Gezondheidsrisico's, burgers en bestuurders
Communicatie over gezondheidsrisico's van bijvoorbeeld de plaatsing van een zendmast of de opslag van CO2 kan zowel positief als negatief uitpakken. Burgers worden of gerustgesteld, óf ze worden wantrouwig en keren zich tegen de verantwoordelijke instanties. Onderzoekers Christian Bröer (afdeling Sociologie en Antropologie, UvA) en Fred Woudenberg (GGD Amsterdam) vermoeden dat dat alles te maken heeft met de gepercipieerde macht van de burger. Zij ontvingen een ZonMw-subsidie van zo'n 380.000 euro voor hun onderzoek naar het effect van gezondheidsvoorlichting van de overheid op risicowaarneming.
Wanneer de overheid burgers voorlicht over mogelijke gezondheidsgevaren dan kunnen burgers zelf betere afwegingen maken en wordt onrust vermeden. Zo gaat het althans in sommige gevallen. In andere gevallen leidt voorlichting juist tot meer bezorgdheid, zoals bijvoorbeeld bij de vaccinaties tegen baarmoederhalskanker vorig jaar. Er was onrust over mogelijke gevaren van het vaccin zelf, er werd ook door deskundigen getwijfeld aan de noodzaak van vaccinatie en er was de verdenking dat de farmaceutische industrie de vaccinatiecampagne had aangezwengeld. In een dergelijke situatie lijkt de overheid gauw partij te zijn en ontstaat de verdenking dat zaken worden achtergehouden. Uiteindelijk liet slechts zestig procent van de meisjes van 12 jaar zich inenten tegen het humaan papillomavirus. ‘We denken dat het beleidsdiscours en in het bijzonder de ervaren machteloosheid hier een belangrijke rol in spelen', stelt Christian Bröer. ‘Het gevoel, "we worden gepiepeld", zorgt er ook voor dat burgers zich keren tegen bijvoorbeeld de ondergrondse opslag van CO2 of de plaatsing van een telecommast. Als mensen het gevoel hebben dat hen dingen door de strot worden geduwd, is de kans op wantrouwen en weerstand groter. Hebben zij het gevoel invloed uit te kunnen oefenen, dan zal de weerstand lager zijn, zo luidt onze hypothese.'
Waarop baseert u deze hypothese?‘Vooral op onderzoek. Psychologen weten al lang dat ervaren macht van belang is. Maar meestal bekijken psychologen deze "ervaren macht" dan als een geïsoleerde factor. In plaats daarvan gaan wij uit van een sociologisch model. Het gaat dan om processen van betekenisgeving, om het politieke discours en de interactie tussen burgers en bestuurders. Een vergelijkbare weg heb ik ook gekozen in mijn proefschrift over geluidsoverlast. Onduidelijk is welke mechanismen hier een rol spelen. Die gaan we nu onderzoeken.'
Hoe gaat u dat doen?‘We onderzoeken drie gevallen waarin de ervaren macht verschilt en verwachten dat dan ook het effect van risicocommunicatie anders is. Onze empirische casus is de plaatsing van zendmasten voor mobiele telefonie. We vergelijken drie situaties: de standaard Nederlandse aanpak, een experimentele Nederlandse aanpak en de standaard Zwitserse aanpak. Voor de standaard Nederlandse aanpak geldt dat de invloed van burgers relatief beperkt is. In Zwitserland is de waargenomen invloed wat groter. In alle gevallen is de technologie identiek en hebben burgers een vergelijkbaar kennisniveau. We volgen gedurende 12 maanden zowel voor, tijdens als na de voorlichting, een groep van burgers en bestuderen de wijze waarop de zendmasten in interactie met beleidsmakers betekenis krijgen. De experimentele Nederlandse situatie houdt in dat we burgers zelf laten beslissen of en waar er een zendmast geplaatst wordt.'
Het gaat dus om een echte plaatsing van een zendmast, geen simulatie?‘Exact, we gaan in zee met een telecomprovider die op een bepaalde locatie een mast wil plaatsen. Die heeft er namelijk zelf ook baat bij dat de processen rondom de plaatsing goed verlopen. De Nederlandse inspraak- en klachtenprocedures nemen namelijk veel tijd in beslag, meer dan een provider zich zou wensen. En de kans dat de burgers tegen de plaatsing van een mast stemmen is niet zo heel groot, volgens onze hypothese. Immers, de gepercipieerde macht van de burger is waarschijnlijk groot, en dat verkleint de weerstand.'
Misschien zijn Nederlanders wel van nature enorme zeurpieten.‘Daar geloof ik niet in. De overheid maakt het Nederlanders heel gemakkelijk om te klagen, bijvoorbeeld doordat ze klaaglijnen in het leven roept. Klachten leiden echter zelden tot ander beleid. Dan krijg je verontwaardigde reacties, klachten over klachtenprocedures.'
Het onderzoek neemt vier jaar in beslag en wordt uitgevoerd door twee hoofdonderzoekers: universitair docent dr. Christian Bröer (universitair docent aan de afdeling Sociologie en Antropologie, Universiteit van Amsterdam) en dr. Fred Woudenberg (hoofd Cluster Leefomgeving, GGD Amsterdam). De aanvrager en penvoerder van het project is prof. dr. Jan Willem Duyvendak (hoogleraar Algemene Sociologie, Universiteit van Amsterdam). Bij het onderzoek worden ook een aio en een assistent-onderzoeker betrokken.
Auteur: Esther van Bochove, afdeling Communicatie FMG