Home » Column

In theorie is iedereen voor internationalisering…

Auteur: 

Het is wel een beetje ontluisterend. Het voorbije jaar zat ik de Academische Raad voor Internationalisering van mijn universiteit voor. Van mij wordt verwacht dat ik de internationalisering van de instelling bevorder. Maar ik slaag er zelfs niet in mijn eigen vakgroepgenoten warm te maken om een tijdje les te geven bij onze buitenlandse Erasmus- partners.

En eigenlijk hebben mijn collega’s ook goede redenen om dat niet te doen. Niet alleen zitten ze, net als iedereen, tot over hun oren in het werk. Maar bovendien: wie gaat, terwijl ze weg zijn, hun vakken doceren?

Er bestaat op papier een even vanzelfsprekende als elegante oplossing. Als mijn collega’s in het buitenland voor de klas staan, vervangen we ze hier door de bezoekende Erasmus-docenten. Eén probleem: die buitenlandse collega’s zijn evenmin geneigd zich te verplaatsen. Ook zij zitten tot over hun oren in het werk en stellen zich de vraag wie
hun vakken gaat geven als ze weg zijn.

Dat is een van de dingen die ik de afgelopen maanden heb geleerd: iedereen is in theorie voor internationalisering, maar in de praktijk is het allemaal niet zo eenvoudig.

Zo is er bijvoorbeeld het probleem van de taal. Eigenlijk trekken we te weinig inkomende Erasmus- studenten aan. Dat is een algemeen Vlaams probleem. We weten ook hoe dat komt. In de meeste opleidingen worden nagenoeg alle colleges in het Nederlands gedoceerd. Wederom ligt de oplossing voor de hand: dan moeten we meer in het Engels lesgeven.

Daar bestaat echter weinig enthousiasme voor. In de praktijk betekent het een uitbreiding van de lesopdrachten: de vakken moeten, omdat de taalwetgeving in Vlaanderen erg strikt is, immers ook nog een keer in het Nederlands worden aangeboden. Dus stellen we in de praktijk voor de inkomende studenten dan maar een leespakket samen met Engelstalige artikelen. Maar die had de student natuurlijk ook thuis kunnen lezen. Wat is dan de meerwaarde van de uitwisseling?

Wat me meer zorgen baart is dat er bij onze eigen studenten niet zo verschrikkelijk veel interesse bestaat om op Erasmus te gaan. Misschien is ook dat weer typisch Vlaams: de meeste studenten pendelen. Ze vinden het geen punt om elke dag met de wagen of de trein naar de universiteit te reizen. Dan zit je ’s avonds lekker thuis en hoef je je geen zorgen maken over warm eten of vuile was. Barcelona of Helsinki hoeven dan niet echt.

Gek genoeg zijn vaak de beste studenten niet gemotiveerd. Veel heeft te maken met beeldvorming. Erasmus heet een pretpakket te zijn. Dat is wellicht onze eigen schuld. Hoe leuker we de uitwisselingen voorstellen, hoe meer net die groep afhaakt waar het uiteindelijk allemaal voor bedoeld was.

Iedereen is in theorie voor internationalisering, maar in de praktijk loopt het nogal eens fout. Wie goede tips heeft, moet me dat vooral laten weten. Zo zou ik bijvoorbeeld wel eens van anderen willen horen hoe ze de docentenmobiliteit aanpakken. Want daar willen we beslist iets aan doen.