‘De elite zit vooral met elkaar te praten’
‘Het uitdragen van een mening ziet men in Nederland al als een vorm van daadkracht’, zegt Hans de Boer, betrokken ondernemer. Maar alleen door echt iets te doen, kan de elite het onderwijs vooruithelpen en een bredere kijk op de samenleving helpen ontwikkelen.
Door Sue-Yen Tjong Tjin Tai
Nederlandse top kan veel meer doen voor het onderwijs
Mensen moeten meer in het onderwijs dóen in plaats van erover te praten, dan zou er veel verbeteren. Dat is een van de belangrijkste beweringen in het rapport Maatschappelijke oriëntaties in het onderwijs. Het helpt als de elite daarbij het goede voorbeeld geeft. In Nederland is dat nog niet zo gebruikelijk, en daarom interviewden de onderzoekers enkele voorbeeldfiguren. De onderzoekers van het ITS (sociaal-wetenschappelijk onderzoeksinstituut) en IOWO (onderwijsadviesbureau), gelieerd aan de Radboud Universiteit Nijmegen, voerden de studie uit in opdracht van de Onderwijsraad. De bevindingen zijn inmiddels verwerkt in het advies Stand van Educatief Nederland 2009.
Uiteenlopende motieven
De elite is druk en moeilijk bereikbaar. Na enige moeite konden de onderzoekers een afspraak maken met elf Nederlanders uit de elite die bij onderwijsactiviteiten zijn betrokken: Schiphol-directeur Gerlach Cerfontaine, ondernemer Hans de Boer, politicus John Leerdam, musicalzanger Frank Sanders, meubelontwerper Jan des Bouvrie, hoogleraar filosofie Ad Verbrugge, hoogleraar natuurkunde Robbert Dijkgraaf, acteur Willem Nijholt, kok Cas Spijkers, rapper Ali B en bestuurder Pieter Winsemius.
‘We hebben helaas geen vrouwen kunnen interviewen’, aldus ITS-onderzoeker Jeroen Winkels. ‘De weinige vrouwen in de elite hadden het te druk. Dat was heel jammer, want het had meer licht kunnen werpen op de vraag hoe vrouwen wat dit betreft opereren.’ De geïnterviewden verschillen in hun motieven. Dijkgraaf heeft zelf het initiatief genomen om basis- en voortgezet onderwijs te benaderen voor de bètavakken. Sanders heeft een musicaltheaterschool opgericht. Anderen werden gevraagd en besloten een bijdrage te leveren uit zorg over de ontwikkeling van hun vak. Zoals Nijholt, die onder andere acteerlessen geeft in Nijmegen, omdat hij zich ergert aan de slechte beheersing van het Nederlands van de huidige generatie. Cas Spijkers verleende graag zijn naam aan de Academie voor culinair toptalent, omdat hij goede koks wil opleiden. De derde categorie werd ook gevraagd en doet mee vanuit algemeen maatschappelijke betrokkenheid. De Boer vindt het leuk en goed om actief te zijn in de taskforce die werkloze allochtone jongeren aan een baan helpt. Ali B doet graag mee aan schoolprojecten voor goede doelen, zoals het klimaat.
‘Prachtig om te zien hoe studenten aan zijn lippen hangen’
Passie voor het vak
De musicaltheaterschool van Sanders illustreert hoe passie voor het vak tot een ander soort school leidt. ‘We hebben bijna alle interviews op locatie afgenomen’, vertelt onderzoeker Winkels. ‘Ik heb verschillende lessen bijgewoond, iets wat ik als onderzoeker zelden doe. Zo heb ik een les van Nijholt gezien die eigenlijk alleen maar ging over de eerste twee regels van het toneelstuk Who is afraid of Virginia Woolf. Het was prachtig om te zien hoe studenten dan aan zijn lippen hangen.’ ‘En ik interviewde Sanders in de schoolvakantie’, vervolgt hij. ‘Zijn school is dan gewoon open voor studenten die willen oefenen. Zoiets kan vaak niet op een gewone school door regels van de organisatie of van de overheid.’ Ook de culinaire academie van Spijkers is soepel met openstelling van het schoolgebouw: ‘Sommige jongens uit Groningen slapen hier op zondagavond al op een stretcher omdat ze dan niets missen op de maandagochtend.’ De geïnterviewden dragen niet alleen vakkennis over, maar helpen ook op sociaal vlak. In het ECHO-project ontwikkelt Leerdam allochtoon talent met als doel een nieuwe generatie bestuurders, politici en captains of industry klaar te stomen. ‘Als ik een verbinding kan leggen, doe ik dat. Dan pak ik de telefoon en vraag een collega.’ Want: ‘Laat (de jongeren) rondkijken, laat ze praten en help ze bij die eerste belangrijke introducties. Ze moeten een eigen visie ontwikkelen, maar daarvoor moeten ze wel op die plaatsen komen waar ze dat leren.’ Winsemius legt meer de nadruk op persoonlijke begeleiding in het beroepsonderwijs: ‘Je moet die gasten dicht bij je houden en strak begeleiden. Tegelijkertijd moeten ze weten dat ze iemand zijn. Ze moeten ook zelfrespect kunnen hebben. En dan pas gaan ze werken voor “de meester”.’
Kennis als ingang
In het onderwijs is kennisoverdracht lange tijd op het tweede plan gezet, omdat kennis zo snel zou verouderen. De aandacht ging veel meer naar het aanleren van vaardigheden.Kennis is echter ook een ingang naar tradities en cultuur. Verbrugge: ‘Je moet een land kennen als je het wil besturen en als je een land wilt kennen moet je de taal beheersen. Burgerschap begint met het toe-eigenen van tradities. Maar als je dat weghaalt uit het onderwijs, dan gaat dat echt niet lukken.’ Daarom is hij faliekant tegen verengelsing van het hoger onderwijs. Onderwijs bestaat ook uit leren hoe te leren en dan is het goed om daarin veel tijd te investeren. Nijholt: ‘Dagelijks, vele uren lang alleen maar herhalen, oefenen en nog eens oefenen. Dat heeft me gevormd en het later veel gemakkelijker gemaakt om me verder te ontwikkelen.’ Leerdam noemt het belang van codes leren, zoals hij in de Verenigde Staten ervoer. ‘Je doet dit niet alleen voor jezelf, je doet dit ook voor anderen, voor de generatie na jou bijvoorbeeld.’ Verbrugge beaamt dit: ‘(De elites) denken in termen van individuele producten en individuele consumenten (...), maar zijn helemaal niet bezig met de samenleving als geheel.’ Volgens Dijkgraaf hoort onderwijs meer als lange termijn investering behandeld te worden: ‘We gaan er aan de universiteiten in Nederland nog te vaak vanuit dat zo’n jongen of meisje dat op zijn 18e begint te studeren dan al een afgeronde persoon is. (...) Je moet er toch niet aan denken dat er na die verplichte boekenlijst voor Nederlands op het eindexamen VWO nooit meer een boek wordt gelezen door studenten?’ Dijkgraaf wil dat ‘we in Nederland meer toestaan dat meerdere wegen naar Rome leiden. Ik ken zoveel collega’s, in binnen- en buitenland, die het niet via de geëigende weg tot topposities hebben gebracht, maar via omwegen. Dat moeten we in Nederland meer mogelijk maken.’ Dijkgraaf kijkt verder dan zijn eigen activiteiten en pleit voor een betere samenhang in het onderwijs: ‘We organiseren nu maatschappelijke betrokkenheid als een “dingetje eromheen”, terwijl we het systeem laten zoals het is. Maar je zou het systeem willen veranderen. Met brede opleidingen, met studenten en medewerkers die goed en breed, ook internationaal rondkijken.’
‘Topposities bereik je vaak via omwegen’
Te kleine hokjes
Zo spat de passie voor onderwijs af van de citaten. De Onderwijsraad heeft er goed aangedaan om in het rapport welbewust ruimte op te nemen voor deze interviewfragmenten. Daardoor heeft het een Persoonlijk karakter gekregen, dat inspirerend is. De citaten hebben wel een nadeel, want bij nader inzien bevatten ze veel tegenstellingen. Zo wordt het belang van zowel diepte als breedte in de opleiding genoemd. Dijkgraaf geeft aan dat specialisatie grenzen heeft. ‘Dat gescheiden optrekken werkt niet: iemand die niet goed genoeg is voor het onderzoek in het lab moet je niet in de communicatievariant van een studie laten vertellen hoe je goed onderzoek communiceert (...). Onderzoekers en docenten moeten in brede afstudeerrichtingen elkaar tegen kunnen komen en niet worden verdeeld over te kleine hokjes.’ Een ander soort breedte en betrokkenheid wordt genoemd door De Boer, want ‘de elite met een hogere opleiding is doorgaans bang (...) voor Marokkanen en Antillianen die ze op straat tegenkomen. Dat is een slechte raadgever voor het oplossen van de problematiek.’ Daarnaast stelt hij een andere verbreding aan de orde: ‘Er zijn natuurlijk ook een heleboel mensen uit de elite die zeer betrokken zijn en veel doen, maar er is in Nederland wel een cultuur die rapporten en papier meer waardeert dan feitelijk iets doen of aanpakken. Het uitdragen van een mening ziet men in Nederland als een vorm van daadkracht. Ondertussen is er niets gebeurd.’ Dat de wereld van beleid en adviesraden ver af staat van sommigen, blijkt ook uit de reactie die onderzoeker Winkels ontving van Ali B toen hij hem een brief over het onderzoek had gestuurd: ‘Ik begrijp niets van die brief. Kun je het in gewoon Nederlands uitleggen?’ Het is opvallend dat initiatieven van de economische elite van multinationals en grote bedrijven ontbreken in het rapport. Schiphol wordt wel bedrijfsmatig geleid door Cerfontaine, maar is in overheidshanden, terwijl Hans de Boer uit MKB-kringen afkomstig is. Dijkgraaf oppert dat de economische elite uit het grootbedrijf meer internationaal is georiënteerd, maar dat is slechts een deelverklaring. Grote bedrijven neigen meer naar bedrijfsopleidingen, interne cursussen, en het bieden van stages en afstudeeropdrachten. De directeuren kunnen de meeste activiteiten daarvoor delegeren. Een aannemelijkere verklaring is dat de economische elite voornamelijk uit generalisten bestaat, wier persoonlijke passie voor hun oorspronkelijke studie of vak op de achtergrond is geraakt. Een tegenvoorbeeld dat grote bedrijven wel degelijk betrokken zijn bij onderwijsinitiatieven, is bijvoorbeeld als de benodigde aanvoer van studenten in gevaar raakt. Dit leidde tot de oprichting van het Platform Bèta Techniek, waar Shell topman Jeroen van der Veer na zijn pensionering de nieuwe voorzitter van wordt.
Een ander onderwijs
De geïnterviewden hebben het over ander onderwijs: kleinschalig, persoonlijk enthousiasme overbrengen, individuele benadering, veel oefenen, veel contact met de praktijk, brede vorming, en een ingang naar traditie en cultuur. Studenten voelen die behoefte ook en hebben daarom gevraagd om maatschappelijke projecten. Inmiddels zijn er aan verschillende hogescholen en universiteiten mentorprojecten en mogelijkheden voor activiteiten in de buurt of in het buitenland. Enkele voorbeelden van zulke projecten worden in het eerste deel van het rapport beschreven. Helaas steekt de zakelijke beschrijving hiervan wat schril af tegen de enthousiaste citaten van de geïnterviewde elite in het tweede deel van het rapport. Er wringt meer aan het rapport. Het is een indirect appel op de elite om meer te doen in het onderwijs, wat wordt onderbouwd met voorbeelden van nieuwe en creatieve initiatieven. Vervolgens gebruikt de Onderwijsraad het om een discussie te initiëren, wat ongetwijfeld een passende actie in de beleidswereld is. Maar of het tot de betrokkenheid gaat leiden die de geïnterviewden tonen is twijfelachtig. Net zoals de economische elite afwezig is, laat ook de beleidselite het nog afweten in persoonlijke acties en initiatieven. Dat is ook een passende verklaring voor de afwezigheid van sociologen, want die verrichten in groten getale beleidswerk. Wat kunnen ze doen? Staat er een sociologisch equivalent op van Dijkgraaf en Verbrugge? Voorlopig blijft het bij kleinschalige initiatieven, zoals Kees Schuyt, die zijn activiteiten combineert met maatschappijleer
geven op een Haagse zwarte school.
Literatuur
ITS/IOWO (2009), Maatschappelijke oriëntaties in het onderwijs. Een onderzoek naar de bijdrage van het hoger onderwijs en van vertegenwoordigers van de elite aan de oriëntatie op maatschappelijke verantwoordelijkheid van jongeren. Nijmegen: ITS/IOWO. Zie www.its-nijmegen.nl/publicaties
Onderwijsraad (2009), Advies Stand van educatief Nederland 2009, uitgebracht aan de minister en de staatssecretarissen van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Den Haag: Onderwijsraad. Zie www.onderwijsraad.nl/publicaties/2009
Sue-Yen Tjong Tjin Tai is socioloog en hoofdredacteur van Sociologie Magazine
Dit artikel is eerder verschenen in Sociologie Magazine nummer 4 van 2009. U kunt het nummer hier bestellen of een abonnement nemen.