Ingezonden brieven in NRC Handelsblad

Afgelopen zaterdag (3 april) stonden er twee ingezonden brieven van sociale wetenschappers in het NRC Handelsblad. Hieronder leest u deze twee brieven.

We sluiten mensen uit van mensenrechten blijkbaarOp de Opiniepagina van 31 maart stond ons artikel over de uitspraak van het Comité voor Sociale Rechten dat Nederland direct moe stoppen met het op straat zetten van uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen. Helaas publiceerde NRC Handelsblad niet de meest recente versie van ons artikel, en staat vermeld dat Minister Hirsch Ballin nog op deze uitspraak studeert. De minister heeft echter inmiddels op de uitspraak gereageerd. Hij stelt dat de artikelen van het Europees Sociaal Handvest die Nederland niet nakomt, niet gelden voor illegalen (NRC Handelsblad, 25 maart). De reactie van de minister bevestigt wat wij stellen: ons vreemdelingenbeleid is zo hard geworden dat zelfs rechtsstatelijk georiënteerde partijen en bewindspersonen voor de harde lijn kiezen en desnoods bepaalde categorieën mensen van de mensenrechten uitsluiten. René Gabriëls, Yolande Jansen, Maastricht en Amsterdam.

Bos weg? Wie vergadert er dan ook tot vier uur ’s nachts!In de discussie over de ‘keuzes’ van Bos en Eurlings wordt ten minste een belangrijk aspect over het hoofd gezien, en dat is de manier waarop het politieke bedrijf wordt georganiseerd. Het gaat niet alleen over de kwestie of Den Haag in de greep is van de media (Els Kloek, Opiniepagina 30 maart) en of Bos er zelf voor had moeten zorgen dat alle soepel liep (zie bijv. Heleen Mees, 19 maart). Nee, het is ook belangrijk te kijken naar de beperkingen vanuit de feitelijke organisatie van de politiek. In welke organisatie wordt er in hemelsnaam tot vier uur ’s nachts vergaderd en weet met nooit wanneer vergaderingen, afspraken en dergelijke zijn afgelopen? Is het inherent aan de democratie dat tijd niet ingeperkt wordt en met maar door blijft praten? In een tijd waarin politici kennelijk ook andere ambities koesteren, zou het goed zijn de organisatie van dit politieke bedrijf eens kritisch te bekijken. Stevigere deadlines, duidelijkere procedures en betere beloningen zouden het beroep van politicus handzamer en meer lonend maken. Het probleem zou ook kunnen zijn at er in het politieke bedrijf een ‘baas’ ontbreekt, een persoon of een raad van bestuur die inziet dat wat in het belang is an de individuele werknemers, ook in het belang van de organisatie is. Nu, in de aanloop naar de komende verkiezingen, met partijlijsten waar wederom veel dertigers en veertigers op staan, is het hoog tijd om hier werk van te maken. Tanja van der Lippe en Anne Roeters, Universiteit Utrecht