Home » Artikel

Kees Schuyt blijft pragmatisch

De nalatenschap van Schuyt is ‘een vorm van diffuse en  indirecte machtsuitoefening’, schrijven de hoogleraren  sociologie Jan Willem Duyvendak en Godfried Engbersen  samen met hun co-redacteuren in de uitgave met essays  aangeboden aan de kersverse emeritus. Op 15 juni nam  Schuyt afscheid van de Universiteit van Amsterdam vanwege  het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.  Diffuus en indirect is zijn macht, maar ook sedimentair.  De Schuytiaanse intellectuele habitus is als een gesteentelaag  in het sociologisch landschap. Waar sociologische  helden mode-gevoelig zijn en publicatiepunten de plank  kunnen misslaan, houdt een intellectuele habitus langer  stand.  De erflaters zelf spreken van ‘een zichtbare en vruchtbare  intellectuele habitus’. Van zijn 53 promovendi zijn er anno  2007 maar liefst 16 zelf hoogleraar. De Schuyt-habitus  berust op een speciaal recept: een bodem van pragmatische  filosofie met veel aandacht voor begripsvorming,  een stevige empirische fundering en een forse dosis maatschappelijke  betrokkenheid. 

Pragmatisch 

Terug in de geschiedenis. In 1986 verschijnt de eerste  druk van het opmerkelijke boekje Filosofie van de sociale  wetenschappen, waarin Schuyt op zoek gaat naar een  wetenschapsfilosofisch kader voor de sociale wetenschappen.  Veel aandacht besteedt hij aan de Amerikaan Charles  Peirce. Peirce is wiskundige en natuurwetenschappelijk  onderzoeker. Wat zoekt Schuyt bij Peirce?  Peirce is geschoold in formeel denken: classificeren, proberen  de gemene deler te vinden en dan weer onderscheidingen  maken. Nu bestaat volgens Peirce de betekenis van een  begrip uit de handelingsgevolgen –concrete acties- die zouden  ontstaan als het in de werkelijkheid getoetst zou worden.  Schuyt noemt dit ‘vooruitlopend denken’. Peirce wilde hiermee de listen van de taal vermijden. Verrichten dingen  praktisch dezelfde functie? Dan kunnen ze door hetzelfde  woord worden aangeduid. Verrichten ze niet dezelfde functie?  Dan moeten ze onderscheiden worden. Een eenvoudig  voorbeeld, Schuyt zelf noemt het begrip ‘teamfunctionaris’.  Kunnen we ons bij dit begrip niets praktisch voorstellen,  dan weg ermee; het heeft geen relatie met de werkelijkheid.  Zo beweegt Peirce weg van de psychische en de abstracte  inhoud van begrippen en vindt Schuyt bij hem de grondslag  voor de zoektocht van de sociologie naar handelingspatronen. 

Dit is een fundamenteel andere grondslag dan  de historiserende benadering van De Swaan, of de toetsende  traditie van Ultee. Bij Schuyt vinden we bovendien  een pregnant praktische betekenis van maatschappelijke  relevantie. Een agenda voor anders handelen, beter handelen,  hoort bij het wetenschappelijk onderzoek zoals een  ei bij een kip.  Hij toont hierin verwantschap met een filosoof als Richard  Rorty die afscheid nam van de filosofie om de filosofie.  Maar dat is geen afscheid van de logica, van het formele  redeneren en zeker niet van het geloof in het nut van  kennis voor een betere samenleving. Vandaar Schuyts  deelname aan de adviescolleges. En vandaar het belang  van de empirie met altijd het gebagger, tot je middel, door  die modderige werkelijkheid. 

Precieze juristen 

Het woord precisie is afgeleid van wat Peirce noemt het  proces van abstraheren in de geest, prescind. Schuyt wijst  op het precieze denken van de jurist en daarmee naar  zijn tweede discipline, de rechtswetenschap. Twee juristen  spraken op zijn afscheidssymposium: Piet Hein Donner  en Willem Witteveen. De minister van Sociale Zaken ridderde  hem na afloop van zijn lezing in de Orde van de  Nederlandse Leeuw. Schuyt noemde Donner zijn ‘intellectuele  sparringpartner’.  Retorica-specialist Witteveen, hoogleraar Rechtsgeleerdheid  aan de Universiteit van Tilburg en PvdA-Eerste Kamerlid,  wees op de adagia-momenten in Schuyts essays.  Adagia zijn pregnante formuleringen die geen definitieve  conclusies bevatten en de lezer aan het denken zetten. ‘In  een bureaucratie werkt iedereen verantwoord en is niemand  verantwoordelijk’. Dit is zo‘n adagium van Schuyt.  Of: ‘Liever een sceptisch humanisme dan een megalomane  dadendrang.’ De adagia zijn empirisch vertaalbaar  en zetten aan tot anders handelen. Het publiek, merkt  Witteveen op, begint zelfstandig over de kwestie na te  denken. Die stijl past natuurlijk naadloos in het zelfemanciperende  vooruitlopend denken van de Schuyt-habitus.  En vertoont verwantschap met Schuyts wijze van promovendi-begeleiding en zijn vele publicaties in de  publieke arena. 

 

Zelfdenkend vermogen 

Promovendi kiezen hun eigen grootmeesters. De promovenda  die in een theoretisch hongerige impasse verkeerde  –ondergetekende- kreeg geen boek van de promotor of  van een van zijn helden in haar handen gedrukt, maar  Andrew Blaikies Approaches to Social Enquiry. Om zelf  uit te zoeken bij welke sociaal-wetenschappelijke stroming  zij zich intellectueel thuis voelde en waarom.  Die aanpak is desastreus voor sommige promovendi. Voor  anderen is het juist prettig gekmakend en duurzaam intellectueel  bevredigend. Het laat in elk geval slechts twee  wegen open: of je verdwaalt, of je vindt je eigen weg.  Diffuus is zo de invloed van de promotor, en autonoom  zijn de promovendi.  Mede door dit autonome gedrag zou een denkbeeldige  buitenlandse beoordelingscommissie de invloed van Kees  Schuyt wel eens volledig over het hoofd kunnen zien. Er  is geen schoolvorming, er zijn geen grote samenhangende  onderzoeksprogramma‘s, geen lange financieringslijnen.  En keihard langs de meetlat gelegd, scoort hij niet goed  op Engelstalige publicaties, academische machtsposities  en grote lezingen op internationale sociologencongressen.  Schuyt hield zich ook buiten de schoolstrijd in de Nederlandse  sociologie en gaf de voorkeur aan maatschappelijk  dienende functies, zoals zijn lidmaatschap van de Wetenschappelijk  Raad voor het Regeringsbeleid. 

Teleurstellingen 

Kritiek viel hem ten deel. Schuyt zou te columnistisch te  werk gaan, te weinig over de landsgrenzen heenkijken  en internationaal publiceren, en zich buiten doorlopende  fundamentele debatten houden. Ook globaliseringstrends  zouden de volkssocioloog te koud laten.  Maar op de meetlat van Nederlandstalige productie, originaliteit  en bekendheid scoort hij enorm. Elke anderhalf  jaar een boek, waaronder vier essaybundels. Jarenlange  columns in de Volkskrant, ook gebundeld in vier boeken,  en daarmee een reputatie als Nederlands bekendste socioloog.  Een expert op de terreinen verzorgingsstaat, sociaal  beleid en recht; favoriet onder studenten door zijn gedreven  hoorcollegeseries in de wetenschapsfilosofie en de  beleidssociologie aan de Universiteit van Amsterdam.  Van harte verlaat hij de universiteit niet. ‘De op één na  grootste teleurstelling is dat ik er nu mee op moet houden’,  zei hij tijdens zijn afscheid van het officiële universitaire  leven. En: ‘De meest teleurstellende ervaring in  mijn beroepsleven is het opheffen van sociologie in Leiden.’  De Leidse sociologie-opleiding viel ten prooi aan de  bezuinigingen van de jaren tachtig.

Tijdens het afscheidssymposium noemde jurist Witteveen  Schuyt ‘socioloog en moralist’. Dat leidde meteen tot een  ontkenning van Kees Schuyt zelf, die niet als moralist te boek wil staan. Eigenlijk wil hij ook niet als persoon  waargenomen worden. Zijn afscheid van de universiteit  is voor hem geen afscheid van het openbare leven. Kees  Schuyt blijft lid van de Raad van State en adviseert de regering  op het hoogste niveau over wetgeving en bestuur.  Het blijft, naar een van zijn levensmotto’s; Look at that,  en niet Look at me.

  

Dit artikel verscheen eerder in Sociologie Magazine: 

Auteur: 

Ellie Smolenaars
Kees Schuyt