Home » Artikel

Een venster op de wereld

In 1435 schreef de Italiaanse architect Alberti in  het boek De pictura deze beroemd geworden zin:  ‘Om te beginnen teken ik op het vlak dat ik wil  gaan beschilderen een rechthoek van willekeurige  grootte, die ik beschouw als een open venster  (aperta finestra).’ Wie in Florence naar fresco’s  kijkt die zijn geschilderd door mannen die met de  woorden van Alberti zijn opgegroeid, wordt vaak  aan die zin herinnerd. Veel van die werken lijken  vooral bedoeld als trompe l’oeil: het perspectief  is zo vernuftig, dat je hersens weigeren te aanvaarden  dat hetgeen je ziet geen driedimensionale  ruimte is, maar een platte kerkmuur. Wat een  indruk moet dat hebben gemaakt op die Florentijnen  in de vijftiende eeuw, wanneer ze een zijkapel  meenden te ontwaren, waarin de Heilige Maagd  stereoscopisch te zien was, een kapel, die er bij  nadere beschouwing helemaal niet bleek te zijn.  Gezichtsbedrog ten dienste van religieuze overtuigingskracht.  In de sociologie wordt vaak gebruik gemaakt van  de metafoor van het venster. Sociologen openen,  zo wordt dan gezegd, een venster op de sociale  werkelijkheid; ze bezien die vanuit een net iets  andere hoek, in een verrassend perspectief, in een  nieuw licht. Ook de mogelijkheid van gezichtsbedrog  maakt deel uit van de vergelijking: het beeld  van de werkelijkheid kan vertekend zijn; reeds  Spencer waarschuwt in The Study of Sociology  (1874) voor verschillende vormen van bias.  Tot in de achttiende eeuw Canaletto en Guardi  fotografisch correcte reproducties schilderden van  de Venetiaanse vedute veranderde er niet zo veel  aan Alberti’s rechthoek, maar al spoedig kraakte  het venster in de sponningen.

Daarin speelde  de uitvinding van de fotografie (gelijktijdig met  de uitvinding van de sociologie) een grote rol.  De impressionisten begonnen al hun twijfels te  koesteren, maar bij Cézanne en Picasso viel het  perspectief in duigen, terwijl bij een schilder als  Magritte het venster zelf deel van het probleem  wordt.  Een televisiescherm en een filmscherm zijn ook  vensters, maar van een heel ander soort. Kijk  je naar een film, dan verandert het perspectief  doorlopend. Het is alsof je telkens door een ander  venster kijkt, want wat zich bevindt binnen de  rechthoek lijkt te bewegen of het lijkt op je af te  komen, of het venster zelf lijkt er duizelig makend  omheen te cirkelen. Het was in de tijd van de  opkomst van film en televisie dat Norbert Elias  ons leerde dat de socioloog niet een foto van de  sociale werkelijkheid moet maken, zoals Parsons  dat deed, maar veeleer een film. Omdat mensenmaatschappijen  altijd in beweging zijn, moet de  socioloog het métier van de filmer als voorbeeld  kiezen. En inderdaad: voordat hij socioloog werd,  wilde Erving Goffman filmregisseur worden. In  zijn boek Frame analysis schrijft hij verhelderende  zinnen over kaders en kadreringen.

Inmiddels is ook dat verleden tijd. Het aperta  finestra waarachter ik deze woorden op mijn  toetsenbord tik, is een computerscherm en dat  is verdeeld in verschillende vensters, die ik met  het programma Vista zelfs over elkaar heen kan  schuiven waarna ze toch nog zichtbaar blijven.  Misschien moet je de hedendaagse socioloog vergelijken  met iemand die voor een venster zit dat  bestaat uit een veelheid van vensters: sommige  tonen bewegende beelden die je desgewenst kunt  stilzetten of achteruit draaien, andere bevatten  tabellen met cijfers, weer andere schermen laten  grafieken zien. En door al die vensters langs en  over en door elkaar heen te schuiven ontstaat een  nieuwe voorstelling van de sociale werkelijkheid.  Een deel van wat hierboven staat is geïnspireerd  door een fascinerend boek, The Virtual Window  van Anne Friedberg (Cambridge en London: MIT,  2006). De rest werd verzonnen op een zonnige  vakantie in Florence.

  

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Bart van Heerikhuizen