Home » Column

Moord en doodslag

Auteur: 

Column Mark van OstaijenVroeg in de ochtend fietste ik naar de rafelrand van de stad. Bij aankomst parkeerde ik mijn fiets naast de witte blokkendoos. Binnen trok ik mijn witte overall, handschoenen, laarzen en haarnetje aan. Eenmaal binnen, was het er zoals altijd ijskoud. Een betonnen vloer, badkamer-witte tegels aan de muren en alles helverlicht. Om me heen stonden potige mannen aan lopende banden met grote snijmessen. Het stonk er naar bloed en de diesel van vorkheftrucks. Een afgesloten universum, een eigen biotoop.
 Drie jaar lang kleurde dit mijn zomerse ochtenden. Als scholier kon ik via mijn buurman wat bijverdienen met een vakantiebaan in het abattoir. En alhoewel ik vrienden attendeerde op de goede verdiensten, niémand wilde daar werken. Het is werk dat zich ophoudt in de marges van onze tijd en ruimte, zoals antropoloog Timothy Patchirat zo prachtig laat zien. Maar de impact van deze industrie op mijn dagelijks leven besefte ik pas veel later.
 Zodoende werkte ik mee aan een systeem waar levende wezens transformeren in dieren, dieren in vee en vee in vlees. Een systeem, dat sinds 1950 in de aandacht staat van Haags beleid door grootschalige intensivering, rationalisering en verwetenschappelijking van landbouw en veeteelt. Volgens het credo 'nooit meer honger' voerde LNV-minister Sicco Mansholt extreme transformaties door.
 Ten eerste productiviteitsstijging. Zo legden 33 miljoen hennen in 1956 nog 224 miljoen kilo eieren. In 2012 legden bijna 43 miljoen hennen 672 miljoen kilo eieren, meer dan drie keer zoveel. Ten tweede leeftijdsverkorting. Werden biggetjes in 1950 een maand of tien, inmiddels niet ouder dan zes maanden. Ten derde efficiëntie. Zo werd in Wezep in 1964 een van de grootste kippenslachterijen van West-Europa geopend die 5.000 dieren per uur kon doden. Inmiddels verwerkt een doorsneeslachtlijn 11.000 dieren per uur, waarbij 'het levende dier' slechts een fase is in een volledig geautomatiseerd proces. Daarvan was ik ook getuige in mijn zomerbaan. Niet voor niets stelde historicus Noah Yuval Harari dat de 'industriële landbouw een van de grootste misdrijven is in de geschiedenis'.
 Deze transformaties komen voort uit wat we 'intensieve veehouderij' zijn gaan noemen, een industrie waarbij alles draait om rendement, effectiviteit en efficiëntie. Het is Foucaultiaanse biopolitiek in haar zuiverste vorm. Het is de politiek van lichamen, zo effectief en efficiënt mogelijk gecontroleerd en gestuurd. Het dier is daarbij hooguit een middel.
 Maar sociologen weten dat in de moderniteit een middel uiteindelijk veelal transformeert tot zelfstandig doel. Dat hebben we ook gezien bij geld, auto’s en de marktwaar. Dat vind ik een hoopvol perspectief. Want laat het een kwestie van tijd zijn dat ook dieren aan deze wetmatigheid onderworpen worden. Vrouwen behoorden ooit de man toe. Tot-slaaf-gemaakten de eigenaar. Dieren nog steeds het baasje. En voor dieren is de eerste stap simpel en nabij: maak van het dier in de wet een zelfstandig doel. Gun dieren een zelfstandige rechtspositie, wat ontbreekt in de Wet Dieren.
 In Nederland, een land zonder common law, is die beslissing niet aan rechters, maar aan de wetgever. Gelukkig, want dit is geen juridische, maar een ethische en dus politieke discussie. Over de politiek van verschil, wie tot alle(n) worden gerekend en wie rechten toekomt. Het normaliseren van dierenrechten zal ervoor zorgen dat we dieren gaan beschouwen tot wat iedereen met een hond of kat allang weet: het zijn zelfstandige wezens met een autonome gevoelshuishouding. Geef ze dan ook het recht om als zodanig behandeld te worden.