Lezen als levertraan
Auteur:
'Stel je eens voor', schrijft Steven Johnson in zijn boek Everyting bad is good for you, 'dat het boek was uitgevonden lang na de video games.' Hij schetst de morele paniek die dan ontstaat omdat kinderen ineens alleen in een hoekje gaan zitten met een bundel papier. Weg zijn de sociale netwerken waar ze voorheen in speelden, verdwenen de oog-hand-coördinatie om acties uit te voeren en van de gelijktijdige verwerking van audio, visuele en ruimtelijke informatie brengen ze ook al niets meer terecht. Wanhopige ouders en leraren eisen – onvermijdelijk – een verbod op boeken.
Deze column door Liesbet van Zoonen verscheen eerder in Sociologie Magazine 2019, #2. Niets missen in de sociologie? Word abonnee van Sociologie Magazine!
Ik moest daar vaak aan denken toen we met de Raad voor Cultuur en de Onderwijsraad een beleidsadvies over leesvaardigheid maakten. 2,5 miljoen mensen in Nederland zijn laaggeletterd. Onder jongeren neemt dat aantal toe. Alles wat ze op het scherm doen, vinden ze leuker; in hun omgeving wordt ook niet gelezen; en op school moeten ze zoveel andere dingen doen. Dus vinden wij van beide raden dat we moeten proberen om lezen weer leuker te maken en dat we een manier moeten vinden om het leesplezier van jongeren aan te wakkeren.
Ik gun iedereen de sensatie dat je in een boek verdwijnt, al het gedoe en gezeur om je heen vergeet en baalt als het uit is. Ik gun niemand de paniek als je niet snapt hoe je een OV-kaart moet opladen, een online-formulier moet opsturen of een bijsluiter moet lezen. Dus lezen moet! Tegelijkertijd vraag ik me af of we misschien in een historische transitie zitten, waardoor over een jaar of honderd vrijwel niemand meer kan en hoeft te lezen omdat alle informatie auditief of visueel tot ons komt. Daar koop je op dit moment beleidsmatig natuurlijk helemaal niets voor, maar toch even doordenken.
Toen het schrift werd uitgevonden, zei – nota bene – Plato dat het een duivelse uitvinding was en dat niemand ooit meer in staat zou zijn zich iets te herinneren. Al die niet-lezende jongeren zingen uit hun hoofd alle teksten van Ronnie Flex of Josylvio mee. Ze genieten van een goede diss, rapworkshops zitten vol en wie als talent een podium verwerft, slaat een flater als-ie zijn tekst vergeet en van zijn telefoon de volgende zin moet lezen. Plezier in taal heeft de jeugd van tegenwoordig kennelijk wel, zolang je maar kan spreken en luisteren.
In de VS wordt rap daarom steeds vaker als didactisch instrument ingezet en op YouTube (natuurlijk) vind je daar talloze voorbeelden van. Serious gaming rukt eveneens op als onderwijsmiddel, tot in de medische opleidingen aan toe. We nemen als wetenschappers steeds vaker onze toevlucht tot podcasts, video’s en infographics om onze kennis verspreiden. Met zijn allen hebben we zo een transitie ingezet van een schriftcultuur naar een beeld- en woordcultuur die op lange termijn andere vaardigheden dan schrijven en spellen vereist. Daar hebben de laaggeletterden van nu alleen nog niet zoveel aan. Die moeten snel beter kunnen lezen; omdat het leuk is, maar vooral omdat het nodig is. Net als levertraan.
Deze column door Liesbet van Zoonen verscheen eerder in Sociologie Magazine 2019, #2. Niets missen in de sociologie? Word abonnee van Sociologie Magazine!