Even Gordon bellen: Het belang van celebrity in de hedendaagse mediacultuur
In onze mediacultuur zijn de grenzen tusen informatie en vermaak steeds meer aan het vervagen. Hoe kan het dat televisiepersoonlijkheiden als Gordon, Gerard Joling en Ali B meer dan voorheen een stempel kunnen drukken op het publieke debat? Verschenen in Sociologie magazine | juni 2014
tekst Jaap Kooijman beeld Barend Fieret
GORDON ZEGT PAUW EN Witteman af’, kopt de online editie van De Telegraaf op 7 februari 2014. Eerder die dag heeft de populaire volkszanger en het grootste kijkcijferkanon van Hilversum op zijn Facebook-pagina een open brief gepubliceerd waarin hij premier Mark Rutte oproept om niet naar de Olympische Spelen in Sotsji te gaan. De gewelddadige manier waarop de mensenrechten van homoseksuelen in Rusland stelselmatig worden geschonden moet reden genoeg zijn om thuis te blijven: ‘Ik schaam me diep als Nederlander dat mijn koning en mijn koningin daar vanavond handen staan te schudden met mensen die bloed aan hun handen hebben.’
Gordons protest is maar van korte duur. De Telegraaf citeert een tweet van Gordon: ‘Alles te woord gestaan, discussie mooi op de kaart gezet. P&W afgezegd, Rutte heeft gebeld daarmee kous af! Nu medailes [sic] winnen!’
Moordkuil
Dat Gordon van zijn hart geen moordkuil maakt is algemeen bekend. Regelmatig verkondigt hij ongenuanceerde meningen op Facebook en Twitter die vervolgens worden overgenomen door andere media, De Telegraaf voorop. Opvallend is dan ook niet dat Gordon zijn mening uit, maar hoe de ‘gevestigde orde’ hierop reageert. De serieuze pers geeft hem meteen een podium, ondanks dat de inhoud van Gordons open brief al door veel anderen – en onderbouwd met sterkere argumenten – is verkondigd.
Na de acties van Gordon greep premier Rutte persoonlijk in om te voorkomen dat de zanger in Pauw & Witteman verscheen, terwijl de minister-president zich eerder juist over dit onderwerp zeer terughoudend had getoond. Het belang van celebrity’s voor het maatschappelijk debat kwam in dit geval dus niet zozeer voort uit de acties van Gordon zelf, maar uit het gewicht dat anderen eraan toekenden.
Verstrengeling
Het is slechts een voorbeeld van hoe in onze hedendaagse mediacultuur de grenzen tussen informatie en vermaak, tussen politiek en spektakel, voortdurend worden overschreden. Het politieke domein is vervlochten met populaire cultuur. Politici zijn mediapersoonlijkheden die net als de beroemdheden uit de entertainmentindustrie uitgedaagd worden om het publiek vooral hun ‘authentieke zelf’ te tonen. Beroemdheden op hun beurt laten zich steeds vaker uit over politieke onderwerpen in talkshows en andere media. Zo ging in een eerdere uitzending van Pauw & Witteman rapper Ali B met de toenmalige premier Jan Peter Balkenende in debat over de Nederlandse positie in het conflict tussen Israël en de Palestijnen.
Aan de ene kant bevestigt deze ontwikkeling het cultuurpessimistische perspectief van de Amerikaanse cultuurwetenschapper Neil Postman die in 1985 in zijn bestseller Amusing Ourselves to Death al waarschuwde dat televisie leidt tot de trivialisering van de politiek. Aan de andere kant kan het als democratisering worden gezien, zoals de Nederlandse mediawetenschapper Liesbet van Zoonen overtuigend betoogt in haar boek Entertaining the Citizen. Juist doordat beroemdheden als Gordon en Ali B zich in de discussie mengen, wordt het politieke debat voor een groter publiek toegankelijk.
De verstrengeling van ‘serieuze’ informatie en ‘oppervlakkig’ vermaak moet kritisch bestudeerd worden, maar dan zonder te verzanden in een onproductieve tegenstelling tussen trivialisering enerzijds en democratisering anderzijds. Als celebrity’s inderdaad een grote rol spelen in het politieke en maatschappelijke debat, hoe kunnen we deze rol dan duiden?
Sterrenkunde
Een hulpmiddel wordt geboden door de filmwetenschap, die al een lange traditie kent in het analyseren van sterren. Een pionier in de ‘sterrenkunde’ is Richard Dyer, die in zijn boeken Stars en Heavenly bodies laat zien hoe sterren – vaak tegenstrijdige – ideologische waarden belichamen die inzicht kunnen geven in hoe het individu zich verhoudt tot de maatschappij.
Dyer spreekt over ‘de mythe van sterrendom’. Hoewel sterren producten zijn van de entertainmentindustrie, een marketingtool om films en televisieshows te verkopen, moeten zij wel een intrinsiek talent hebben, of in ieder geval die indruk wekken: een ster wordt geboren, niet gemaakt. Sterren zijn zowel ‘gewoon’ (zodat we ons met hen kunnen identificeren) als ‘buitengewoon’ (zodat we ze kunnen bewonderen).
Hierbij vervaagt het onderscheid tussen het publieke imago en het privéleven van de ster, zodat het publiek kan geloven de ster ‘echt’ te kennen. Op deze manier vormen sterren een koppeling tussen het publiek en de maatschappij, omdat zij niet alleen een verhaal vertellen over individueel succes, maar ook over de cultuur en de samenleving waarin zij zijn ontstaan.
Aangezien bij sterren het onderscheid tussen privé en publiek irrelevant is geworden kunnen zij op een ogenschijnlijk vanzelfsprekende wijze politiek aan vermaak koppelen. Dat Gordon zich druk maakt over homorechten in Rusland en Ali B over het Midden-Oosten breekt niet met hun publieke imago, maar getuigt juist van hun persoonlijke betrokkenheid. Bovendien bieden zij zo de mogelijkheid aan het publiek om de politiek op persoonlijke wijze te ervaren.
In mijn boek Fabricating the Absolute Fake bespreek ik het voorbeeld van Linda de Mol die in haar tijdschrift LINDA., vlak na de moord op Theo van Gogh in 2004, de positieve kanten van het multiculturalisme belichtte, ondanks haar initiële negatieve reactie: ‘Ineens was het mijn Nederland en moesten zij niet gaan denken dat zij ons de mond kunnen snoeren.’ Door haar eigen eerste gevoel te benoemen en daarna te verwerpen, en dan te wijzen op de ‘leuke kant’ van het multiculturalisme, nodigt Linda haar lezers uit om zich te herkennen in haar eerste emotionele reactie en om deze vervolgens, net als zij heeft gedaan, te nuanceren.
Comfortabele meerderheid
Vaak beperkt het onderzoek naar sterren in Nederland zich tot fans, zoals het onderzoek van Stijn Reijnders en collega’s naar hoe fans van Marco Borsato inspiratie en emotionele steun halen uit de zanger en zijn muziek. Hoewel dit soort onderzoek belangrijke inzichten geeft in fancultuur, vertelt het uiteindelijk weinig over hoe sterren nu daadwerkelijk functioneren in de maatschappij. De culturele relevantie van Borsato is de waarde die hij heeft voor de massa, bestaande uit toevallige luisteraars die zijn liedjes horen op de radio en kijkers van shownieuwsprogramma’s die constant op de hoogte worden gehouden over hoe ‘normaal’ Marco is gebleven. Deze ‘nonfans’ worden door de Canadese televisiewetenschapper Jonathan Gray de ‘comfortabele meerderheid’ genoemd en zijn voor de maatschappelijke waarde van Borsato net zo relevant als de bevlogen fans.
Een mooi Nederlands voorbeeld van de ‘comfortabele meerderheid’ is de massale populariteit van volkszanger André Hazes, die inmiddels alweer tien jaar geleden overleed. Hazes belichaamde niet alleen de Amsterdamse witte arbeiderscultuur, maar werd ook omarmd door de culturele elite, mede dankzij John Appels populaire, maar highbrow documentaire Zij gelooft in mij uit 1999. Hazes’ uitvaartceremonie vond plaats in een uitverkocht Amsterdam ArenA, waar popsterren zijn grootste hits zongen en toespraken werden gehouden door Johan Cruijff en de Amsterdamse burgemeester Job Cohen. De dienst werd als André bedankt door de TROS live uitgezonden en trok meer dan vijf miljoen kijkers. Met uitzondering van sportwedstrijden was de uitvaart van Hazes het meest bekeken programma van 2004, dat wil zeggen: meer kijkers dan de ook live uitgezonden herdenkingsdiensten van prinses Juliana in april en prins Bernhard in december van datzelfde jaar.
Hier zien we wederom de relatie tussen publiek en maatschappij die Richard Dyer benoemt: de massale verering van de ster Hazes lijkt te passen in een collectieve behoefte aan ‘authenticiteit’ en ‘ergens bij horen’, in een tijd waarin de (witte) Nederlandse identiteit onder druk staat door mondialisering en multiculturalisme. Het verhaal van de volkszanger – inmiddels een bekroonde musical – zegt uiteindelijk meer over het Nederlandse publiek dan over André Hazes zelf.
Aandachtseconomie
Terwijl Dyer schreef over filmsterren die over daadwerkelijk talent beschikken, spreekt recent wetenschappelijk onderzoek vaak over celebrity’s. Voor celebrity’s (wat sterren ook zijn) is talent minder relevant; het belangrijkste is het aantrekken van media-aandacht. Zo heeft het succes van reality-televisie nieuwe celebrity’s opgeleverd die alleen kunnen voortbestaan door de belangstelling van de media te blijven opzoeken.
Deze aandachtseconomie beperkt zich echter niet tot reality-televisie en de entertainmentindustrie. De verstrengeling van politiek en vermaak wordt met name zichtbaar in de manier waarop de logica van de celebrity-cultuur is overgenomen in de andere domeinen van de samenleving.
Ook journalisten, kunstenaars, wetenschappers en politici moeten zich steeds vaker als ‘merk’ profileren om hun stem te laten horen in het publieke debat. Net als bij hun beroemde collega’s is het belangrijk dat zij niet alleen professioneel maar ook persoonlijk – als ‘ervaringsdeskundigen’ – bij een onderwerp zijn betrokken. De ‘echte’ celebrity’s hebben hier een voorsprong, aangezien zij sneller de aandacht van zowel de media als het grote publiek trekken.
"De nieuwe realiteit in het publieke domein vraagt om een serieuze bestudering van het fenomeen celebrity"
Dit kan ook verklaren waarom de politiek tegen een nieuwe culturele elite aan schurkt, niet de ‘hoge’ cultuur (vaak minachtend de grachtengordel genoemd) maar de populaire cultuur van Bekende Nederlanders en belangrijke mediaproducenten zoals Joop van den Ende en John de Mol. Het is een omgekeerde variant van het smaakargument van de Franse socioloog Pierre Bourdieu: de politiek gebruikt populair vermaak als cultureel kapitaal, niet om zich te onderscheiden maar juist om zich aan te sluiten bij de gemiddelde smaak van de massa.
Maar tegelijkertijd onderscheiden de politici zich wel degelijk, namelijk door onderdeel te worden van een nieuwe elite van celebrity’s, bestaande uit Bekende Nederlanders. Het belang van celebrity’s als Gordon, Ali B, Linda de Mol en Marco Borsato bestaat niet zozeer uit de meningen die zij verkondigen, maar uit de aandacht die zij genereren en de impact die zij hebben op het publiek. Dat is de hoofdreden waarom de serieuze media ze uitnodigen en waarom de politiek daar zoveel waarde aan hecht.
Trivialisering
Deze nieuwe realiteit in het publieke domein vraagt om een serieuze bestudering van het fenomeen celebrity die verder reikt dan een cultuurpessimistische opvatting van trivialisering of een optimistische interpretatie die alleen oog heeft voor het democratiserende effect. De nadruk op beroemdheid, de persoonlijke ervaring en de profilering als merk leidt wel degelijk tot een uitsluiting van stemmen in het publieke debat die niet voldoen aan de eisen van de aandachtseconomie.
Dat beroemdheid zijn beperkingen kent, bleek uit een saillant detail, ruim een week na Gordons afgezegde optreden bij Pauw & Witteman. In de talkshow van Eva Jinek onthulde Gordons collega Gerard Joling dat de minister-president ook hem had gebeld. Maar Rutte vroeg niet naar Jolings mening over de Olympische Spelen of het lot van homoseksuelen in Rusland. Hij wilde alleen maar weten of Joling het telefoonnummer van Gordon voor hem had; hij wilde hem even bellen.