Home » Artikel

Bart Tromp was ook een socioloog

 

In de inmiddels vele artikelen die na zijn overlijden over  hem zijn verschenen, is hij aangeduid als ‘publicist’, ‘commentator’,  ‘polemist’, zelfs als ‘partij‑ideoloog’ (een term  waar hij niet veel mee op had) en als iemand die werkte  op het grensgebied van politiek, journalistiek en wetenschap.  Zijn politieke en journalistieke activiteiten kregen  ruime aandacht. Wat hem tot beoefenaar van de wetenschap  maakte, kreeg dat veel minder ‑ hooguit waren er  vermeldingen dat hij geïnspireerd was door denkers als  Spinoza en Hobbes. 

Gevormd als socioloog 

Zoals gezegd, Bart Tromp ‑die op 16 oktober 1944 in  Sneek werd geboren en daar ook eindexamen gymnasium  aflegde‑ studeerde vanaf 1964 sociologie aan de Rijksuniversiteit  Groningen. Spoedig braken er roerige tijden  aan van contestatie en ‘democratisering’, waar Tromp  zich duchtig in weerde, onder andere als voorzitter van  de Groningse afdeling van de Studenten Vak Beweging  (SVB). Maar er was ook veel onzin in die tijd. Zo was er  een medewerker die opriep de boeken te sluiten en de  colleges op te schorten, om solidariteit te betuigen met  de toen stakende arbeiders in de strokartonindustrie ‑ dat  was Frans Leijnse, die later nog kamerlid, kabinetsinformateur  en zelfs professor zou worden. Bart Tromp kreeg  al gauw oog voor deze onzin en werd daar ook persoonlijk  mee geconfronteerd toen hij rond zijn afstuderen solliciteerde naar een vacante functie van wetenschappelijk  medewerker, waarvoor hij verreweg de meest geschikte  kandidaat leek.

Ondanks zijn cum laude, werd niet hij,  maar iemand uit de ‘incrowd’ benoemd.  Dat heeft hem zeer gegriefd. Gelukkig kon hij spoedig  daarna wetenschappelijk medewerker in Eindhoven  worden, waar hij aan studenten bouwkunde sociologie  doceerde en veel tijd en gelegenheid had om zich wetenschappelijk  te ontwikkelen. Ik heb hem wel eens voorgehouden  dat hij zich achteraf gelukkig mocht prijzen niet  in de slangenkuil van elkaar destijds bestrijdende facties  van de Groningse sociologie terecht te zijn gekomen - met  ruziemakers als Pim Fortuyn.  Uiteindelijk waren de jaren zeventig en tachtig voor hem  zeer vruchtbaar. Hij verdiepte zich in de ‘klassieken’ in  het vak, zoals Robert Michels (over wie hij op basis van  zijn scriptie polemiseerde met Van Doorn, 1971), Weber  (over wie hij in 1980 een nog steeds lezenswaardig artikel  publiceerde), Marx (aan wie hij een monografie zou  wijden, 1983, waarvan nu postuum een herziene uitgave  verschijnt), Thorstein Veblen (wiens The Theory of the  Leisure Class hij in het Nederlands vertaalde, 1974) en het  werk van Adorno en C.W. Mills. Hij ontwikkelde zich tot  een allround socioloog, zoals ook blijkt uit zijn eerste en  meest sociologische bundel opstellen De samenleving als  oplichterij (1977). Hierin pleitte hij ook voor sociologie  als discursieve wetenschap, dit wil zeggen een meer essayistische,  in alledaagse taal en voor een breder publiek  geschreven sociologie, naast een meer ‘professionele’, op  toetsing gerichte, ‘wetenschappelijke’ sociologie. Het is een vorm van sociologie die hij in ruime mate beoefende  in artikelen in de Sociologische Gids, het Amsterdams Sociologisch  Tijdschrift en in bijdragen in talloze boeken en  bundels, maar ook meer en meer in kritische bijdragen en  boekbesprekingen in dag‑ en weekbladen, waaronder aanvankelijk  vooral Vrij Nederland. Allengs werd hij steeds  meer een publicist over politieke onderwerpen, maar wel  met een sociologische achtergrond. Behalve voor ‘klassieken’,  zoals Marx en Weber, bleef hij daarbij een zwak  houden voor enigszins non‑conformistische, tegendraadse  geleerden, zoals Jacques de Kadt. 

En uitlegger 

Tromps belangrijkste bijdrage aan de wetenschap is misschien  wel het boek Wetenschap der politiek: Verkenningen  (1993; tweede, herziene druk 1995; vierde druk 2002),  het enige ‘echte’ boek dat hij naast dat over Marx en zijn  proefschrift publiceerde. Het is een soort ‘leerboek’, maar  niet helemaal. Het is vooral een gedegen overzicht van  wat de sociale wetenschappen zoal over politieke processen  hebben te melden. In de briefwisseling die wij over  de verschillende edities voerden, stelde Tromp de vraag  in hoeverre uit dit boek blijkt of hij toch vooral socioloog  is gebleven. Dat is volgens mij zeker het geval. Want behalve  dat ampele aandacht wordt besteed aan het werk  van politicologen als Dahl, Deutsch en Easton, wordt de  kern van het boek ‑over macht, elites, politieke mobilisatie,  staatsvorming‑ toch gedragen door een in essentie  sociologische visie. 

Op basis van een enorme belezenheid toont Tromp zich  een meester in het schetsen van problemen, dilemma’s en  onopgehelderde vragen, maar daar blijft het grotendeels  bij. Zo heeft hij bij herhaling aandacht gevraagd voor de  ideeën van Immanuel Wallerstein over ‘wereldsystemen’.  Wat hij uiteindelijk zelf met deze ideeën heeft gedaan in  dit leerboek ‑evenals trouwens in zijn dissertatie, waar hij  dit thema opnieuw aanroert‑ komt niet helemaal uit de  verf. Bart Tromp zag zichzelf vooral als docent, waarvan  ook de laatste stelling bij zijn proefschrift getuigt, maar  was niet iemand die door eigen onderzoek wetenschappelijke  grenzen verlegde. Daarvoor was hij op een veel te  breed terrein bezig. Zijn sterke punt was dat hij problemen  kon signaleren en benoemen.

Hoe ze wetenschappelijk  moesten worden opgelost, liet hij aan anderen.  Niet zo lang nadat hij hoogleraar internationale betrekkingen  aan de Universiteit van Amsterdam was geworden,  kwam ik hem eens tegen in de Amsterdamse binnenstad.  Hij was op weg naar college, met onder de arm een opgerolde  landkaart en in de hand een lange aanwijsstok. ‘Ja’,  zei hij, ‘die studenten moeten toch weten waar die landen  liggen, waar ik het over heb: op de Balkan, in Azië en  Afrika.’ Hij was iemand die graag uitlegde Hoe de wereld  in elkaar zit, zoals de titel luidde van een van zijn laatste  bundels (2004). Maar wel vanuit duidelijke perspectieven.  Daarbij is hij in mijn ogen ook steeds en vooral socioloog  gebleven ‑ en een goede ook. 

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

J.E. Ellemers