Processen achter protestacties
Marije Boekkooi onderzocht hoe protestacties tot stand komen en welke invloed dit vervolgens heeft op wie demonstreert en waarom. Wie neemt het initiatief en hoe worden anderen gemobiliseerd? En welke motieven hebben de deelnemers aan protestacties?
Door Michael Savelkoul
Dit artikel is verschenen in Sociologie Magazine, nummer 4 uit 2012.
Meer lezen? Op de hoogte blijven van de laatste sociologische ontwikkelingen? Neem direct een abonnement.
Protest komt niet zomaar tot stand. Dat vergt organisatie en mobilisatie van deelnemers. In haar proefschrift Mobilizing protest. The influence of organizers on who participates and why onderzocht Marije Boekkooi hoe in protestacties het proces van initiatief tot mobilisatie van deelnemers verloopt. Hoe mobiliseren de initiatiefnemers van een actie medeorganisatoren om een netwerk van organisatoren te creëren, oftewel: een mobilisatiestructuur te vormen? En hoe beïnvloedt deze structuur vervolgens wie deelnemen aan protestacties en waarom?
Om de aan protestacties onderliggende processen in kaart te brengen, bestudeerde Boekkooi verschillende protesten in binnen- en buitenland. Daarvoor benaderde ze zowel organisatoren als deelnemers. In Nederland ging het om protestacties tegen het kabinet (Omsingel het kabinet in 2005) en tegen het Midden-Oosten beleid van Israël en de VS (Breek met Bush in 2006). Ook in Duitsland onderzocht ze twee protestacties uit 2007: de G8-protesten in Heiligendamm en het Klimaschutz jetzt!-protest in het kader van een internationale dag van actie tegen klimaatsverandering. Dit laatste onderwerp stond ook centraal bij de Step it Up-protestacties die eveneens in 2007 op meerdere plekken in de VS ontstonden.
Sociologie: Initiatiefnemers
Volgens Boekkooi beginnen initiatiefnemers meestal in hun eigen netwerk met het werven van organisatoren. Dit kunnen vrienden of familieleden zijn, maar ook organisatoren met wie ze eerder hebben gewerkt. De initiatiefnemers voor een actie vragen mensen om hulp met wie ze ideologisch op één lijn zitten en met wie ze goed denken te kunnen samenwerken. Die doen dan vaak ook een beroep op hun eigen netwerk. Als dit netwerk uitgebreid genoeg is, kan een mobilisatiestructuur gebouwd worden die noodzakelijk is om andere deelnemers te mobiliseren.
Niet alle initiatiefnemers beschikken echter over een netwerk dat voldoende uitgebreid is. In dat geval worden andere kanalen ingezet, zoals bijvoorbeeld websites, e-maillijsten, posters en flyers. Hoe specifieker de ideologie en identiteit van de initiatiefnemers, hoe lastiger het is om organisatoren te rekruteren buiten de eigen netwerken, aldus Boekkooi.
Sociologie: Mobilisatiestructuren
Protestacties kunnen op uiteenlopende wijze worden georganiseerd, afhankelijk van de mobilisatiestructuur die door de initiatiefnemers wordt gecreëerd. Boekkooi geeft aan dat daarbij twee factoren een rol spelen: structuren kunnen formeel of informeel zijn en een kortdurend of langdurig karakter hebben. Formele mobilisatiestructuren hebben hun doelen vastgelegd in een manifest of statuten. Dergelijke mobilisatiestructuren hebben vaak een langdurig karakter, zoals Komitee Kruisraketten Nee dat in de jaren 80 verschillende acties organiseerde. Maar ook kunnen ze gebaseerd zijn op eenmalige coalities. Dat gold bijvoorbeeld voor de actie Stop de Oorlog. Deze coalities hebben als doel participanten voor één keer te mobiliseren om hun stem te laten horen en vallen na de demonstratie weer uit elkaar. Aan de andere kant zijn er ook informele mobilisatiestructuren die geen regels en statuten kennen. Ook deze kunnen langdurig van aard zijn – denk bijvoorbeeld aan de krakersbeweging – of betrekking hebben op kortdurende initiatieven die ad hoc ontstaan en een eenmalige actie tot gevolg hebben.
Vooral binnen formele mobilisatiestructuren blijkt het lastig te zijn protestacties op te zetten, stelt Boekkooi. Zij hebben officiële statuten en een achterban die tevreden moet worden gehouden. Zeker bij coalities van formele organisaties blijkt samenwerking moeilijk. Standpunten van verschillende organisaties moeten dan in één gezamenlijk manifest worden verwoord waarbij er vaak verschillende belangen spelen. Als organisatoren zich met de coalitie identificeren en zichzelf als onderdeel van 'de beweging' zien, dan zijn ze eerder bereid compromissen te sluiten en verschillen te tolereren. Dit gebeurt minder wanneer organisatoren zich als lid van hun eigen groep of organisatie beschouwen. In dat geval proberen zij in de coalitie vooral hun eigen belangen te behartigen.
Sociologie: Kanalen
Zodra de mobilisatiestructuur staat, is het zaak om zoveel mogelijk deelnemers te mobiliseren om deel te nemen aan de protestactie. De wijze waarop dat gebeurt is volgens Boekkooi afhankelijk van de mobilisatiestructuur. Traditionele samenwerkingsverbanden maken vooral gebruik van institutionele kanalen zoals bijeenkomsten, nieuwsbrieven en een eigen website. Daarmee mobiliseren zij vooral actieve leden die op hun beurt vaak familie en vrienden mobiliseren. Doordat deze mobilisatie berust op sterke banden, ervaren mensen vaak een sociale druk en voelen ze zich om die reden verplicht om te participeren.
Deze mobilisatiestrategie kent echter als nadeel dat het uiteindelijke bereik beperkt is. Organisatoren kunnen er ook voor kiezen om gebruik te maken van internet, posters of flyers. Deze strategieën hebben weliswaar een groter bereik, zo stelt Boekkooi, maar zijn erg vrijblijvend. Participanten moeten sterk gemotiveerd zijn om te besluiten te participeren.
Sociologie: Motieven
Participanten kunnen om uiteenlopende redenen besluiten deel te nemen aan een protestactie. Volgens Boekkooi wordt de motivatie voor deelname vooral beïnvloed door identificatie en ideologische motieven: mensen geven aan zich ideologisch verbonden te voelen met het doel van de protestactie of identificeren zich met de andere deelnemers of 'de beweging'. Instrumentele motieven zijn minder van belang. Vaak verwachten deelnemers dat er weinig bereikt zal worden met hun protestactie, aldus Boekkooi. Ze doen uiteindelijk mee omdat ze vinden dat ze vanuit hun ideologie iets moeten laten horen of omdat ze zich identificeren met de beweging.
Ook kosten en risico’s spelen een rol in de afweging om al dan niet deel te nemen. Deelname aan protestacties kan bijvoorbeeld reiskosten met zich meebrengen. Organisatoren zijn zich hiervan bewust. Zo vergoeden vakbonden bijvoorbeeld treinkaartjes of zetten ze bussen in om de kosten voor deelnemers te drukken. Maar er kunnen ook meer zwaarwegende risico’s aan deelname kleven. Bij de G8-protestactie in Duitsland bestond een reëel risico om gearresteerd te worden of gewond te raken door bijvoorbeeld traangas. Om in dergelijke gevallen toch deel te nemen, is een hogere mate van motivatie noodzakelijk.
Sociologie: Succesvol
Boekkooi’s onderzoek laat zien dat het er toe doet wie het initiatief neemt voor het opzetten van een protestactie. Want dat bepaalt hoe het organiserende netwerk er uit gaat zien, dat bepalend is voor de wijze van mobilisatie en de samenstelling van de deelnemers.
Welk soort actie is nu het eenvoudigst op te zetten? Op die vraag antwoordt Boekkooi dat het makkelijker is om een eenmalige actie op te zetten dan een langdurige campagne. Het inzetten van het sociale netwerk en het gebruik van internet vergroten de kans op succes. Nieuwe online organisatievormen blijken vaak soepeler te verlopen en hun communicatie bereikt sneller het juiste publiek. Formele mobilisatiestructuren zijn vaak veel lastiger van de grond te krijgen. “Probeer niet te veel vast te willen leggen”, laat Boekkooi desgevraagd weten. “Door bijvoorbeeld aan te geven 'wij zijn tegen de oorlog en doe vooral je eigen ding' wordt het makkelijker veel mensen te mobiliseren.”