Niet politici, maar nationale ambtenaren besturen Europa

Niet Europese politici, maar nationale ambtenaren zijn verantwoordelijk voor bijna de helft van alle EU-regelgeving. Deze vakspecialisten, bijna allemaal werkzaam als beleidsmedewerker bij de desbetreffende ministeries, kunnen daarbij vaak hun eigen gang gaan. Het gaat daarbij om beslissingen die verregaande gevolgen voor ons allen kunnen hebben. Dit stelt Gijs Jan Brandsma in zijn proefschrift ‘Europa achter de schermen’. Brandsma promoveert op 22 maart aan de Universiteit Utrecht.Voor zijn onderzoek enquêteerde en interviewde Brandsma 450 ambtenaren. Ook woonde hij diverse vergaderingen van EU-comités in Brussel bij.

Grote gevolgenHoeveel fijnstof mag er in de lucht? Hoe hoog worden de landbouwsubsidies deze week? Welke luchtvaartmaatschappijen komen op de zwarte lijst? Mag Schiphol bodyscanners gebruiken? Beslissingen over deze vragen worden niet door Europese politici genomen, maar komen tot stand door toedoen van informatie, aangeleverd door een 250-tal comités die worden samengesteld uit nationale ambtenaren. Samen zijn zij verantwoordelijk voor zo’n 2.000 beslissingen per jaar. Dit zijn vaak zeer gedetailleerde beslissingen die grote gevolgen kunnen hebben. Zo heeft een besluit over fijnstof uiteindelijk invloed op onze gezondheid. Brandsma: ‘Het Europees Parlement en de Raad van Ministers stellen alleen de grote lijnen van nieuw beleid vast, bijvoorbeeld dat dierziektes bestreden moeten worden. Het venijn zit hem echter juist vaak in de nadere uitwerking van die regels. Want moeten we zieke dieren nu ruimen of juist inenten? Zulke beslissingen worden uiteindelijk door die comités van vakambtenaren genomen.’

Onvoldoende controleHet probleem daarbij is, zo toont Brandma’s onderzoek aan, dat het controlemechanisme om te zien wat die ambtenaren daar onderling afspreken niet goed functioneert. Zo’n 40% van de nationale beleidsambtenaren blijkt namelijk nauwelijks verantwoording af te leggen aan zijn of haar directe leidinggevende. Daar bestaan volgens de Utrechtse promovendus verschillende redenen voor. Brandsma: ‘Zo vinden leidinggevenden de materie vaak erg technisch of oninteressant, en leggen ze memo’s van hun medewerkers ongezien weg. Anderzijds verwachten de leidinggevenden meestal dat de beleidsambtenaren zelf aangeven welke punten politiek relevant gaan worden, terwijl die dat juist moeilijk kunnen inschatten omdat zij er met een beleidstechnische bril naar kijken. In de meest extreme gevallen voelen beleidsambtenaren zich heer en meester op hun eigen dossier en gaan zij ongecontroleerd en zonder enig overleg te werk. Vooral wanneer zij al een lange staat van dienst hebben, durven hun leidinggevenden niet in te grijpen wanneer zij over de schreef gaan.’

Best practicesVolgens de promovendus hoeft de controle helemaal niet zo’n ingewikkelde of tijdrovende kwestie te zijn. Brandsma: ‘Als de leidinggevende en de beleidsambtenaar samen de grote lijnen voor het beleid hebben vastgesteld, biedt dat vaak al voldoende houvast om te kunnen beoordelen wat de beleidsambtenaar in Brussel voor elkaar krijgt. Voor de goede orde: veel gaat wel goed, maar veel ook niet. Maar als je kijkt in hoeveel gevallen het misgaat, kun je alleen maar concluderen dat het er hoe dan ook te veel zijn.’