Een zeepbel van glamour
Rond de hedendaagse mode- en modellenindustrie hangt meer dan ooit een zweem van rijkdom, roem en glamour, maar slechts weinigen behalen de status van topmodel. Ligt het tijdperk van het wereldberoemde supermodel achter ons?
Tekst: Sylvia Holla
Beroemde mensen hebben meestal kwaliteiten die bovengemiddeld te noemen zijn, zoals veel kennis, vrienden, geld, een vlotte babbel of een knappe kop. De laatste categorie, die van knappe verschijningen, vormde in de afgelopen drie jaar mijn onderzoekspopulatie in een etnografische studie naar de sociale constructie van schoonheidsidealen.
Fotomodellen worden beschouwd als bovengemiddeld mooi, of, door meer ‘gedistingeerde’ kijkers, als bovengemiddeld ‘interessant’ qua uiterlijk. De categorie ‘mooi’ is echter verre van eenduidig. Wie of welke uiterlijke kenmerken mensen aanduiden als mooi verandert over tijd en varieert per land en sociale context. Er bestaan dan ook meerdere, soms tegenstrijdige schoonheidsidealen naast elkaar.
Wat wel vaststaat, is dat fysieke schoonheid, wat er ook onder verstaan wordt, succes in de hand werkt. Mooie mensen krijgen over het algemeen betere banen, ontvangen hogere lonen, hebben meer vrienden, en, knappere partners. Ze kunnen, kortom, vaak rekenen op positieve aandacht van anderen. Het is daarom niet gek dat mensen op professionele wijze werk zijn gaan maken van ‘mooi zijn’ en de belofte ‘mooi te worden’ zijn gaan verkopen in de vorm van allerlei schoonheidsproducten.
Geprofessionaliseerd
Gezien de reusachtige internationale schoonheidsindustrie die vandaag de dag bestaat, is het wellicht opmerkelijk dat ‘mooi zijn’ nog geen tweehonderd jaar geleden, in het midden van de negentiende eeuw, pas geprofessionaliseerd is geraakt: toen pas ontstond een modellenindustrie. Modeontwerpers huurden vrouwen uit lagere
klassen voor weinig geld in, om ze aan te kleden en te laten poseren in de salons van de welgestelden. Deze eerste modellen hadden een lage status: ze werden gezien als dienstbaar, ondergeschikt en maakten geen deel uit van de beschaafde kringen.
Het beeld veranderde in de jaren dertig van de twintigste eeuw. Toen begonnen
modemerken voornamelijk blanke modellen te gebruiken, om zo het proces van
identificatie van de blanke, welgestelde cliënten met de modellen te versterken.
Identificatie verhoogde immers de verkoop van kleding. Dit beïnvloedde de status en
betekenis van het model: dit had vanaf dat moment een specifieke etniciteit, namelijk
blank Angelsaksisch, en werd steeds meer gepresenteerd als ideaal; als iemand waar
je op zou moeten willen lijken.
Door het verhoogde aanzien werd het modellenwerk een sociaal geaccepteerd beroep. Tegelijkertijd openden de eerste modellenbureaus in Parijs, Londen en New York hun deuren, evenals modellenscholen waar jonge vrouwen leerden lopen en poseren. Modellenwerk raakte zodoende geprofessionaliseerd en geïnstitutionaliseerd,
wat de toestroom en het aanbod van potentiële modellen vergrootte.
Modellendroom
Tegenwoordig is het modellenwerk niet alleen sociaal geaccepteerd, maar ook
verworden tot een droom van velen. De beroepsgroep beperkt zich niet meer tot
vrouwen uit de onderklasse: de sociaaleconomische achtergrond van modellen varieert sterk en er zijn mannelijke modellen bijgekomen.
Eén ding is echter niet veranderd: het prototype model is nog steeds blank. Hoewel Vogue Italia in het nummer van juli 2008 enkel donkere modellen toonde en in Parijs afgelopen oktober (2013) een tweede editie van de Black Fashion Week werd georganiseerd, zijn deze gebeurtenissen slechts uitzonderingen die de regel bevestigen. Alleen al het feit dat gekleurde modellen binnen het veld worden omschreven als ‘etnische modellen’ laat zien hoe uitzonderlijk zij zijn en hoe vanzelfsprekend de norm van blankheid is. Door deze reproductie van etnische ongelijkheid binnen de modellenindustrie, is de kans dat de modellendroom werkelijkheid wordt een stuk minder reëel voor niet blanke meisjes en jongens.
Winner takes all
Gezien de zweem van roem en glamour die rondom de hedendaagse mode- en modellenindustrie hangt, is het niet verwonderlijk dat ‘model worden’ is uitgegroeid tot
een grote aspiratie van meisjes en jonge vrouwen, en, hoewel in mindere mate,
ook van jongens. Deze wens wordt gevoed door programma’s als America’s en Holland’s
Next Top Model en Model in één dag, waarin modellenwerk wordt gepresenteerd
als wedstrijd met een winner-takes-all-principe. De mantra die presentatrice en
ex-model Tyra Banks uitspreekt tijdens elke eliminatieronde in Top Model, luidt: “Five
beautiful young ladies stand before me, but I only have four photo’s in my hands.
And these photo’s represent the four of you who are still in the running towards
becoming America’s next top model.” Het is typerend voor dit winnaar-versus-vele-verliezers-principe. Er is maar één uitverkorene die het grote contract binnensleept,
en alle anderen zijn verliezers die hun koffers kunnen pakken om naar hun normale
leventje terug te keren.
Echter, binnen de hedendaagse modellenindustrie is het winner-takes-all-mechanisme
minder beduidend dan dit soort televisieprogramma’s doen voorkomen, en ook minder relevant dan voorheen. Het mechanisme was vooral werkzaam in de jaren negentig, toen het fenomeen van het supermodel opkwam. Supermodellen waren beroemde ‘consumptie-objecten’ wier buitengewone salarissen onlosmakelijk verbonden raakten aan hun imago. Ze waren zelfs zó duur dat ze een statussymbool werden voor ontwerpers.
De opkomst van het supermodel viel samen met de wereldwijde recessie aan het eind van de jaren tachtig: een achtergrond waartegen de uitzonderlijkheid en
kostbaarheid van het supermodel scherp afstak. Topmodellen als Naomi Campbell,
Claudia Schiffer, Gisele Bündchen en Kate Moss, raakten aan ontwerpers en modehuizen
verbonden in de hoedanigheid van muze of ‘gezicht’: Schiffer was bijvoorbeeld het gezicht van Chanel en muze van ontwerper Karl Lagerfeld. Deze vrouwen zijn inmiddels verworden tot iconen: ze worden geroemd om hun schoonheid, zelfs nu de meesten van hen weinig echte modellenklussen meer doen.
Poortwachters
De beeldvorming rond supermodellen heeft bijgedragen aan de populariteit en de aura van glamour die rond het beroep hangt, en aan groeiende toevoer van aspirerende
modellen. Elk seizoen staat er een ‘reserveleger’ van nieuwe modellen vanuit de hele wereld klaar om aan de slag te gaan in grote modesteden als Parijs en Milaan. De selectie aan de poorten van de industrie is echter streng: slechts een kleine groep aspirant-modellen hebben de juiste look waarmee zij de modetendens van dat moment belichamen en succes boeken.
Toch, ondanks de strenge toegangscriteria, verloopt de doorstroom van nieuwe modellen die werkende modellen vervangen, steeds sneller. Het modellenberoep is in zekere zin meer gedemocratiseerd geraakt: er zijn meer modellen die redelijk goed aan werk komen in plaats van een paar supermodellen met grote, dure contracten. Echter, hun carrières zijn vaak vluchtig en dit maakt het modellenbestaan onzeker. Of, zoals een modeontwerpster uit Amsterdam hierover zegt: “Mode is net een uitgehongerd monster. Het tempo van vernieuwing is verschrikkelijk.” Door het grote aanbod van ‘nieuwe gezichten’ en de snelle doorstroom, lijkt de tijd van supermodellen met miljoenencontracten in elke geval steeds meer achter ons te liggen.
Hoewel de kans op sterrendom dus steeds kleiner wordt, ligt de belofte ‘uitverkoren te zijn’ voor roem en rijkdom nog steeds in het modellenberoep besloten. Dit is bijvoorbeeld terug te zien in de selectiepraktijken die binnen de industrie plaatsvinden. Potentiële modellen worden overwegend geworven door modellenscouts. Dit zijn belangrijke poortwachters van de industrie, die met een scherp oog voor ‘kwaliteit’ de straten afzoeken om potentiële modellen te selecteren. Zo te worden opgemerkt in een menigte is vlijend; het brengt gevoelens van trots en uitzonderlijkheid teweeg, en ook een heimelijke hoop om het te gaan maken in het modellenwereldje, zoals Chantal uit Amsterdam vertelt: “Er was sprake van dat ik het nieuwe aanstormende model was. Maar dat is toen nooit gebeurd. Om onbekende redenen. Dat zijn de grillen van de tendensen in de mode-industrie. Ik was toen veertien en vanuit Milaan vroegen ze of ik over kwam vliegen om bij Prada langs te komen, om me te presenteren. Maar toen opeens bleek dat je zestien daarvoor moest zijn. Dus toen was dat hele verhaal opeens weer van de kaart. En dan word je eerst daarover gebeld en dan ben je natuurlijk heel erg enthousiast. Dat was echt fantastisch, zo jong als je bent. En dan opeens werd dat weer van je afgenomen.”
Chantal, in haar eigen woorden, “piekte te vroeg”, waardoor haar carrière uiteindelijk een stuk minder spannend verliep dan haar was beloofd. Vanwege het snelle verloop in de industrie, is het voor een model van essentieel belang om op het juiste moment op de juiste plek te zijn: kans speelt een grote rol in een modellencarrière.
Meedogenloos
Gezien de sterke concurrentie waar modellen mee te maken hebben wanneer zij
eenmaal werkzaam zijn in de industrie, ervaren veel van hen vroeg of laat zo’n moment
van desillusie. Modellenwerk blijkt dan vaak gewoon een baan, en dan ook nog eens een baan waar veel tijd en moeite in moet worden gestoken om het er goed van af te brengen.
De schoonheidsstandaarden waar modellen aan moeten voldoen zijn hoog en
zij werken hard – ook buiten officiële werkuren – om in vorm te blijven. Het vak draait
voor een groot deel om disciplinering en controle van het lichaam. Zo worden modellen regelmatig geïnspecteerd en gemeten, om bijvoorbeeld de conditie van de huid vast te stellen, of de heup-, taille- en borstomvang te bepalen. Zulke manieren van surveillance zijn onontkoombaar en meedogenloos – het meetlint liegt niet – en ‘doen alsof’ door de buik wat in te houden is geen optie.
Heel misschien zou een iconisch supermodel in de jaren negentig daar mee weg zijn gekomen? Wie weet. Vandaag de dag is de praktijk van het modellenberoep ‘achter de schermen’ vaak lang niet zo betoverend als de spetterende modeshows en fraaie fotoreportages in tijdschriften doen vermoeden. Voor de meeste modellen die werken in de huidige industrie, spat de zeepbel van glamour en roem vroeg of laat uit elkaar.
Sylvia Holla is promovendus aan de Universiteit van Amsterdam bij de programmagroep Culturele Sociologie. Haar promotieonderzoek is getiteld: "The Making and Meaning of Beauty". Hierin wordt bestudeerd hoe schoonheid door middel van licchamspraktijken van mannelijke en vrouwelijke modellen tot stand komt.
Literatuur
Pricing Beauty: The Making of a Fashion
Model.
Ashley Mears (2011)
California: University of California Press.
Entrepreneurial Labor among Cultural
Producers: “Cool” Jobs in “Hot” Industries.
Gina Neff, Elizabeth Wissinger & Sharon Zukin
(2005).
In: Social Semiotics, 15(3), 307-334.
Modelling Femininity.
Patricia Soley-Beltran (2004).
In: European Journal of Women’s Studies, 11(3),
309-326.