Nieuwe woorden voor etnische diversiteit
Tekst: Leen Sterckx
De oorspronkelijke versie van deze bijdrage verscheen eerder in nummer 1 2017 van Sociologie Magazine.
In het vervolg zal de WRR voor westerse of niet-westerse allochtonen de term 'inwoners met een migratieachtergrond' gebruiken, gecombineerd met een specifiekere aanduiding van herkomst. 'Autochtonen' worden 'inwoners met een Nederlandse achtergrond'. Het Centraal Bureau voor de Statistiek en de regering hebben zich inmiddels achter dit advies geschaard, waardoor de begrippen waarschijnlijk snel gemeengoed zullen worden. Een goede inhoudelijke discussie ontbreekt echter. Onderzoekers Jaco Dagevos en Arjen Leerkes deden kort voor de WRR-wijziging een poging dat debat op gang te brengen, met voorstellen voor een nieuwe terminologie.
De WRR bepleit de vervanging van de oude begrippen om twee redenen: eerst en vooral dekt de vlag de lading niet. Inwoners van Nederland met een migratieachtergrond zijn zo divers van herkomstland, migratiemotief en migratieduur dat containerbegrippen als 'westers', 'niet-westers' en 'allochtoon' geen goede maat zijn voor hun etnische achtergrond. Bovendien is de term 'allochtoon' besmet geraakt met negatieve associaties. In het dagelijks taalgebruik is 'allochtoon' immers versmald tot de 'niet-westerse' allochtoon, met een donker uiterlijk en een lagere sociaaleconomische status. Niemand denkt bij het woord 'allochtoon' spontaan aan het Nederlandse koningshuis, dat vrijwel volledig uit allochtonen bestaat. 'Allochtoon' sluit uit en stigmatiseert. Ironisch genoeg is het begrip in 1989 door de WRR gelanceerd ter vervanging van minder accurate en als pejoratief ervaren voorgangers als 'buitenlanders', 'gastarbeiders', 'immigranten', 'vreemdelingen' en 'etnische minderheden'.
Stigmatisering
'Allochtoon' betekent letterlijk 'niet van deze bodem'. Volgens de gangbare definitie is een allochtoon iemand die niet in Nederland is geboren, of van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Een 'autochtoon' is iemand met twee in Nederland geboren ouders, ongeacht het eigen geboorteland. De voordelen van dit begrip is dat het ook van toepassing is op mensen die zelf geen migratie hebben meegemaakt maar die kind zijn van migranten, waardoor het mogelijk is de integratie van migrantengroepen over meerdere generaties te monitoren. De term won aan populariteit in de jaren 90 en vond haar weg naar het maatschappelijke debat over migratie en integratie. Toch zwol sinds de eeuwwisseling de kritiek aan. Het SCP stopte al in 2010 met het gebruik van de term 'allochtoon'. In het politieke en ambtelijke debat worden de 'allochtoon' en 'autochtoon' sinds 2008 steeds minder gebruikt.
Onderzoekers op gebied van migratie en diversiteit zijn al langer ontevreden met de dichotomie 'allochtoon' en 'autochtoon'. De kritiek betreft verschillende aspecten van de categorisering van een bevolking naar herkomst. De kwestie van de terminologie staat bijvoorbeeld niet los van de vraag of het wenselijk is dat de overheid de herkomst van burgers registreert. Er zijn weinig landen in de wereld waar de overheid zo ver gaat als Nederland: hier is herkomst bekend tot op het niveau van het individu.
Ook het principe dat het geboorteland van de ouders bepalend is – meer dan het geboorteland van de burger zelf – is bijzonder. We kunnen er ook voor kiezen om de registratie van herkomst helemaal af te schaffen. In het kader van de stigmatisering van de groep van mensen met een migratieachtergrond, is die oplossing wellicht het meest doeltreffend. Helaas is het dan ook niet meer mogelijk informatie te verwerven die nuttig kan zijn voor het bestrijden van achterstanden en discriminatie. Vanzelfsprekend zijn de onderzoekers niet echt te vinden voor deze oplossing.
Nauwer aansluiten
We zouden herkomst ook op een andere manier kunnen registreren. In Nederland wordt herkomst toegekend op basis van objectieve criteria als nationaliteit of geboorteland. In de VS daarentegen wordt herkomst gebaseerd op zelfidentificatie tijdens de census. Het voordeel is dat op die manier de categorieën nauwer aansluiten bij de leefwereld van de doelgroepen zelf. Het nadeel is dat de vergelijkbaarheid met eerder onderzoek achteruit gaat en dat zelfidentificatie veranderlijk is. Nederland heeft bovendien geen census meer. Toch zou survey-onderzoek hierop kunnen worden aangepast. Ten slotte is er de vraag welk label er op de categorieën wordt geplakt. Dat is niet om het even: taal heeft impact op hoe we de werkelijkheid zien en erop reageren.
De WRR kiest voor een terughoudende opstelling en zal alleen nog herkomst onderscheiden wanneer het voor het beantwoorden van een onderzoeks- of beleidsvraag relevante en onmisbare informatie oplevert. Dan is de herkomst het geboorteland van de (ouders van de) betrokkene. Als er in algemene termen moet worden gesproken, bijvoorbeeld in statistieken, kiest men voor 'inwoners met een migratieachtergrond', waarmee men migranten én de kinderen van migranten bedoelt.
Met de term die de WRR voorstelt om 'autochtoon' te vervangen door 'inwoners met een Nederlandse achtergrond', wordt echter nog steeds miskend dat veel kinderen van migranten wel degelijk een Nederlandse achtergrond hebben. De neiging blijft bestaan om van 'échte Nederlanders' een zo exclusief mogelijke categorie te maken.
Streepjes-Nederlanders
Arjen Leerkes ziet deze oplossing van de WRR als een gemiste kans, omdat voor het vaststellen van iemands herkomst, nog steeds wordt uitgegaan van het geboorteland van de ouders. Zelf staat hij een dynamischer perspectief voor: etniciteit is daarin niet iets dat onveranderd van de ene generatie op de andere wordt doorgegeven. De gekozen benamingen zouden volgens Leerkes moeten weerspiegelen dat het in Nederland geboren en getogen zijn, zorgt voor overeenkomsten ongeacht de herkomst van ouders. Hij doet de suggestie te spreken over nabo’s (native born) van Nederlandse (of Marokkaanse/…) herkomst en fobo’s (foreign born) van Marokkaanse (of Nederlandse/…) herkomst.
Zowel de begrippen voorgesteld door de WRR als die voorgesteld door Leerkes vertrekken vanuit het perspectief van migratie en integratie, waarbij iemand van 'vreemde' origine wordt toegevoegd aan Nederland en daar al dan niet, na verloop van generaties, in oplost. We willen de impact van een levensbepalende gebeurtenis als migratie weliswaar kunnen blijven bestuderen, maar het label 'migratieachtergrond' is niet eindeloos toe te passen. Een inwoner van de 'derde generatie' heeft zelf geen migratieachtergrond, maar zijn of haar positie en ervaringen in de samenleving worden mogelijk wel beïnvloed door een andere etnisch-culturele achtergrond of uiterlijk.
Om goed bruikbaar te zijn voor de studie van multi-etnisch Nederland, doen we er daarom mogelijk beter aan het migratie-idioom en het diversiteitsidioom te ontkoppelen. Hier komen de zogenaamde streepjes-Nederlanders ten tonele, waarbij een vorm van zelfidentificatie nodig zal zijn om burgers in te delen. Moeten we nog wel even zoeken naar een acceptabele naam voor de categorie 'etnische Nederlanders'.