Home » Column

Sociologie van de lantaarnpaal

Beeld: Mabel Amber Pxabay

Auteur: 

Bij het fietsen door mijn oude straat in Rotterdam valt me tot mijn verbazing op dat die kleine straat bestaat uit een bonte verzameling van vijf verschillende soorten lantaarnpalen. Vijf. En het zijn geen fraaie exemplaren. Sommige staan er duidelijk al veel te lang en er is ook al lang niet naar omgekeken. Want ja, wie kijkt er nou naar een lantaarnpaal?

Het maakt me nieuwsgierig naar de sociologie van de lantaarnpaal. We kennen de broken-window-theory, die suggereert dat visuele tekens van criminaliteit uitnodigend werken voor andere vormen van deviant en afwijkend gedrag. We kennen ook de visuele etnografie van armoede van Godfried Engbersen: deurbellen zonder naambordjes of de afwezigheid in het telefoonboek kunnen een teken zijn van armoede en sociale uitsluiting.

Daarmee treden we binnen in de wereld van de sociale semiotiek, de leer van tekens. Elk teken heeft een betekenis, maar die relatie ligt niet per se vast, zo leert Roland Barthes ons. Dat maakt visuele etnografie ook lastig; niet elk kapot ruitje is een voorbode voor een golf aan criminaliteit en niet elk afwezig naambordje een teken van armoede. Maar toch hebben een kapot ruitje, een afwezig naambordje en een verwaarloosde lantaarnpaal iets met elkaar gemeen.

De aanwezigheid van vijf verschillende lantaarnpalen in een straat kan erop wijzen dat lantaarnpalen op de gemeentelijke begroting een sluitpost zijn. Het kan ook de afwezigheid tonen van een gebiedsvisie. Het kan ook slaan op de pragmatiek van de restopslag. Het kan ook op totale communale apathie wijzen, aangezien weinigen zich bekommeren om zoiets als een lantaarnpaal. Kan allemaal. Maar als werkhypothesen vragen ze om weerlegging.

Want het type lantaarnpaal kan minder onschuldig zijn dan het lijkt en een teken zijn van iets anders. Zo zijn lantaarnpalen op mijn huidige woonplek – met voornamelijk witte tweeverdieners – allesbehalve een restpost. Ze zijn spiksplinternieuw, hoogwaardig, voorzien van ledverlichting en vervaardigd in Frankrijk. Allesbehalve toeval.

Ook in de pittoreske oude vestingstad – waar een deel van mijn familie woont – werden de standaard (lees: lelijke) straatlantaarns door de gemeente in de gebiedsplanning opgenomen. Buurtbewoners kwamen in opstand en vroegen de gemeente om een meer klassieke lantaarnpaal die meer paste bij de uitstraling van de vesting. De gemeente wilde daar niet in meegaan en suggereerde dat bewoners dan ook maar de meerkosten moesten betalen. Wat ze warempel ook deden. En zo staan er nu Anton Pieck-achtige lantaarnpalen in het vestingstadje.

Deze illustratie toont dat een lantaarnpaal een teken kan zijn. Een teken van de aanwezigheid van sociaal kapitaal (bewoners weten zichzelf te mobiliseren, de gemeente te bereiken én te beïnvloeden), economisch kapitaal (budget) of welbegrepen eigenbelang. Deze bewoners weten namelijk dat het investeren in de openbare ruimte een investering is in de eigen woning.

Hoe dan ook, volgens mij kan de stand van de openbare ruimte gemeten worden door het type lantaarnpaal, of in de consistente samenstelling van palen in een wijk. Een mooie standaardindex voor onderzoekers om te bezien of er ergens geïnvesteerd wordt. Mocht je dit als student lezen en geïntrigeerd zijn door deze tekenstructuur, mail me, en we gaan op onderzoek uit!

Voor lokale overheden lijkt me dat een mooie manier om anticyclische investeringsrondes toe te passen en te beginnen bij buurten waar de meest armetierige varianten staan. Zodoende, waarde wethouders van Nederland: zet die bewoners in de mooie spotlights die ze verdienen. En sta niet langer voor (lantaarn)paal.