Home » Artikel

Weg met de kunstmatige tweedeling

Op het moment dat ik deze column schrijf ben ik in Recife, een metropool in het noordoosten van Brazilië, waar ik onderzoek doe in sloppenwijken naar ruimtelijke planning en de daarmee samengaande processen van sociale en politieke uitsluiting. ‘Wat doet een Wagenings ruraal ontwikkelingssocioloog in een stad?’, hoor ik mensen vaak denken. Het is niet een vraag die ik mezelf stel, omdat ik de tweedeling tussen platteland en stad theoretisch niet erg interessant vind. Ik zie een logische ontwikkeling van mijn onderzoek onder kleine boeren in Mexico, naar Indiaanse boeren in de Peruaanse Andes en nu in sloppenwijken in Brazilië. Wat deze onderzoekssituaties met elkaar gemeen hebben, is dat ze betrekking hebben op bevolkingsgroepen aan de onderkant van de samenleving.

In alle drie de situaties worden deze mensen het ‘object’ van ‘ontwikkelingsprojecten’, die officieel ten doel hebben hun leefomstandigheden te verbeteren maar vaak leiden tot verdergaande marginalisering. Deze mensen vechten om een plek in een wereld die hen feitelijk systematisch uitsluit. Ze worden door de rest van de samenleving beschouwd als onbeschaafd en gevaarlijk, arbitrair politie optreden tegen hen is gerechtvaardigd. Net zoals ik het onderscheid tussen de rurale en urbane problematiek niet als een centrale classificatie zie, heb ik de splitsing tussen ‘het Westen’ en de ‘ontwikkelingswereld’ nooit helemaal begrepen. Toen ik in de jaren zeventig in Wageningen ging studeren, heette de studie nog ‘niet-westerse sociologie’. Ondanks de verwijdering van deze koloniale benaming (het werd ‘rurale ontwikkelingssociologie’), is deze tweedeling tussen ‘de ander in het niet-westen’ en ‘wij in het westen’ nog steeds sterk aanwezig in het onderscheid tussen ontwikkelingssociologie of antropologie en sociologie.

De grote invloed van deze tweedeling werd me duidelijk toen ik mijn ideeën over macht en de werking van overheidsbureaucratieën gebaseerd op onderzoek in Mexico in een nieuw onderzoeksproject in Nederland verder wilde ontwikkelen. Dit bleek een grove inschattingsfout te zijn. Het werd mij tijdens sollicitaties en onderzoeksaanvragen fijntjes uitgelegd dat de theoretische analyse van ‘ontwikkelingsvraagstukken’ in Mexico niet toe te passen is op Nederland. Noodgedwongen ging ik weer aanvragen indienen voor onderzoek in ‘ontwikkelingslanden’ en daar kwam financiering makkelijk los. Ik was inmiddels namelijk een ‘ontwikkelingsdeskundige’ geworden en zo kon ik van Mexico naar Peru en kwam ik uiteindelijk in Brazilië terecht. Maar tijdens mijn onderzoeken zie ik steeds meer parallellen met processen in Nederland. Het beeld van de ‘allochtoon’ met zijn (want vooral de mannen zijn het probleem) cultuur die niet deugt, is heel herkenbaar na onderzoek onder bewoners van sloppenwijken in Recife die volgens de middenklasse ‘heropgevoed’ moeten worden.

Het verschijnsel van Marokkaanse kinderen die systematisch een te laag schooladvies krijgen voor voortgezet onderwijs en in een later stadium uitgesloten worden op de arbeidsmarkt op basis van hun achternaam, kan uitstekend geanalyseerd worden met theorieën over uitsluiting en racisme gebaseerd op situaties in ‘de Derde Wereld’. Elke keer als ik terugkom in Nederland vind ik het schokkend dat er zo weinig kritische, academische analyse is van processen van uitsluiting in de eigen samenleving. Volgens mij is de kunstmatige tweedeling tussen ‘het Westen’ en ‘de ontwikkelingslanden’ hier voor een groot deel debet aan. We kunnen nog zo krampachtig willen vasthouden aan het verschil tussen ‘zij daar’ en ‘wij hier’, maar processen van marginalisering, uitsluiting en racisme zijn ook in de Nederlandse samenleving aanwezig. Voor de theoretische analyse van deze verschijnselen kunnen we veel leren van academische debatten in ‘ontwikkelingslanden’. Maar dan moet de tweedeling in het academisch denken wel eerst de deur uit…

Monique Nuijten is universitair hoofddocent bij de vakgroep Rurale Sociologie van de Wageningen Universiteit Zij nodigt voor de volgende gastcolumn uit: Barbara Oomen, Universitair hoofddocent rechten aan de Roosevelt Academy in Middelburg en bijzonder hoogleraar Rechtspluralisme aan de Universiteit van Amsterdam  

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Monique Nuijten