en voorouders. Daar slaat hij een verrassende brug: de neo-sjamaan mediteert via joodse gezangen en Thora recitaties - zijn voorouders waren immers joden. Antropoloog Minkjan schetste een uitgebreid beeld van Daans overtuiging maar bleef te weinig kritisch naar de smaak van het publiek. Bij veel aanwezigen rees de vraag naar de distantie van de onderzoeker, ze kwamen niet voor het promopraatje van een ziener.

Creatief hervertellen

Taalkundige Rhea Hummel onderzoekt of kunstenaars net zo eigenzinnig geloven als ze leven. Ze kijkt daarbij naar hun taalgebruik. Vanuit deze invalshoek is haar vaststelling dat kunstenaars hun levensbeschouwing uit de literatuur betrekken dan ook niet verrassend. De meeste kunstenaars verslinden boeken, plukken willekeurige, spirituele ideeën uit deze literatuur en hervertellen ze op een creatieve manier. Daarbij vinden ze zichzelf doorgaans erg authentiek en origineel – een evaluatie waar de onderzoekster zelf ten dele in meegaat. Ook in dit onderzoek dreigt daardoor het gevaar van te weinig kritische distantie.

Knip-en-plak islam

De Nederlands-Marokkaanse moslimjeugd is onder invloed van de polemiek rond hun geloof de laatste jaren, haar religieuze roots nader gaan onderzoeken. Dat leidde allerminst tot een verwijdering van het geloof, stelt onderzoeker Martijn de Koning. Eerder gaan ze op zoek naar een zuivere versie er van, die hen in staat stelt zich zowel af te zetten tegen de vijandige Nederlandse samenleving, als te rebelleren tegen ouders met ouderwetse, cultuurgebonden gewoonten en opvattingen. Het internet is bij die zoektocht een belangrijk hulpmiddel: het geeft immers een –vooral voor moslimmeisjes– ongekende bewegingsvrijheid. Het blijkt een vraagbaak, waarbij de antwoorden van de jongeren op elkaars vragen over het geloof, gecopy-paste worden van de site van de imam van hun voorkeur. De Salafi-beweging, die compromisloos terug wil keren naar de bronnen van de islam, wint ook onder de Nederlandse immigrantenjeugd aan populariteit, onder andere omdat deze beweging zo handig gebruik maakt van het internet. Het nadeel van De Konings kwalitatieve onderzoek is dat hij geen schatting kan maken van de werkelijke verspreiding van het Salafisme onder de jongeren; en dat was precies wat het publiek wilde weten. Schrik voor de pastoor in

Zuid-Limburg

Je kan ook bidden in het bos, besluiten moderne Limburgers en ze trekken massaal op zondagmiddag hun wandelschoenen aan, in plaats van het paar waarmee ze naar de kerk gaan. Het geloof leeft nog steeds, in het diepe Zuiden des lands. Maar de gelovigen willen niet langer de kerk als (enige) gids. Vele hebben slechte herinneringen aan autoritaire pastoors die op de meest intieme en emotionele momenten in hun leven, bij lijden en dood, op botte wijze het kerkelijk dogma doordrukten. Tegelijk zijn katholieken onverminderd aangewezen op de pastoor, als ze zich willen laten dopen, vormen, huwen en begraven. En dat willen ze, in de kerk, juist omdat dit de continuïteit met het verleden betekent. Verontwaardiging over de onmenselijkheid van het instituut troebleert de geloofsbeleving in Limburg. De recent gepromoveerde dr. Kim Knibbe wist met haar verhaal reacties los te weken van aanwezigen die zich in haar verhaal herkenden.

Rocken met Jezus

Religieuze verveling, was de opmerkelijke titel van de presentatie van Johan Roelands over neo-evangelische jongerenverenigingen. Een titel die moeilijk is te rijmen met de beelden die hij liet zien van evangelische popconcerten, waar drommen extatische jongeren het religieus geïnspireerde repertoire meebrullen. Roelands legt het verband met niet-religieuze jeugdculturen waarin jongeren voortdurend jagen op intense lichamelijke en emotionele ervaringen. Net als seculiere jongeren zoeken de evangelische naar kicks – de traditionele protestantse diensten met hun gebrek aan beeld en voorstelling vinden ze saai, een niet-ervaring: verveling dus. In de popconcerten beleven ze, in hun bewoordingen, de aanwezigheid van God. Het verband met Durkheims collective effervescence is snel gelegd, al valt de naam van de klassieke meester niet. Geven deze onderzoeksresultaten inzicht in de toekomst van de geloofsbeleving in Nederland?

 Anton van Harskamp, eerste referent, stelde vast dat uit de onderzoeken een trend tot vermenselijking en verwereldlijking van religieuze bewegingen blijkt. Stuk voor stuk stellen ze het individu centraal. Peter Versteeg, een tweede panellid, vond dat een enigszins verontrustende conclusie. Hij is het ermee eens dat de presentaties erop wijzen dat religies niet zozeer een morele leidraad vormen in het leven van de gelovigen, maar een soort accessoire zijn geworden: op zijn best worden ze geconsulteerd voor de oplossing van concrete problemen. Ietwat uitzonderlijk blijven toch de moslims in Nederland. Juist onder invloed van het debat over de islam staat religie weer op de publieke en politieke agenda. Anderzijds krijgt de islam niet zozeer weerwoord vanuit christelijke waarden, maar vanuit seculiere, liberale en humanistische waarden. Uit de religieuze herleving spreekt van alle zijden een grote behoefte aan betrokkenheid.

Weet De Beer het beter dan de markt?

 Interessant interview met prof. Paul de Beer, over gelijkheid (Facta 2007: 1). Interessant ook, door de eenzijdigheid waarmee het begrip wordt benaderd door De Beer. Voor De Beer lijkt sprake te zijn van ongelijkheid als er geen meetbare factoren zijn op basis waarvan die ongelijkheid kan worden gerechtvaardigd. Daarmee wordt voorbij gegaan aan het feit dat niet alle factoren op basis waarvan de markt werkt, meetbaar zijn. De Beer beweert dat men een betere positie niet per definitie heeft verdiend. Maar wie is De Beer om dat te beweren? Op basis waarvan denkt hij het beter te weten dan de markt? Bestaat de samenleving soms alleen uit een overheid? Nee, beide (overheid en private sector) hebben elkaar nodig en moeten in evenwicht zijn. Ten tweede is niet helemaal duidelijk om wat voor gelijkheid het gaat: politieke of economische? Naar blijkt, vooral economische. Nu is het weliswaar te begrijpen dat het Nederlandse perspectief in het artikel de overhand heeft, het hoeft niet het enige te zijn. De manier waarop elders met de gelijkheidskwestie omgegaan wordt, kan ook het denken hier informeren. Denk bijvoorbeeld eens aan de Palestijnen in Israël. Zij zijn weliswaar ook Israëlisch, maar niet gelijk. Israël is een joodse staat, en daarmee zijn de christelijke en islamitische Palestijnen niet gelijk aan hen. Dit land wordt in de consequenties van deze ongelijkheid (die weliswaar niet verankerd is in de Israëlische grondwet, omdat Israël geen grondwet heeft) gesteund door Nederland. Waarom mogen we dan niet zeggen dat de idee van gelijkheid passé is?

Ten slotte lijkt het alsof De Beer het zichzelf net even iets te gemakkelijk maakt als hij een lijn trekt met aan de ene kant de huidige nadruk op individuele keuzes en prestaties als basis voor succes (die worden gerelateerd aan een Angelsaksisch model), en aan de andere kant het besef dat de sociale structuren kansen bepalen. Zoals Vegter terecht opmerkt, een nogal sociologische benadering; een manier van denken die bij ons (in Nederland) ook op het integratievraagstuk wordt toegepast: voor integratie, is de aanname, is alleen tijd nodig. Dit gaat eraan voorbij dat tijd geen zelfstandige agent is. Tijd is alleen wat mensen erin -en ermee- doen. Dit is ook het bezwaar dat Popper destijds tegen Marx heeft aangevoerd: er is geen noodzakelijke uitkomst van een autonome Geschiedenis die los van de menselijke wil bestaat. Er zijn alleen mensen die op bepaalde momenten in die geschiedenis keuzes maken, en zo de loop daarvan bepalen. Die keuzes zijn misschien niet de enige bron van de realiteit, dat is waar, maar wel de enige die we hebben. Als we de keuzes van anderen bagatelliseren, ontnemen we hen daarmee hun vrijheid en zo, uiteindelijk, hun menselijkheid.

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Moritz Bilagher