Home » Column

Diversiteit als dogma

Column Mark van Ostaijen

Auteur: 

Laten we het eens hebben over diversiteit. Want iedere organisatie beschikt inmiddels wel een Diversity Officer, diversiteitsbeleid, Diversity and Inclusion Teams, diversity assesments of zelfs management tools. De diversiteitsindustrie draait op volle toeren. Het is daarbij opvallend dat diversiteit als een soort empty signifier optreedt voor van alles en nog wat. Voor sommigen is het louter een descriptief woord dat de huidige moderne samenleving beschrijft in z’n veelvormigheid. In die hoedanigheid is het haast een equivalent voor pluraliteit en meervoudigheid. Dit wordt dan doorgaans opgevolgd door dito metaforen in de trant van 'duizend bloemen bloeien', 'de kracht van meerstemmigheid' of 'meer zielen meer vreugd'.
 Het is machtsvrije taal die ook terugkomt in het idee van een 'melting pot', 'mozaïek', 'multiculti' en 'superdiversiteit'. Anderen gebruiken diversiteit meer in performatieve zin en linken het begrip aan racisme, discriminatie en ongelijkheid. Dan verandert het eerder in het imperatief 'gij zult divers zijn', wat kan slaan op personeelsbestand, literatuur, publiek, denkbeelden, beleid of management. Dit is het diversiteitsdiscours dat minder machtsvrij en dwingender is in haar werkelijkheidsclaims. In beide opvattingen wordt diversiteit ingezet tegen homogeniteit, eenvormigheid en monocultuur.
 Dat maakt van diversiteit een hoera-begrip. Niemand kan er namelijk echt tegen zijn. Daarom zijn er zelfs overtuigde voorstanders, true believers. En dan wordt het pas echt interessant. Want dan krijgt het diversiteitsdenken een dogmatische en uitsluitende werking. Laten we dit illustreren aan de hand van een voorbeeld.
 De KNVB is onlangs een diversiteitscampagne gestart. Die OneLove-campagne staat volgens de KNVB '(…) vóór verbinding en dus tegen racisme en discriminatie. De zes kleuren van het OneLove-logo symboliseren afkomst, kleur, genderidentiteit en seksuele voorkeur.' Onderdeel van deze campagne is dat aanvoerders van voetbalteams een OneLove-band dragen tijdens specifieke wedstrijden. Dit voorjaar weigerde de gevierde aanvoerder van Feyenoord, Orkun Kökcü, vanwege geloofsovertuigingen het dragen van die OneLove-band (overigens evenals Excelsior aanvoerder Redouan El Yaakoubi). Hij 'respecteert de campagne maar wil zelf geen uithangbord zijn' van deze boodschap. Verontwaardiging alom. Want hoe is het mogelijk dat we in Nederland toestaan dat mensen dit openlijk mogen weigeren?
 Opvallend is de overtuiging in die verontwaardiging. Maar: we zouden ons ook kunnen afvragen hoe tolerant dit diversiteitsdenken is voor intolerante of deviante geluiden. Hoe tolerant is het voor intoleranten? Of anders geformuleerd, hoe intolerant zijn degene die dit veroordelen? Het is een klassieke Popperiaanse paradox, want je kan niet oneindig tolerant zijn voor intolerantie. In de verbetenheid om meervoudigheid af te dwingen verliezen diversiteitsdogmatici het zicht op de eigen eenvormigheid. Ironisch genoeg predikt het diversiteitsdogma hetgeen ze wil bestrijden: homogeniteit van denken. Want daar waar diversiteitsdenken tegen homogeniteit, eenvormigheid en monocultuur ageert, kan het gemakkelijk verzanden in een eenzijdig en monocultureel pleidooi. Dat zie je op wijkniveau en in verschillende publieke organisaties.
 Want de verbetenheid waarmee dit diversiteitsdogma wordt gepredikt sluit namelijk ook uit. In de culturele en onderwijssector wordt personeelsbeleid erop aangepast, worden inspraakorganen ingericht, mensen aangenomen en vooral ook ontslagen. Diversiteit lijkt daar naast een prescriptieve norm ook een sturingsmechanisme, waarbij diversiteit als mantra zowel de interne (personeel) als externe (partners) organisatie aanstuurt.
 Het lijkt mij dat diversiteitsdenken pas echt divers is als de mate van diversiteit vooraf niet overzien kan worden en er dus vooraf ruimte wordt gereserveerd voor afwijking op de diversiteitsnorm. Er ligt namelijk een gapend gat tussen moreel diversiteitsconformisme en een formeel diversiteitspluralisme. Het is volgens mij verfrissend als diversiteitsdogmatici gevoelig zijn voor de splinter in hun eigen oog, voordat er gewezen wordt naar andermans balk. En dat vraagt van diversiteitspredikers enige tolerantie voor het intolerante. En ook enige nederigheid, wetende dat een nadruk op variëteit veelal voortkomt vanuit een vrij oninteressante vorm van eenzijdigheid.