Home » Column

Voorbeeldig falen

Rosie the Riveter

Auteur: 

Net als heel Nederland ben ik boos. Op Het Systeem. Het begon in maart, toen ik op maandag een huilende promovenda binnen kreeg, uitgeput; op dinsdag kreeg ik een appje van een voormalige postdoc die “uit elkaar gevallen” was; woensdag bleek dat een postdoc uit een nabij onderzoeksteam al maanden in de ziektewet zat maar dat liever voor zich hield; donderdag kwam er een andere assistent binnen lopen met de vraag of ze vier dagen kon werken: “Zóó moe.” Alle vier geven ze zichzelf de schuld en schamen ze zich dood. Maar als vier getalenteerde jonge vrouwelijke wetenschappers binnen een week onderuit gaan met een vergelijkbaar verhaal, dan is het een goed moment om WTF??? te zeggen.

De deskundigen zijn er nog niet uit of burn-out gender-specifiek is. Het zou zo maar kunnen dat ik vier vrouwen zie omvallen omdat ik veel met vrouwen werk, of dat ze bij mij komen uithuilen omdat ik een vrouw ben. Toeval, zegt de ene arbeidspsycholoog; specifiek voor jonge vrouwen, zegt de andere. In deze tijden van alternatieve feiten kunnen we de waarheid rustig in het midden laten, en ben ik vrij om op mijn persoonlijke antenne af te gaan. En die zegt me dat het aan Het Systeem ligt.


Deze column van Liesbet van Zoonen verscheen eerder in Sociologie Magazine 2017, jaargang 2. Niets missen in de sociale wetenschappen? Word abonnee van Sociologie Magazine!


Loopbaan en reputatie in de sociale en geesteswetenschappen zijn gebaseerd op een keiharde, individuele, afrekencultuur. Ik schreef daar al over in het blad Sociologie, en hield een pleidooi voor 'goed genoeg', in plaats van dat misselijk makende 'excellent'. Kunnen vrouwen slechter met die druk omgaan dan mannen? Er is feministisch gedachtengoed dat stelt dat vrouwen beter gedijen in teamwerk. Dat kan, maar er is wel meer aan de hand. “Ze hebben toch genoeg rolmodellen”, opperde een Rotterdamse collega. Want al heeft de EUR de minste vrouwelijke hoogleraren van Nederland – minder nog dan de technische universiteiten – ze zijn wel heel goed, heel zichtbaar en heel betrokken bij de jonge generatie vrouwen. Bovendien werken twee van mijn vier opgebrande vrouwen niet aan de EUR.

Ik had geen rolmodellen toen ik begon. De eerste vrouw in de wetenschap waar ik me aan wilde spiegelen was Dymph van den Boom, voormalig rector van de UvA, en toen was ik al over de veertig. Er waren eerder wel vrouwen om me heen maar die vond ik in mijn jeugdige arrogantie heel matig. Ik zag ze lesgeven en dacht, dat kan ik beter. Ik zag ze promoveren en dacht, dat kan ik beter. Ik zag ze publiceren en dacht, ik heb nu al meer dan zij. Heel stimulerend. Dat gun ik de huidige generatie jonge wetenschapsters ook; een hele berg vrouwelijke middenmaat waar ze makkelijk links en rechts aan voorbij kunnen.

Maar die middenmaat is allang weggesaneerd. Wat resteert zijn wetenschappelijke supervrouwen, meestal zonder kinderen en de enkeling die kinderen heeft, weet dat schijnbaar moeiteloos te combineren. Perfecte rolmodellen, maar precies het omgekeerde van wat mijn vier jonge vrouwen nodig hebben. Dus ik ga mijn laatste tien jaar maar eens enorm falen: ter inspiratie. 


Deze column van Liesbet van Zoonen verscheen eerder in Sociologie Magazine 2017, jaargang 2. Niets missen in de sociale wetenschappen? Word abonnee van Sociologie Magazine!