Home » Artikel
ware liefde

De schone schijn van de liefde

Bestaat de ware liefde eigenlijk nog wel? Of begrenzen sociaaleconomische en culturele begrippen meer dan ooit een romantische utopie? Over de ontmaskering van Amor en de selectieprocessen aan de poorten van de relatiemarkt. 

tekst Jan Latten beeld Samuel Otten

Alleen al in Nederland denken jaarlijks vele tienduizenden bruiden en bruidegoms – in alle oprechtheid – dat zij in hun aanstaande de enige ware hebben gevonden. Wat natuurlijk onzin is. Immers, om dat echt te kunnen constateren zou je eerst alle andere potentiële kandidaten de revue moeten laten passeren. Alleen al in China zouden er miljoenen kandidaten kunnen rondlopen die in feite geen kans hebben gekregen om zich te bewijzen als enige echte. Als we daadwerkelijk de ware optimale match willen vinden, zouden we ons leven verdoen aan een zoektocht om uiteindelijk, als honderdjarige, met lege handen te staan. Tenzij in de verre toekomst de IBM Watson-computer op basis van mondiale data helpt in een zoektocht naar een digitaal optimale partner. Maar voorlopig volgen we vooral de hormonen, die ons blind van liefde in de waan van een optimale keuze laten. Bovendien: If men define situations as real, they are real in their consequences. En dus cultiveren wij de idee dat de verkozen geliefde de enige ware is. Dat spaart tijd. En misschien is dat ook wel mooi zo: lekker zwelgen in de overtuiging van unieke liefde, volledig berustend op toevallige ontmoeting, op vrije keuze, vlinders in de buik, verlangen en romantiek. Er is echter ook een andere werkelijkheid die de meeste geliefden ontgaat: de sociaaleconomische en culturele begrenzingen waarbinnen wij onze vermeende vrije keuzen maken. Met welk individu iemand een relatie aangaat, hangt in belangrijke mate samen met de maatschappelijke posities die betrokkenen innemen. Een analfabete delinquent en een vrouwelijke rechter die elkaar in de rechtszaal hebben ontmoet zullen zelden in een huwelijksbootje stappen, al vinden beiden elkaar misschien nog zo aantrekkelijk. Een vrouwelijke rechter die trouwt met een collega ligt meer voor de hand. Maatschappelijk gelijksoortigen leven in afgebakende sociale werkelijkheden. Vrije keuze of toevallige ontmoetingen die bepalen met wie we door het leven gaan, zijn in werkelijkheid minder vrij en toevallig, anders zouden alle sociale lagen at random verliefd worden op elkaar. En dat is niet zo, cijfers laten zien dat het anders is. Homogamie is er nog steeds. Net als twintig jaar geleden hebben vier van de tien partners eenzelfde opleidingsniveau. Zeven procent van de partners combineert anno 2012 de extremen van hoog met laag. De overige paren verschillen slechts gradueel.

Downdaten

Een belangrijk deel van die homogamie kan op het conto worden geschreven van een sterk groeiende bevolkingsgroep: de hoger opgeleide vrouwen. Het percentage dertigjarige vrouwen met een academisch diploma overstijgt sinds een aantal jaren dat van de mannen. Nieuwe generaties vrouwen bouwen stevig aan hun individuele maatschappelijke positie. Willen zij hun genen doorgeven dan moeten ze niet alleen hun eigen succeskansen maximaliseren maar ook die van hun kinderen, zo volgt uit de evolutietheorie. Daarvoor biedt een partner die minstens even succesvol is de beste kansen. Voor hoog opgeleide vrouwen komen daarom vooral hoog opgeleide mannen in aanmerking als de ware. Als we kijken naar de gemiddelde verdiensten in Nederland dan blijkt dat hoog opgeleide mannen gemiddeld twee keer zoveel verdienen als de laag opgeleide mannen. Gemiddeld genomen zal een hoog opgeleide vrouw die een partner kiest met een laag opleidingsniveau daardoor behoorlijk economisch gewin laten liggen, zeker gerekend over de jaren van een duurzame relatie. Recent Zweeds onderzoek laat zelfs zien dat dit zogeheten downdaten voor vrouwen een drukkend effect kan hebben op het eigen inkomen. Extreme downdating van succesvolle vrouwen is dan ook zeldzaam. Van alle vier miljoen paren in Nederland bestaan er 100.000 uit een hoog opgeleide vrouw en een laag opgeleide partner. Als er al sprake van is van downdating dan gaat het overwegend om graduele verschillen, zoals een academica met een partner met een hbo-opleiding. Zelden zien we in cijfers over opleidingsniveaus van koppels de combinatie van uitersten op de opleidingsladder, al was het maar omdat zij eerder het risico lopen op een scheiding. Kenniskapitaal is niet het enige criterium waarop potentiële partners geselecteerd worden. Elke groep heeft zijn eigen herkenbare codes; zo worden tatoeages en piercings niet in alle sociale omgevingen hetzelfde gewaardeerd. Wat sommigen stoer vinden, wordt door anderen als ordinair bestempeld. Zulke signalen definiëren iemand als potentiële of onmogelijke partner. De zoekende weet snel of een passant past in zijn of haar sociale omgeving en daar geaccepteerd zal worden. Giselinde Kuipers beschrijft in haar uitmuntende sociologische studie Goede humor, slechte smaak (Universiteit van Amsterdam, 2001) hoe zelfs humor scheidslijnen legt tussen laag en hoog opgeleiden, tussen volk en elite. Om iemands humor te waarderen moet er altijd sprake zijn van herkenning. Dit heeft zijn oorsprong in de behoefte ergens bij te horen. Kortom, niet anders dan bij kenniskapitaal, typeert ook gevoel voor humor waar iemand staat in de samenleving. Daardoor kan het als één van de selectiecriteria fungeren bij de vraag of iemand een geschikte partner is.

Sjonnies en Anita's

Zaken als humor, uiterlijkheden of leefstijl hebben waarschijnlijk aan belang gewonnen vanwege de achter ons liggende decennia van secularisatie, waardoor godsdienst als selectiecriterium heeft ingeboet. Met de komst van nieuwe bevolkingsgroepen hebben godsdienstige opvattingen een kleine revival meegemaakt voor uitsortering en afgrenzing van de relatiemarkt. Zo constateerden de demografen Arie de Graaf en Marjolijn Distelbrink ruim tien jaar geleden dat driekwart van de jongvolwassen mannen van Turkse en Marokkaanse afkomst en negentig procent van de vrouwen een toekomstige partner met dezelfde geloofsovertuiging wenst. Het aandeel Turken en Marokkanen dat trouwt met een autochtoon is de afgelopen jaren dan ook uitzonderlijk laag gebleven. Maar ook hier wordt gebruik gemaakt van uiterlijke signalen om te communiceren dat een vrije partnerkeuze niet aan de orde is. De opkomst van het gebruik van hoofddoeken door meisjes kan als impliciete functie hebben om toevallige hofmakerij buiten de gewenste kring zoveel mogelijk te voorkomen. In feite is dit een vorm van visuele afbakening voor spontane liefde. Zomaar verliefd worden op een blonde Fries is er dus niet bij. Dat is overigens niet anders bij andere subgroepen in de bevolking, zoals de bekende Sjonnies en Anita’s, hockeymeisjes of deelnemers aan het jaarlijks Debutantenbal in Huis ter Duin Noordwijk. Het heeft veel weg van openlijke discriminatie, alleen beoordelen we liefdessegregatie milder. Er is bij mijn weten nog geen klacht ingediend bij het Meldpunt Discriminatie vanwege de reclames voor datingsites voor uitsluitend hoger opgeleiden, die toch bijna dagelijks worden uitgezonden.

Regionale solidariteit

Selectie op de relatiemarkt is blijkbaar het resultaat van onze neiging een partner te vinden die een gunstige uitgangspositie biedt aan onze nakomelingen. Op zich is daar niets mis mee. Toch kunnen dergelijke patronen in ons liefdesleven vergaande consequenties hebben voor de samenleving als geheel. Zo blijkt dat succesvolle stellen zich regionaal en lokaal concentreren. De opkomst van de Randstad metropolen – als Nederlandse variant van Triumph of the City, het bekende boek van Edward Glaeser uit 2011 – gaat samen met een toestroom van succesvolle hoog opgeleide tweeverdieners. Dat gaat ten koste van het platteland aan de randen van het land. Toenemende verschillen tussen bevolking aan de randen en die in de steden kan de regionale solidariteit in de Nederlandse samenleving onder druk zetten. Bovendien zoeken succesvolle twee- verdieners binnen de steden elkaar op in wijken waar ‘soortgelijken’ wonen, aldus onder meer het recente rapport Soort zoekt soort. Uiteindelijk zal dat ook het politieke landschap kunnen veranderen. In hoeverre is bijvoorbeeld de opmars van D66 in Amsterdam te koppelen aan de instroom van nieuwe succesvolle tweeverdieners? Patronen in partnerkeuze vormen en hervormen ongemerkt de samenleving. Niet alleen succesvolle relaties spelen daarbij een rol, net zo goed de mislukte. Er leven op dit moment in Nederland 1,2 miljoen gescheiden mensen (exclusief de ex-samenwoners). Exen, partnerzoekenden en weduwen vormen met elkaar een leger van 2,8 miljoen alleenwonenden. Dat raakt bijvoorbeeld de woningvraag. Eengezinswoningen zijn minder nodig of worden bewoond door eenlingen. En van de mannen die in de jaren zestig zijn geboren heeft een kwart geen nakomelingen. Dat lijken in eerste instantie neutrale statistische verdelingen. Maar bij nader inzien raken mislukte of ontbrekende liefdes de houdbaarheid van de verzorgingsstaat, de economie, de mate van verbondenheid in de bevolking. In een samenleving van tweeverdieners levert een partner extra inkomen. En vooral hoog opgeleide tweeverdieners die ook nog eens bij elkaar blijven, springen eruit. Net als langdurig alleenstaand moederschap in de bijstand, maar dan in negatieve zin. Daarmee is zowel partnerkeuze als partnerbehoud cruciaal voor een economisch succesvolle levensloop. In andere woorden: partnerkeuze speelt een rol bij (on)gelijkheid in welvaart van huishoudens. En daarmee zijn we beland bij de hype van het jaar: Piketty en de ongelijkheid.

Relatiesucces

Volgens Piketty neemt de vermogensongelijkheid in de samenleving voortdurend toe. Gegevens uit Welvaart in Nederland (CBS, 2014) maken duidelijk dat de inkomensverschillen in Nederland al jaren redelijk stabiel en relatief klein zijn. ‘De verschillen tussen inkomens (gecorrigeerd voor huishoudensgrootte en -samenstelling) zijn naar Europese maatstaven klein en fluctueren bovendien maar weinig in de tijd. Tussen 2001 en 2012 bleef de inkomensongelijkheid vrijwel gelijk.’ Wat de CBS-cijfers ook laten zien, is dat voor het welvaartsniveau, gedefinieerd als een combinatie van inkomen en vermogen, relatiesucces wel degelijk uitmaakt. Zo blijken vooral stellen welgesteld te zijn. Ruim een kwart van hen behoorde in 2011 tot de groep met de hoogste welvaart. Het aandeel met hoge welvaart is echter klein in huishoudens die zijn aangewezen op het inkomen van één persoon: ‘Van de alleenstaanden tot 65 jaar was slechts 7 procent zeer welvarend en van de alleenstaande ouders met minderjarige kinderen 4 procent.’ Wanneer die cijfers zouden worden gedetailleerd naar opleidingskapitaal van de partners zal het verschil nog eens scherper aanzetten. Dus: waar gaat het bij een statistisch resultaat over inkomens ook om? Juist: wat daaraan voorafging, de partnerkeuze, de kansen van spontane liefde. Was dat volledig at random? Had iedere ‘enige ware’ dezelfde kans? Of misschien toch niet? Zijn we misschien selectiever dan we zelf willen beseffen? En houden we meer van sprookjes en mythen om niet geconfronteerd te worden met het feit dat we slechts radertjes in de evolutie zijn? Het is duidelijk: de liefde die zo spontaan lijkt en zo sterk ieders leven bepaalt is in feite een maatschappelijk voertuig in een continuerend selectieproces. Het resultaat is altijd een vorm van uitsortering met bijbehorend verschil. Grote kans dat we over enkele jaren zullen merken dat daardoor de regionale en lokale contrasten in het land zijn toegenomen.

Literatuur

Zwanger van segregatie. J.J. Latten (2005) Amsterdam: Vossiuspers UvA. 

Soort zoekt soort, Clustering en sociaaleconomische
scheidslijnen in Nederland.
Jessie Bakens, Henri de Groot, Peter Mulder
en Cees-Jan Pen (2014)
Den Haag: Platform31.