De macht van de statistiek
De macht van de statistiek (1892–1899) is een ‘koppige’ geschiedenis van de Centrale Commissie voor de Statistiek, de voorgangster van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het is een collectief portret van de leden van de eerste commissie in 1892. Het waren wetenschappers, directeuren van onderwijs-, onderzoeks- en zorginstellingen, hoge ambtenaren, zakenlieden en arbeidersvertegenwoordigers. Zij waren woordvoerders in de discussies over sociale kwesties die aan de orde waren in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Hun denkbeelden brachten zij naar voren in kranten en tijdschriften, in staats- en enquêtecommissies, in collegezalen, in de Vereeniging voor de Statistiek en de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen. Nagegaan is wat de sferen en tradities waren waarin deze oerlichting van de officiële statistiek heeft gewerkt, hoe hun carrières eruit zagen, wat hun expertises waren, en wat hun gemeenschappelijke achtergronden en interesses waren.
De oprichting van de commissie was een logische stap in het proces van verwetenschappelijking van het debat over de sociale kwestie in het laatste kwart van de negentiende eeuw. De arbeidsenquête van 1886 had die discussie in een stroomversnelling gebracht en had de rol van de dataverzameling, de statistiek, benadrukt. De gegevens die de enquêtecommissie bij elkaar had gebracht, vormden de basis voor wetgeving. Cijfers zouden vanaf dat moment definitief de grondslag vormen voor de voorbereiding en de evaluatie van het beleid.